Veteranen (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D28194, datum: 2025-06-16, bijgewerkt: 2025-06-17 10:42, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-06-16 13:00: Veteranen (Notaoverleg), vaste commissie voor Defensie
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Veteranen
VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Defensie heeft op 16 juni 2025 overleg gevoerd met de heer Brekelmans, minister van Defensie, over:
de brief van de minister van Defensie d.d. 4 juni 2025 inzake Veteranennota 2024-2025 (30139, nr. 283);
de brief van de minister van Defensie d.d. 6 november 2024 inzake ontwikkelingen in het veteranenbeleid (30139, nr. 279);
de brief van de minister van Defensie d.d. 15 april 2025 inzake reactie op verzoek commissie over de beleidsreactie op het rapport van de Veteranenombudsman "Erken mijn zorgen" (30139, nr. 281);
de brief van de minister van Defensie d.d. 14 mei 2025 inzake afschrift van de brief aan de Veteranenombudsman over het rapport "Tijdig, transparant en toegewijd" (30139, nr. 282).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,
Kahraman
De griffier van de vaste commissie voor Defensie,
De Lange
Voorzitter: Kahraman
Griffier: De Lange
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Boswijk, Ellian, Kahraman, Nordkamp en Pool,
en de heer Brekelmans, minister van Defensie.
Aanvang 13.02 uur.
De voorzitter:
Ik open de vergadering van de vaste commissie voor Defensie en heet u
allen van harte welkom. Een speciaal welkom aan de minister en zijn
ondersteuning. Ook welkom aan de dames en heren op de publieke tribune
en natuurlijk ook aan de commissieleden. Dit is een notaoverleg over
onze veteranen. U heeft verschillende spreektijden, afhankelijk van de
grootte van uw partij. De PVV heeft 10 minuten spreektijd,
GroenLinks-Partij van de Arbeid 9 minuten, CDA 5 minuten, en VVD en NSC
hebben 8 minuten. Dit is voor de eerste en tweede termijn gezamenlijk,
houdt u daar alstublieft rekening mee. Ik geef u mee dat ik de
woordvoerder ben namens Nieuw Sociaal Contract op dit onderwerp en als
laatste mijn bijdrage zal leveren.
Ik wil beginnen met de heer Ellian namens de VVD. Ik geef vier
interrupties in de eerste ronde.
De heer Ellian (VVD):
"Hoppa" zegt meneer Boswijk.
Dank u wel, voorzitter. Het is voor mij de eerste keer dat ik bij dit
notaoverleg namens de VVD het woord mag doen. Dat vind ik bijzonder, in
de eerste plaats omdat ik als mens veel waardering heb voor onze
veteranen. De VVD heeft dat ook. Ik heb er velen mogen spreken de
afgelopen weken. Mijn schoonvader is zelf veteraan. Ik denk dat velen
dit na mij zo meteen ook zullen zeggen, maar we zijn veteranen eeuwige
dank verschuldigd voor hun inzet, onder niet altijd makkelijke
omstandigheden, voor onze vrede, veiligheid en vrijheid. Met collega's
Kahraman en Nordkamp was ik in Bosnië, in Srebrenica. Wat wij daar
hebben gezien, heeft diepe indruk op mij gemaakt. Niet alleen het leed
van de nabestaanden, de genocide, wat verschrikkelijk is, maar vooral
wat zo'n missie heeft gedaan met onze militairen en vooral ook hoe ze
daarna behandeld zijn. Ik was nog vrij jong toen dit allemaal
plaatsvond, maar als ik er één ding aan heb overgehouden, is het dat we
heel voorzichtig moeten omgaan met militairen die terugkeren uit zware
omstandigheden. Het is misschien goed om ook hier nog maar eens te
zeggen dat in ieder geval ik ze niets kwalijk neem; het was iets
onmogelijks.
Dat gezegd hebbende, moeten we toch even aan de slag met de inhoud van
de nota. Wat mij opviel aan de nota, is dat die er mooi uitziet, met
veel infographics. Wat ik nu ga zeggen, is volgens mij niet nieuw, want
ik heb even mijn voorgangers geraadpleegd: het is wel lastig om de
beleidsinhoudelijke punten uit de nota te halen, en met name om de
beleidsinhoudelijke doelstellingen en speerpunten te koppelen aan de
Veteranenwet. Ook is het lastig om deze nota te vergelijken met die van
vorige jaren zodat je kunt zien welke kant het opgaat: gaat het beter,
gaat het minder goed, waar zitten zorgen en pijnpunten? Ik ben benieuwd
hoe de minister hiernaar kijkt. Het zou mij wel helpen als we het op een
iets andere manier zouden kunnen vormgeven, zodat je als Kamerlid je
controlerende werk kunt doen.
Voorzitter. Dan ga ik wat dieper in op de inhoud. Als eerste de
veteranendefinitie. Het is vreemd dat militairen die nu uitgezonden
worden naar gebieden waar nog geen sprake is van oorlogsomstandigheden,
niet de veteranenstatus krijgen. We hadden vorige week een mooie
rondetafel daarover. Ondanks dat er juridisch en feitelijk geen sprake
is van een oorlogssituatie, kan het nog steeds wel mega-ingrijpend zijn.
Daar zijn diverse voorbeelden van, variërend van Air Policing en Frontex
tot onze militairen die nu in Litouwen zitten. Is de minister bereid om
binnen de mogelijkheden die hij heeft … Ik heb de wet hier voor mij
liggen. In artikel 1, sub c staat: ter handhaving of bevordering van de
internationale rechtsorde voor zover deze missie bij regeling van onze
minister is aangewezen. De minister zou dat dus kunnen doen. Mijn vraag
is of hij daartoe bereid is. Daarmee bedoel ik dus missies die niet in
oorlogsgebied zijn maar die wel ingrijpend zijn. Dat zijn er best wat.
Is hij bereid om die aan te wijzen in de zin van de wet? Want dat
betekent dat artikel 4 en artikel 5 dan ook van toepassing zijn op
veteranen: de zorgplicht na inzet en de bijzondere zorgplicht.
Voorzitter. Dan mijn tweede punt. Dat is een punt dat me echt aan het
hart gaat; dat zal niemand verbazen. Ondanks dat veel mensen nog steeds
denken dat ik uit Iran kom — zo voelt het ook wel, omdat dat een heel
belangrijk deel van mijn geschiedenis is — ben ik geboren in Kabul,
Afghanistan. Dus mijn hart gaat uit naar de Afghanistanveteranen. Daar
zou jaarlijks aandacht aan worden besteed in de nota, maar ik vond er
maar weinig over terug. Het is een omvangrijke groep van 30.000 mensen.
Het aantal aanmeldingen neemt toe, wat niet gek is, want helaas
manifesteren vele klachten zich pas na tien of vijftien jaar, weten we
uit onderzoek. Het gaat om een grote groep. Ik zou graag zien dat daar
apart aandacht aan wordt besteed in de nota, ook gelet op de
ontwikkelingen in Afghanistan. Die doen mij pijn en dan ben ik er niet
eens geweest, dus laat staan als je daar gediend hebt en echt wel hele
goede dingen hebt gedaan. Ik maak me zorgen om deze groep. Ik wil de
minister vragen of hij hier alsjeblieft specifiek aandacht aan wil
besteden. Er ligt een goed onderzoek uit 2019. Wat gaat de minister
daarmee doen?
Voorzitter. Ik kom op mijn derde punt. Er loopt al jaren een
ingewikkelde discussie over het voorzieningen- en uitkeringsstelsel,
waar een keertje doorzetting op nodig is. Veel regelingen zijn pas
beschikbaar na een lang traject; dat draagt niet bij aan het herstel van
een persoon. Herziening van deze regelingen loopt al jaren. Het heet
HVUS, zeg ik erbij voor de liefhebber. Mij is gebleken dat er veel
behoefte is aan deze herziening, die ook het herstel van iemand met
klachten ten goede komt. Is de minister bereid om hier een klap op te
geven en te zeggen: beste mensen, we gaan nu vooruit, want volgens mij
komt dit ten goede aan degenen die dat nodig hebben?
Voorzitter. Mijn volgende punt: is het niet een beetje gek dat het
beleidsuitgangspunt niet is dat voorkomen beter is dan genezen? Dat is
een algemeen adagium in het leven dat vaak heel goed werkt. Heel veel
van het veteranenbeleid wordt besteed aan ziekte en begeleiding, maar
het voorkomen van bijvoorbeeld PTSS is natuurlijk superbelangrijk. Daar
weten we heel veel over. Kan de minister aangeven waarom dit
uitgangspunt niet veel manifester wordt opgenomen? Het staat er
eigenlijk helemaal niet. Hoe voorkom je dat iemand PTSS kan krijgen? Ik
geef een voorbeeld. Een veteraan moet na een uitzending een vragenlijst
invullen. Waarom wordt er niet echt nagebeld? Juist degenen die die
lijst maar half of niet invullen, zijn degenen aan wie je misschien al
in eerste instantie aandacht zou moeten besteden.
Voorzitter. Tot slot wil ik aandacht vragen voor de vergoeding voor
belangenbehartigers. Een belangenbehartiger kan nu €15.000 vergoeding
krijgen in het schadetraject. In mijn vorige rol bij JenV heb ik hier
ook aandacht voor gevraagd bij andere typen trajecten. Er zit natuurlijk
een gekke prikkel in voor een belangenbehartiger, die misschien eerst
die €15.000 op wil hebben, terwijl dat helemaal niet in het belang hoeft
te zijn van degene met klachten die hij bijstaat. Dus daar gaat een
zekere perverse prikkel van uit. Zou je daar niet iets moeten doen met
een dubbele redelijkheidstoets, of iets meer moeten toetsen of de
gemaakte kosten ook echt nodig zijn, zoals in het civiele recht gebeurt?
Uiteindelijk gaat het erom dat degene wiens belangen je behartigt zo
goed mogelijk wordt geholpen en dat er een mooie regeling wordt
getroffen. Als het snel kan: mooi. En dan verdient de belangenbehartiger
wat minder. Het belang van degene die hulp nodig heeft, staat
centraal.
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage. Ik zie dat de heer Nordkamp een vraag
heeft.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Ik hoor de heer Ellian een aantal zaken benoemen die ik herken en die ik
ook in mijn spreektekst heb staan, zoals de zorg richting veteranen, de
afhandeling daarvan en compensatie tegenover hen. Ik miste in zijn
lijstje alleen wel de bijzondere invaliditeitsverhoging. Mijn vraag is
of de heer Ellian daarmee bekend is. Dat is ongetwijfeld zo, want het is
ook aangekaart door het Veteranen Platform en de Bond van Nederlandse
Militaire Oorlogs- en Dienstslachtoffers. Hoe staat de heer Ellian in de
discussie over dat het weliswaar smartengeld is, maar dat het geen
eenmalige maar een maandelijkse uitkering is? Moeten we het daarom wel
belasten en zien als inkomen, ondanks dat het smartengeld is, of zegt
hij dat smartengeld smartengeld is, of dat nou maandelijks wordt
uitgekeerd of jaarlijks, en dat het geen inkomen is, maar een vergoeding
voor opgelopen leed en beperking van levensvreugde? Het is misschien
niet de verantwoordelijkheid van de minister van Defensie — het is de
verantwoordelijkheid van de minister van Financiën — maar het is
misschien wel aan ons om ons hierover uit te spreken, ook gezien onze
verantwoordelijkheid richting militairen. Hoe kijkt de heer Ellian
daartegen aan?
De voorzitter:
Voordat ik de heer Ellian het woord wil geven, wil ik iets zeggen. Ik
ben het net vergeten te zeggen. Daarom kom ik u deze keer tegemoet en
beschouw ik dit als één interruptie, maar in het vervolg wil ik de vraag
wel binnen 45 seconden hebben. Anders tel ik hem als twee
interrupties.
De heer Ellian (VVD):
Uiteraard ben ik bekend met dit vraagstuk; het was gisteren ook bij
EenVandaag. Ik heb het inderdaad niet in mijn spreektekst opgenomen,
niet omdat ik het niet belangrijk vind of omdat de VVD het niet
belangrijk vindt. Volgens mij staat zelfs in ons verkiezingsprogramma
dat wij vinden dat smartengeld voor veteranen onbelast zou moeten zijn.
Ik heb ook even gekeken hoe vaak dit de afgelopen jaren ter sprake is
gekomen in de Kamer. Op diverse plekken, ook in de commissie voor
Financiën, komt het best regelmatig aan de orde. In alle eerlijkheid,
meneer Nordkamp: ik weet niet waar het nu precies stokt, want kennelijk
heeft de Kamer al eerder richting het kabinet uitgesproken: regel dit
alsjeblieft. Mij is niet helemaal duidelijk waar de hiccup zit. Ik kan
me best voorstellen dat er wat fiscale consequenties aan zitten. Ik neem
aan dat de heer Nordkamp daar in zijn bijdrage ook naar zal vragen. Ik
ben dus heel nieuwsgierig hoe de minister van Defensie als
verantwoordelijke voor het veteranenbeleid hiernaar kijkt, want voor
veteranen doet dit ertoe. Ik kan de fiscaliteit niet beoordelen, maar ik
dacht dat we deze richting al gewoon op zouden gaan. Er ligt volgens mij
ook gewoon een eerder aangenomen motie van collega Boswijk, die zich
hier ook al een paar keer over heeft uitgelaten; die motie kwam ik tegen
toen ik dit opzocht. Maar kennelijk stokt het ergens. Ik ben dus
benieuwd waar het stokt. Volgens mij is er ergens in de komende weken
ook nog een commissiedebat over fiscaliteit. Ik kan me voorstellen dat
dit daar ook nog aandacht krijgt, want ik weet niet precies waarom die
regeling nu wel of niet zo uitpakt. Wat ik vanuit mijn oude rol wel weet
— ik ben advocaat geweest — is dat dit op andere terreinen al heel
gewoon is. Civiel smartengeld na een ongeval is bijvoorbeeld onbelast.
Het is mij ook niet helemaal duidelijk waar het onderscheid zit. Ik hoop
dat dat een antwoord was.
De voorzitter:
De heer Nordkamp voor een vervolgvraag.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Ik heb niet per se een vervolgvraag; ik hoop meer een conclusie te
kunnen trekken. Het wordt vaak behandeld door de commissie voor
Financiën, maar wij spreken de vertegenwoordigers van veteranen. Die
zorgen komen dus bij ons terecht. Ik ben blij dat de VVD zegt dat dit
ook haar standpunt is en dat het ook zo in haar verkiezingsprogramma
staat. Ik heb wat vragen aan de minister. Laten we de antwoorden daarop
afwachten. Het zou mooi zijn als dit vervolgens nog aanleiding is om het
signaal af te geven, bijvoorbeeld richting de commissie voor Financiën,
dat we dit samen zouden kunnen doen.
De heer Ellian (VVD):
Volgens mij is er geen misverstand over de inzet. Ik lees hier
bijvoorbeeld dat de voormalige staatssecretaris Van der Maat zou gaan
regelen dat veteranen geen belasting zouden hoeven te betalen over
smartengeld. Dat was op 23 juni 2023. Ik ben dus vooral benieuwd of er
een probleem is en of we kunnen helpen, want volgens mij is de Kamer
hier vrij duidelijk over. Als dat naar onze collega's van Financiën
moet, is dat ook goed.
De heer Pool (PVV):
Ik heb een vraag aan de gewaardeerde collega Ellian over de regeling
voor de schadevergoeding voor veteranen. Eerder kwam de Algemene
Rekenkamer met de conclusie dat in 60% van de gevallen de deadline van
twee jaar die staat voor het doorlopen van dit hele systeem, niet wordt
gehaald. Dat vinden we als PVV erg treurig, omdat dat gewoon slecht
nieuws is voor die veteranen. Kan de heer Ellian erop reflecteren waarom
dat maar niet beter wordt onder de VVD?
De heer Ellian (VVD):
Zoals ik vorige week zei tegen collega Pool: als het onweert, is het de
schuld van de VVD. De heer Boswijk zegt: dat klopt. Ik zou willen dat ik
ook invloed had op het weer, maar die invloed heb ik niet. Volgens mij
doet het er niet toe welke bewindspersoon hiervoor verantwoordelijk is.
Die termijn van twee jaar is geen zinloze termijn. Daar zit een gedachte
achter. Het is immers al belastend genoeg voor de betrokkenen. Je hebt
die duidelijkheid nodig om enig zicht te hebben op hoe je verder moet
met je leven. Er is al genoeg gebeurd in het leven van zo'n persoon.
Volgens mij moet dat dus centraal staan. Dat is toch het aardige als je
vanuit een andere commissie overstapt naar de commissie voor Defensie:
bij verzekeraars zie je dit natuurlijk ook. Door de bank genomen gaat
het daar oké, maar ik heb ook daar verhalen gehad over mensen die jaren
wachten. Dat betekent zó veel. Volgens mij zijn collega Pool en ik het
er dus over eens dat dit op orde moet worden gebracht. Het zou fijn zijn
als we ook enig zicht krijgen op de oorzaak. Heeft het te maken met
processen of met beslissingen? Zijn de aanvragen niet duidelijk? Als je
een termijn van twee jaar met elkaar afspreekt, moet je er in het belang
van die veteranen echt naar streven dat dat ook het uitgangspunt is. Ook
dit lijkt mij dus een mooie vraag voor deze VVD-minister.
De voorzitter:
De heer Pool voor een vervolgvraag.
De heer Pool (PVV):
Hartstikke mooi. Hartelijk dank voor het antwoord. Fijn dat we de VVD
aan onze zijde vinden in deze kritiek. We zullen die vraag zo dadelijk
ook aan de minister stellen en hopelijk krijgen we daar een goed
antwoord op.
De voorzitter:
Dank. Volgens mij is dat geen vraag. De heer Ellian maakt ook geen
aanstalten om daarop te antwoorden. Wilt u daarop antwoorden, meneer
Ellian?
De heer Ellian (VVD):
Nee, het is een terechte vraag. Ik ben ook benieuwd naar het antwoord.
Dat gaan we afwachten.
De voorzitter:
Dank. Ik zie geen vraag meer. Dan geef ik het woord aan de heer Boswijk
van het CDA.
De heer Boswijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik voer het woord mede namens de SGP. Ik sluit
mij volledig aan bij mijn voorganger, de heer Ellian, als het gaat over
de woorden van waardering voor onze veteranen. Ik vind het mooi dat we
in deze commissie misschien wel over heel veel dingen van mening kunnen
verschillen, maar dat de steun en de waardering voor veteranen eigenlijk
altijd breed, van links tot rechts in deze Kamer, gedeeld worden.
Voorzitter. Veteranen hebben zich niet alleen langer en korter geleden
ingezet voor onze vrede en veiligheid, maar doen ook vandaag de dag nog
steeds bijzondere dingen. In het bijzonder wil ik aandacht vragen voor
Robin, Tjeerd, Damian en Randy die op 1 juni zijn begonnen met een
speedmars naar Oekraïne. Zij hebben €100.000 opgehaald en voor bijna
€100.000 aan medische middelen. Als het goed is, hopen ze morgen weer
terug te komen in Nederland. Wat een ongelofelijk inspirerende actie!
Bovendien halen ze daarmee gelijk geld op voor Oekraïense militairen die
fysieke maar ook mentale hulp nodig hebben.
Vannacht startte Stefan Mutsdas met zijn vijfdaagse tocht voor herstel
om aandacht te vragen voor een burgerinitiatief om excuses aan te bieden
aan Molukse KNIL-militairen. Zoals algemeen bekend zijn zij schandalig
behandeld toen ze in de jaren vijftig terugkwamen in Nederland. Mijn
eerste vraag is: hoe kijkt de minister naar dit burgerinitiatief?
Voorzitter. Onze veteranen verdienen de best mogelijke zorg. Laten we
namelijk niet vergeten dat de missie niet stopt als je terug bent. Voor
veel veteranen begint dan pas de strijd met herinneringen, met trauma's
en met bureaucratie. We mogen ze niet daarin laten zwemmen. Onlangs
diende ik samen met mijn collega's Mutluer en Van der Werf een
initiatiefnota in om te pleiten voor een landelijk PTSS-meldpunt voor
alle geüniformeerde beroepen. De basis ligt wat ons betreft al heel goed
bij het Veteranenloket en het Veteraneninstituut. Wij kregen hiervoor
ook steun van de Veteranenombudsman. Hoe kijkt de minister naar deze
initiatiefnota? Wat is de reactie van de minister op de oproep van de
Veteranenombudsman? Hij geeft aan dat zorg, erkenning en waardering niet
langer mogen afhangen van de smalle definitie van het woord "veteraan".
Collega Ellian refereerde daar al even aan. Moet die niet worden
verbreed? We hebben het hier al vaker over gehad. De manieren van inzet
zijn echt veranderd ten opzichte van de tijd dat de Veteranenwet tot
stand is gekomen. Moet er dus geen actualisatie van die definitie
plaatsvinden? In het verlengde daarvan vraag ik ook of actualisatie van
de Veteranenwet moet plaatsvinden. Zo ja, wie neemt dan het initiatief?
Moet de Kamer dat doen of doet deze minister dat?
Voorzitter. In het licht daarvan hebben we ook al vaker discussies en
gesprekken gehad over het decoratiestelsel Hoe waarderen we militairen
die zich bijvoorbeeld inzetten bij Interflex, het opleiden van
Oekraïners? En ook: hoe ga je bijvoorbeeld om met een dronepiloot die
misschien fysiek wel hier in Nederland is, maar operaties aan de andere
kant van de wereld uitvoert? Er ligt een aangenomen motie die deze
minister de opdracht geeft om zowel het veteranen- als het
decoratiestelsel te actualiseren. De staatssecretaris heeft vorig jaar
oktober laten weten dat ze ermee bezig zijn, maar het duurt wel erg
lang. Dit is inmiddels mijn vierde debat over de Veteranennota en dit is
ook de vierde keer dat we het hierover gaan hebben.
Voorzitter. Ik sluit me aan bij de vragen die de heer Pool net in zijn
interruptie stelde over het feit dat 60% van de aanvragen rond claims
langer dan twee jaar duren. Ik heb gehoord dat de minister zes
maatregelen heeft genomen. Hoe staat het daarmee? Is dat afdoende? Want
het zijn stuk voor stuk schrijnende gevallen. Bovendien ben ik inderdaad
heel benieuwd hoe het staat met het onbelaste smartengeld. Dat is
eigenlijk dezelfde vraag als die van de heer Nordkamp; dat is een beetje
het rare als alle interrupties al geplaatst zijn. Bij politie en
brandweer is het smartengeld al wel onbelast georganiseerd, maar bij
Defensie nog niet. Dat is natuurlijk een beetje gek.
Dat was 'm, voorzitter.
De voorzitter:
Dank aan de heer Boswijk. Ik zie geen interrupties. Dan ga ik het woord
geven aan de heer Pool. Hij spreekt namens de PVV.
De heer Pool (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Een mooi stuk over de KNIL-soldaten! Namens de
PVV sluit ik me graag aan bij de vraag die de heer Boswijk daarover
stelde.
Voorzitter. Nederland kent ruim 100.000 veteranen, mannen en vrouwen die
namens ons Koninkrijk uitgezonden zijn geweest en ons land op de
gevaarlijkste plekken op aarde hebben gediend. De politiek is
verantwoordelijk voor hun inzet en die heeft dan ook de wettelijke en de
morele plicht om ervoor te zorgen dat veteranen de zorg en de waardering
krijgen die hun toekomt. Ik kan dit debat dan ook niet anders beginnen
dan met de afschuw van de PVV uitspreken over de ontwikkelingen van het
afgelopen weekend. Marco Kroon, veteraan en drager van de Militaire
Willemsorde, moet zich deze week melden bij de Koninklijke Marechaussee.
Hij zal als verdachte worden gehoord vanwege zijn daadkrachtige optreden
op Bevrijdingsdag, toen links pro-Hamastuig de plechtigheid in
Wageningen kwam verstoren. En in plaats van dat hij wordt geroemd om
zijn paraatheid, wordt hij behandeld als de eerste de beste crimineel.
Het is woest makend hoe deze militair, die zulke enorme offers voor zijn
land heeft gebracht, door het VVD-regime behandeld wordt. Een van de
dapperste soldaten die onze krijgsmacht kent, vraagt zich nu openlijk af
wat het uniform en onze driekleur nog voor waarde voor hem hebben. Zo
ver is het dus gekomen. Hoe halen de VVD-minister van Defensie en de
VVD-minister van Justitie en Veiligheid het in hun hoofd om deze abjecte
gang van zaken toe te staan? De PVV eist dat dit schandalige onderzoek
direct gestaakt wordt. Artikel 127 van de Wet op de rechterlijke
organisatie geeft dit kabinet daar alle ruimte toe. In aanvulling daarop
eist de PVV dat beide VVD-ministers formeel excuses maken aan majoor
Kroon voor dit absolute dieptepunt. Hoe met deze oorlogsheld wordt
omgegaan, is onacceptabel.
De voorzitter:
Meneer Pool, voordat u verdergaat ... U heeft wat losgemaakt. Ik zie een
tweetal interrupties bij collega's. De heer Boswijk was als
eerste.
De heer Boswijk (CDA):
Ja, voorzitter. Ik vind het altijd een beetje jammer dat ik net in mijn
opening zei dat we dit nooit politiek moeten maken, en prompt wordt de
VVD voor de bus gegooid. Toen dit plaatsvond, heb ik zowel de IGK
Boudewijn Boots als majoor Kroon allebei publiekelijk en privé bedankt
voor hun inzet. Ik vind het fantastisch wat zij toen hebben gedaan.
Tegelijkertijd leven we in een democratische rechtsstaat. Militairen
worden uitgezonden om die rechtsstaat ook te beschermen. Het is nu dus
wel het recht dat zijn gang en beloop moet hebben. En het is niet dat de
VVD nu zegt dat we Marco Kroon moeten gaan vervolgen. Tja, er doet
iemand aangifte en dan gaan er procedures beginnen. Ik heb ook mijn
mening over die aangiften en over die mensen die zeggen dat ze zich
gekneusd voelen enzovoort. Daar heb ik ook niet zo veel mee, maar het
recht en de procedures zeggen nu eenmaal dat dit moet gebeuren. En dan
heb ik er veel meer vertrouwen in dat de heer Kroon uiteindelijk vrijuit
gaat dan wanneer wij hier een politiek proces van maken. Daar heeft
majoor Kroon niks aan en onze rechtsstaat ook niet. Dus ik zou toch
willen dat we dit niet doen.
De voorzitter:
De heer Pool. Ik zeg wel dat er twee interrupties waren na de heer
Boswijk. De heer Pool.
De heer Pool (PVV):
Nou ja, de PVV doet deze hele duidelijke oproep aan het kabinet wel om
te stoppen met dat absoluut schandalige onderzoek. En volgens ons moet
dat ook gewoon kunnen; artikel 127 geeft de minister gewoon de
mogelijkheid om het OM daarop aan te spreken. Dat moet wat ons betreft
dan ook gebeuren. We vinden het onbestaanbaar dat er zo veel zaken in
dit land die echt belangrijk zijn niet worden opgepakt voor onderzoek of
vervolging, en dat onze oorlogsheld, die dus heeft ingegrepen toen het
nodig was, wordt gehoord door het OM en de Koninklijke Marechaussee.
Beide VVD-bewindspersonen kunnen zich daartegen uitspreken en ze kunnen
actie ondernemen. Dat is wat we vandaag vragen.
De heer Ellian (VVD):
Voorzitter. Volgens mij zijn we het op zich eens dat Marco Kroon en de
Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht heel kordaat en effectief hebben
gehandeld, en dat de demonstranten vijf kilo boter op hun hoofd hebben.
Daar zijn we het dus volgens mij over eens. Maar waar ik even op aansla,
is dat "VVD-regime". Ik weet niet of PVV'ers in Nederland ooit een
regime hebben meegemaakt, maar ik weet wat een regime is. En wie mij
volgde de afgelopen dagen, weet ongeveer waar ik op doel: onder andere
op Iran. Ik snap dat de campagne is begonnen en dat de PVV graag de VVD
wil aanvallen, maar ik wil de heer Pool, die ik ken als iemand die vaak
ook mooie zinnen formuleert, toch dit vragen. "Regime" past niet. Dit
zijn ministers namens de VVD die naar eer en geweten hun werk proberen
te doen. En als u het niks vindt ... Ik kan soms ook lachen om de
kritiek die u heeft. Dat is allemaal prima, maar ik wil u toch vragen om
het woord "regime" te heroverwegen. Dit zijn twee interrupties; dat weet
ik, voorzitter, en dat neem ik voor lief, ook omdat de heer Pool vraagt
om ingrijpen van de ministers. Dat betekent niet dat ze in een regime
iets hebben gedaan, want u vindt dat ze nu iets zouden moeten doen. Kort
en goed, zou de heer Pool het woord "regime" willen heroverwegen?
De heer Pool (PVV):
Dank u wel voor die oproep. De reden dat ik het woord "regime" heb
gekozen, is om onze woede te uiten over het feit dat een oorlogsheld,
iemand die namens ons is uitgezonden en die grote persoonlijke offers
heeft gebracht in zijn dienst voor Nederland, nu gewoon als een
verdachte gehoord gaat worden door de Koninklijke Marechaussee. En hij
zegt daarom dus: nou ja, als dit het Nederland is onder de VVD … En dat
is het, want we hebben een VVD-minister van Defensie. We hebben een
VVD-minister van Justitie en Veiligheid. Als die niet ingrijpen, zijn ze
geen knip voor de neus waard. En als zo'n veteraan dan zegt "nou ja, als
dit echt gebeurt in het land dat ik zo lang heb gediend, dan vraag ik me
eigenlijk af wat het uniform en onze driekleur nog voor waarde hebben
voor mij", dan vinden we dat zo slecht, zo'n dieptepunt, dat het woord
"regime" echt wel op z'n plaats is.
De voorzitter:
Ik zie geen vragen meer. U kunt uw betoog vervolgen.
De heer Pool (PVV):
Voorzitter. Dan kwam de Algemene Rekenkamer eerder dit jaar met
schrikbarende onthullingen over hoe slecht het ervoor staat met het
afhandelen van de vergoeding voor veteranen die schade hebben opgelopen
als gevolg van hun uitzending. Uit het rapport Focus op
schadevergoedingen voor veteranen blijkt dat in 60% van de gevallen het
streven van deze VVD-minister van Defensie om zaken van de Regeling
Volledige Schadevergoeding binnen twee jaar af te handelen niet wordt
gehaald. Soms is er zelfs sprake van een doorlooptijd van maar liefst
acht jaar. Een onaanvaardbaar lange periode, waarin de betreffende
veteraan in onzekerheid en persoonlijke ellende zit! De PVV roept deze
VVD-minister dan ook ter verantwoording over deze conclusies van de
Rekenkamer. Wat is zijn reactie hierop? En wat heeft hij tegen de
veteranen te zeggen, die hierdoor gepijnigd worden?
Voorzitter. Een van de veteranen die ik dit jaar heb mogen leren kennen,
is Daniël. Hij werd uitgezonden naar Bosnië en keerde terug met PTSS. De
armoede en de hulpeloosheid van de bevolking tekenden hem voor het leven
en het constante gevaar voor mijnen tijdens patrouilles zorgde ervoor
dat hij jarenlang niet meer over het gras durfde te lopen. Enkele jaren
geleden trok hij het niet meer en deed hij met een overdosis slaappillen
een zelfmoordpoging. Goddank heeft hij dat overleefd en werkt hij nu
hard aan een positieve ommezwaai van zijn leven. Met zijn organisatie
Echo 22 draagt hij bij aan het voorkomen van zelfdoding onder veteranen.
Vandaag is hij hier te gast.
Maar ondanks dat is hij nog steeds verwikkeld in een bitter proces met
Defensie om compensatie. De afgelopen jaren heeft hij allerlei keuringen
en gesprekken doorlopen en uiteindelijk werd vastgesteld dat hij voor
23% arbeidsongeschikt is. Vervolgens kreeg hij een advocaat van Defensie
op bezoek, die stelde dat alles duidelijk was en dat er een berekening
zou worden gemaakt van het bedrag aan compensatie. Echter, Defensie
stelt nu dat er weer een extern onderzoek naar Daniël moet komen om vast
te stellen voor hoeveel procent hij nou eigenlijk echt arbeidsongeschikt
is.
Voorzitter. Ik hoef niemand eraan te herinneren wat een klap het is voor
een veteraan met PTSS om weer door zo'n heel zwaar proces heen te moeten
gaan. Weer alles opnieuw beleven. Weer continu getriggerd worden. Hij
trekt dat niet en daarom ligt de hele zaak nu stil, terwijl hij, net als
zo veel andere veteranen die zich in zo'n situatie bevinden, maar één
ding wil: afsluiting en verder kunnen gaan met zijn leven. Daarom hoor
ik graag van de minister wat hij gaat doen voor deze Bosniëveteraan,
want hij moet het toch met ons eens zijn dat dit zo niet kan.
Voorzitter. Recent vond de première van Terug met Dutchbat plaats en
onze Kamercommissie was daarvoor uitgenodigd. Het was een zeer
indringende documentaire van de EO over Dutchbatveteranen die terugkeren
naar Srebrenica. Binnenkort, op 11 juli, wordt het eerste deel
uitgezonden. Ik raad iedereen aan om dit te gaan kijken. Het was
indrukwekkend om de veteranen uit deze documentaire die avond aan het
woord te horen en het is mooi dat deze terugkeerreizen bestaan.
Voorzitter. Afgelopen week sprak onze Kamercommissie ook met de Dutchbat
III-veteraan Ronald Wentink. Hij zal in december zo'n terugkeerreis gaan
maken naar Srebrenica. Ik werd gegrepen door zijn verhaal daarover. Hij
hoopt de route van 8 kilometer, die hij in 1995 hulpverlenend voorwaarts
liep ter ondersteuning van de vluchtende bevolking, opnieuw te kunnen
lopen. In die tijd droeg hij ook een gewond meisje van 10 jaar in zijn
armen mee. Vorig jaar hoorde hij dat zij waarschijnlijk nog leeft. Hij
zou niets liever willen dan haar weer kunnen ontmoeten, wellicht op deze
reis, wellicht op een andere manier. Ik zou graag aan de minister willen
vragen of hij zou kunnen kijken of wij daarbij kunnen helpen. De
Nederlandse ambassade is hierbij al betrokken geweest, maar wellicht
ziet deze minister nog andere mogelijkheden. Ik hoor het graag.
Voorzitter. Ook hoorde ik van een andere Dutchbat III-veteraan dat
ondanks dat onze soldaten in heftige gevechten met de Serviërs zijn
geweest, er geen gevechtsinsignes zijn toegekend. Nu kan het insigne
voor optreden onder gevechtsomstandigheden met terugwerkende kracht tot
zes maanden na het incident worden toegekend door de minister, maar
wellicht kan hij op deze kwestie ingaan. Klopt dit? En nog belangrijker:
ziet hij dan een mogelijkheid om hieraan voor de betreffende soldaat
iets te doen? Dat zou weer een stukje extra terechte erkenning
zijn.
Voorzitter. Ik wil graag nog iets langer stilstaan bij de zorg voor onze
veteranen. In een van onze eerdere debatten vroeg ik namens de PVV of de
minister het initiatief Sparrenheuvel, waar het Leger des Heils ook bij
betrokken is, onder de aandacht wilde brengen bij de lokale gemeenten,
om ervoor te zorgen dat veteranen hun weg hier kunnen vinden. Dat werd
toegezegd. Graag verneem ik vandaag van de minister hoe dat de afgelopen
maanden is verlopen en of dit initiatief nu meer bekendheid heeft
gekregen bij de lokale overheid, vaak het eerste aanspreekpunt voor onze
dak- en thuisloze veteranen. Hoe kijkt deze minister naar de manier
waarop de zorg nu in de bredere zin wordt vormgegeven voor onze
veteranen? Een andere veteraan die ik sprak, zei namelijk dat zij
voornamelijk zijn aangewezen op de civiele zorg, terwijl ze als actief
dienend militair te maken hadden met militaire zorg, die wellicht ook
beter bij hen als veteraan zou kunnen passen. Graag vraag ik de minister
om een reflectie hierop.
Voorzitter. Tot slot wil ik namens de PVV onze Nederlandse veteranen
bedanken voor hun inzet voor ons land. Jullie zijn helden. Ook dank ik
graag de vele organisaties — ik zie bijvoorbeeld de BNMO hier op de
publieke tribune zitten — voor de steun die zij onze veteranen dag en
nacht geven. Jullie doen zeer nobel werk.
Voorzitter. Ik dank u wel en ik kijk uit naar een hele mooie
Veteranendag. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank aan de heer Pool voor zijn inbreng. Dan ga ik over naar de heer
Nordkamp namens GroenLinks-Partij van de Arbeid.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Ook ik wil allereerst van de gelegenheid gebruikmaken
om namens mijn fractie onze dank uit te spreken aan alle veteranen en
dienstslachtoffers. Zij verdienen erkenning, waardering en goede zorg,
en daar zijn wij als politiek verantwoordelijk voor. De huidige
Veteranenwet biedt daarvoor een stevige basis. Sterker nog, in
internationaal opzicht is deze wet uniek. Veel gaat goed en dat stemt
ons tevreden. Natuurlijk is nog niet alles goed geregeld en is er nog
ruimte voor verbetering. Hierover een aantal zaken.
Militairen die letsel oplopen tijdens hun dienst, bijvoorbeeld op
uitzending, en daarvoor een beroep doen op de Regeling volledige
schadevergoeding moeten vaak jarenlang procederen. We hebben het hier
over mensen die zich hebben ingezet voor onze vrede en veiligheid en die
vervolgens als ze schade oplopen, in een lange juridische strijd
terechtkomen. Dat is niet alleen frustrerend, het zorgt ook voor extra
stress bij een toch al kwetsbare groep. De minister heeft reeds
aangegeven dat hij de Regeling volledige schadevergoeding wil
verbeteren. Dat klinkt hoopvol maar de vraag blijft natuurlijk hoe hij
dat concreet vorm gaat geven en vooral wanneer de betrokken veteranen
hier in de praktijk ook echt iets van gaan merken.
Het onderwerp herziening van de voorzieningen- en uitkeringsstelsel,
kortweg HVUS, staat al meerdere jaren genoemd in de Veteranennota, maar
men wacht nog steeds op formele besluitvorming van Defensie en de
vakcentrales. Daarom de vraag aan de minister of hij zicht heeft op een
concrete datum voor overleg tussen Defensie en de sociale partners over
HVUS en of hij zich wil inzetten voor een daadwerkelijke
afronding.
Dan de bijzondere invaliditeitsverhoging, de BIV: smartengeld voor
militairen die in en door hun dienst een blijvende fysieke of psychische
beschadiging hebben opgelopen. De minister van Financiën wil deze
vergoeding blijven belasten, met als argument dat deze vergoeding
maandelijks wordt uitgekeerd en niet in één keer. Dat is onuitlegbaar en
oneerlijk. Smartengeld is bedoeld als vergoeding voor pijn, leed en
verlies van levensvreugde. Het is geen inkomen en zou ook niet als
zodanig belast moeten worden. Ik weet dat dit de verantwoordelijkheid is
van de minister van Financiën. Toch vind ik dat zowel de minister van
Defensie als de Kamercommissie voor Defensie vanuit haar
verantwoordelijk voor onze militairen moet oproepen tot een passende en
rechtvaardige oplossing. Ik overweeg hierover een motie in te
dienen.
De Veteranenwet bestaan inmiddels ruim tien jaar. Er is een brede roep
om evaluatie. De Veteranenwet zelf biedt ruimte voor actuele
beleidsvorming, dus wat ons betreft is het niet de wet die geëvalueerd
moet worden, maar de interpretatie en de uitvoering ervan. Daarvoor is
de kwaliteit van de rapportage wel van belang. Terecht is er daarom ook
kritiek op de Veteranennota. Die leest meer als een brochure dan dat die
voldoet als controlemiddel om te kunnen beoordelen in welke mate het
veteranenbeleid het in de Veteranenwet beoogde effect heeft. De
Veteranennota mag geen formaliteit zijn of worden, want daarmee zou het
een jaarlijkse rituele dans worden zonder verbetering als resultaat.
Vindt de minister dat wij als Kamer met deze Veteranennota zijn
veteranenbeleid goed kunnen controleren? Kunnen wij op basis van deze
nota vaststellen dat het veteranenbeleid toekomstbestendig is en dat er
voldoende rekening wordt gehouden met de groei van veteranenpopulatie
maar ook met de variatie in de veteranenpopulatie?
In relatie tot de kwaliteit van de Veteranennota wijs ik de minister ook
op de motie van het lid Van Wijngaarden, waarvan we kunnen vaststellen
dat deze niet is uitgevoerd. Graag een reactie daarop.
De Veteranenwet bevat een juridische definitie van "veteranen", waarbij
de minister per missie bepaalt wie daaronder valt. De aard van de
militaire inzet verandert echter; denk aan cyberoperaties,
trainingsmissies of inzet aan de oostgrens van Europa. Deze vormen van
inzet zijn zwaar, maar leiden vaak niet tot toekenning van de
veteranenstatus. Dat leidt tot vragen. Graag een reflectie van de
minister hierop. Specifiek heb ik de vraag of hij vindt dat de huidige
benadering nog passend is, gezien de veranderende aard van militaire
missies.
De overgang van de militaire naar de burgermaatschappij blijft een
aandachtspunt. Tegelijkertijd ben ik overtuigd van de waarde van
veteranen voor een weerbare samenleving. Daarnaast draagt positieve
zichtbaarheid van veteranen bij aan het vergroten van het draagvlak voor
Defensie en de wisselwerking met de samenleving. Initiatieven voor en
door veteranen spelen hierin een grote rol. Deze initiatieven moeten we
zo veel mogelijk faciliteren. Onlangs bezocht ik zo'n initiatief. Begin
februari ontvingen de vaste Kamercommissie voor Defensie een brief van
Frank van der Stokker, veteraan en bestuurder van de Stichting Veteranen
TV & Radio, een platform dat militairen, veteranen en hun thuisbasis
verbindt. Zijn brief sprak mij erg aan en daarom besloot ik af te reizen
naar Brabant om hierover in gesprek te gaan. Ik was onder de indruk van
zijn professionaliteit. Naast reguliere uitzendingen zijn ze jaarlijks
aanwezig op de Veteranendag maar ook op de Nijmeegse Vierdaagse. Ze
maken speciale uitzendingen, waaronder een uitzending in samenwerking
met de Koninklijke Luchtmacht voor uitgezonden militairen en hun
thuisbasis. Ze beschikken over een mobielestudiobus en hebben zelfs een
eigen mascotte, namelijk Bravo de Leeuw. We hebben lange tijd met elkaar
gesproken. Frank vertelde hoe een zoontje steun vond door via Veteranen
Radio zijn vader toe te spreken tijdens diens uitzending. Ook sprak hij
over een moeder die via Veteranen Radio luisterde naar dezelfde muziek
als haar zoon die op uitzending in het buitenland was, en zich zo
verbonden voelde met haar zoon.
Ik ben ervan overtuigd dat Veteranen TV & Radio bijdraagt aan de
waardering voor, en de erkenning en onderlinge verbondenheid van
veteranen door op authentieke wijze verbinding te creëren en een stem te
geven aan de gemeenschap. Dergelijke initiatieven die de positieve
zichtbaarheid van veteranen vergroten en daarmee ook het maatschappelijk
draagvlak voor Defensie versterken, moeten wij waar mogelijk
faciliteren. Ik zal daarover een motie indienen.
Voorzitter. Dan de terugkeerreizen. Vorig jaar heb ik samen met collega
Boswijk een motie ingediend om te onderzoeken …
De voorzitter:
Meneer Nordkamp, voordat u verdergaat, heeft u een interruptie van de
heer Boswijk.
De heer Boswijk (CDA):
Ik ga mij van harte aansluiten bij de opmerking van collega Nordkamp
over Frank van der Stokker. Ik ben er toevallig ook geweest. Ik vind het
ook een fantastisch initiatief. Alleen, net als heel veel initiatieven
vind iedereen ze fantastisch, maar lopen ze uiteindelijk toch een beetje
stuk. Ik sluit mij dus helemaal aan bij het pleidooi van de heer
Nordkamp. In het licht van dat pleidooi wil ik de heer Nordkamp vragen —
ik kan het niet meer aan de minister vragen — of hij het met mij eens is
dat de minister aan de gang moet met het ondersteunen van het Veteranen
Search Team. Deze commissie heeft al twee keer een motie ingediend, die
unaniem is aangenomen, over structurele financiering. Dat gaat niet heel
erg vlot, maar misschien kan de minister er iets over melden. Is de heer
Nordkamp dat met mij eens?
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Het Veteranen Search Team valt voor mij in dezelfde categorie als andere
initiatieven voor en door veteranen. Dat zal ons op meerdere fronten
winst opleveren, namelijk voor de veteraan zelf en ook voor het
draagvlak in de samenleving voor Defensie. Ik zal zo dadelijk een
voorstel indienen dat niet specifiek gaat over Veteranen TV & Radio,
maar het is daar wel op gebaseerd. Ook een voorbeeld dat u zojuist gaf,
valt daaronder. Daar hoort dus ook een Veteranen Search Team bij. Ik zeg
niet dat wij als Kamerleden moeten bepalen waar wel of niet op welke
wijze geld of andere vormen van ondersteuning naartoe moeten. Ik vraag
hier wel aandacht voor. Ik vind dat het meer aandacht verdient, ook in
de Veteranennota, of het nou gaat om Veteranen TV & Radio of om uw
voorbeeld. We zitten daarin op één lijn.
De voorzitter:
Meneer Boswijk, uw laatste interruptie.
De heer Boswijk (CDA):
In het licht daarvan is dit debat wel interessant. We investeren nu
massaal in de defensie-industrie. Het is in andere landen, onder andere
de VS, vrij gebruikelijk dat van de investeringen in de
defensie-industrie voor één promille afdracht wordt gedaan aan allerlei
veteraneninitiatieven. Zou het een idee zijn om dat ook in Nederland te
doen? Kunnen we kijken of we samen met het bedrijfsleven een soort
structurele stroom kunnen krijgen voor kleine initiatieven die een grote
maatschappelijke impact hebben, maar vaak niet kunnen worden
doorontwikkeld, omdat ze gewoon onvoldoende financiën hebben?
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
In de basis vind ik het aanjagen van dergelijke initiatieven de
verantwoordelijkheid van de politiek, de overheid en de minister.
Mochten bedrijven zoiets willen doen, dan is dat prima, maar ik vind dat
wij het in de basis niet moeten overlaten aan filantropie. Ik ga het
niet tegenhouden als dat gebeurt, maar in de basis ligt die
verantwoordelijkheid bij de overheid, bij ons, bij de politiek en bij de
minister.
De voorzitter:
Ik zie geen vragen meer. U kunt uw betoog vervolgen.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Vorig jaar heb ik samen met collega Boswijk een motie ingediend om te
onderzoeken of een terugkeerreis zoals die naar Srebrenica voor Dutchbat
III-veteranen ook kan worden uitgebreid naar andere missies. Ik ben erg
benieuwd naar de stand van zaken. Samen met een aantal Dutchbat
III-veteranen en een delegatie vanuit deze Kamercommissie heb ik het
voorrecht gehad om een terugkeerreis naar Bosnië mee te mogen maken. Het
was een erg indrukwekkende reis waarbij we stilstonden bij de twee
Nederlandse militairen, die tijdens deze missie omkwamen. Ook bezochten
wij het Memorial Center en de begraafplaats en spraken we met
nabestaanden en overlevenden. Dit jaar is het 30 jaar geleden dat de
grootste genocide in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog plaatsvond: de
genocide in Srebrenica in juli 1995. Deze tragische gebeurtenis maakt
ook deel uit van de Nederlandse geschiedenis, in het bijzonder voor de
Dutchbat-veteranen.
Onlangs had ik contact met de stichting Nationaal Monument Srebrenica
Genocide '95. Zij heeft als missie het realiseren, behouden en beheren
van een monument op een prominente locatie in Den Haag ter nagedachtenis
van de slachtoffers van de Srebrenicagenocide, gepleegd in 1995. Deze
stichting kan rekenen op een breed draagvlak. Ook wordt haar missie
gesteund door de Dutchbat III-vereniging. Ik heb met de voorzitter
hierover gesproken en hij onderstreepte het belang van een nationale
herdenkingsplek, niet alleen voor de nabestaanden van de genocide, maar
ook voor de Dutchbat III-veteranen. Het lijkt mij goed dat wij vanuit de
Kamer de regering verzoeken om zich hier actief voor in te zetten. Hier
moeten we niet te veel politiek op bedrijven. We moeten het gewoon
doen.
Tot slot, voorzitter. Woorden doen ertoe; dat weten wij als geen ander.
Onlangs stelde iemand terechte vraagtekens bij het gebruik van het woord
"thuisfront" voor de thuisomgeving van veteranen. De term suggereert een
strijdgebied, terwijl de thuissituatie juist een veilige en
ondersteunende basis is. Is het niet veel passender om te spreken over
"thuisbasis" in plaats van "thuisfront"? Graag een reactie van de
minister.
Dit was het voor zover mijn eerste termijn.
De voorzitter:
Dank aan de heer Nordkamp voor zijn inbreng. De heer Ellian heeft nog
een vraag.
De heer Ellian (VVD):
Ik hoorde de heer Nordkamp vragen naar de mogelijkheden om het aantal
terugkeerreizen uit te breiden. We hebben samen zo'n terugkeerreis in
Bosnië mogen beleven. Die was heel indrukwekkend. Als je bijvoorbeeld
kijkt naar Afghanistan, dan heb je het over 30.000 veteranen, maar
terugkeren naar Afghanistan zit er niet in. Hoe kijkt de heer Nordkamp
naar terugkeerreizen naar gebieden waar we voorlopig niet meer naartoe
kunnen? Wat betekent dat voor die veteranen volgens de heer
Nordkamp?
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Het is vanzelfsprekend niet onze bedoeling om mensen naar een onveilig
gebied te sturen. Dat zijn gewoon de randvoorwaarden. Volgens mij heb ik
dat ook in een rapportage teruggelezen. De randvoorwaarden moeten goed
zijn en het is evident dat ze in Nederland zijn omdat die veilige
gebieden helaas niet aanwezig zijn. We kunnen dit dus helaas niet
organiseren.
De voorzitter:
Dank aan de heer Nordkamp. Heeft u nog een vervolgvraag? Dat is niet het
geval en daarom kan ik nu het voorzitterschap overdragen aan de heer
Ellian.
Voorzitter: Ellian
De voorzitter:
Ik geef dan op mijn beurt de heer Kahraman het woord voor zijn eerste
termijn namens NSC.
De heer Kahraman (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Namens de fractie van Nieuw Sociaal Contract wil
ik stilstaan bij wat ons allemaal aangaat: de inzet van onze veteranen
en MOD'ers, vaak met gevaar voor eigen leven en soms met de fysieke en
mentale gevolgen van dien, voor de vrede en veiligheid van onze
samenleving. Dit vraagt van ons de verantwoordelijkheid, die wij als
samenleving dragen, om hun de erkenning en de kansen te geven die zij
verdienen.
Ik wil in het bijzonder een aantal moedige veteranen noemen, om te
beginnen Robin Imthorn en zijn collega's. De heer Boswijk heeft hen al
genoemd en ik sluit me graag aan bij zijn warme woorden richting Robin
en zijn collega's. Verder wil ik graag Ronald Wentink noemen. Hij is ook
al door een collega genoemd, maar ik wil toch ook vanuit mijn
perspectief bij hem stilstaan.
Ronald Wentink was vorige week aanwezig bij het rondetafelgesprek over
veteranen. Hij heeft toen zijn verhaal gedaan en verteld dat hij 30 jaar
geleden getraumatiseerd terugkwam als Dutchbat III-veteraan van de
missie in Srebrenica. Toen alle ellende die hij had meegemaakt zijn
leven ging beheersen, kwam hij in de ziektewet terecht. En opnieuw
toonde de overheid zich onbetrouwbaar. Het UWV zet het leven van hem en
zijn gezin totaal op de kop. Het is daarom belangrijk dat wij als
volksvertegenwoordigers niet alleen aandacht blijven vragen voor de
positieve verhalen — die zijn er echt in overvloed — maar juist ook voor
de verhalen over waar het fout gaat. Ik wil Ronald bedanken voor zijn
openheid en wens hem heel veel succes bij zijn terugkeerreis naar
Srebrenica. Ik hoop dat hij een hele mooie ervaring gaat hebben en
verrijkt terug zal komen van die reis.
Als ik het over "terugkeerreis" heb, wil ik ook aangeven dat wij als
commissie een hele waardevolle terugkeerreis naar Bosnië hebben mogen
meemaken. We hebben die reis samen met een aantal Dutchbat III-veteranen
en hun familieleden gemaakt. Ik heb toen met eigen ogen gezien hoe
belangrijk het is dat onze veteranen deze reizen kunnen maken. Je ziet
en voelt de emoties bij de veteranen. Verder zie je hoe confronterend
het is, maar ook hoe helend het uitwerkt. Deze reizen bieden ruimte om
terug te kijken en te verwerken én om met elkaar en met de samenleving
het gesprek aan te gaan over wat er daar is gebeurd en wat het betekent
om te dienen in extreme omstandigheden.
Voorzitter. Momenteel kunnen alleen Dutchbat III-veteranen gebruikmaken
van een gefaciliteerde reis naar Srebrenica. Veteranen van de eerdere
Dutchbatonderdelen hebben wel de aanloop naar de genocide meegemaakt,
maar zij zijn toch van een dergelijke reis uitgesloten. Volgens mij
vroeg een collega van mij hier al naar, maar ik vraag hier toch ook
graag naar bij de minister. Er is, zo werd net gezegd, een motie
hierover aangenomen, maar ik hoor toch graag nu al hoe het zit met de
uitbreiding van de terugkeerreizen naar andere Dutchbatveteranen. En wie
weet, komen er ook andere missies in aanmerking voor zo'n
terugkeerreis.
Voorzitter. Dan wil ik even stilstaan bij de veteranen en hun families.
Belangrijk is dat er niet alleen aandacht blijft voor veteranen en
MOD'ers, maar ook voor hun families. De Veteranenombudsman geeft in het
onderzoek Erken mijn zorgen aan dat hij regelmatig signalen ontvangt dat
partners, ouders en kinderen van postactieve veteranen zich niet gehoord
en gezien voelen door de overheid. Volgens de Veteranenombudsman vloeit
uit de Veteranenwet voort dat het ministerie van Defensie de plicht
heeft om voor relaties van veteranen te zorgen en dat relaties
zelfstandig een beroep kunnen doen op die bijzondere zorgplicht.
Hoewel het ministerie van Defensie en het Nederlandse Veteraneninstituut
zich daarvan bewust lijken te zijn, laten zij in hun handelen
onvoldoende zien dat zij erkenning en waardering hebben voor de relaties
van postactieve veteranen. Wat gaat de minister doen met de conclusie en
de aanbevelingen ten aanzien van deze speciale zorgplicht? Laten we
vooral de MOD'ers niet vergeten in dit kader: een categorie die vaak
vergeten wordt wanneer we het hebben over de nazorg aan veteranen. Ik
zou graag van de minister horen wat hij gaat doen om de positie en het
welzijn van militaire oorlogs- en dienstslachtoffer structureel te
verbeteren. Hoe zorgt hij ervoor dat zij niet tussen wal en schip
vallen?
Dan het proces rondom HVUS en het PTSS-protocol. Hoewel de vakbonden
akkoord zijn, kan er niet gestart worden met de invoering, omdat er nóg
een gesprek gevoerd moet worden tussen Directie Personeel van Defensie
en de vakbonden. Kan de minister aangeven wanneer dit gesprek gaat
plaatsvinden en de Kamer toezeggen dat hij dit proces zal bespoedigen
door het plannen van een concrete datum?
Voorzitter. Dan had ik nog iets voorbereid over de herziening van de
veteranenstatus. Volgens mij hebben een flink aantal collega's dat al
aangekaart. Ik zou ook graag van de minister weten hoe hij dit wil
aanpakken en waar hij staat met de herziening van de
veteranenstatus.
Voorzitter. Ter afsluiting wil ik als NSC een beroep doen op onze
samenleving, niet alleen op de Nederlandse bevolking maar ook op het
Nederlandse bedrijfsleven. De mannen en vrouwen die voor Nederland
hebben gediend en nog steeds dienen, hebben hun taak met toewijding
vervuld. Nu is het aan ons om terug te geven. Gratis reizen met het ov,
korting bij winkels en restaurants en een speciale behandeling bij
luchtvaartmaatschappijen zijn mooie voorbeelden, die in Nederland nog
niet actief uitgevoerd worden maar in partnerlanden wel. Het is toch
eigenlijk een vreemde zaak dat de kosten van die paar kaartjes per jaar
voor gratis reizen naar veteranenactiviteiten afgetrokken moeten worden
van het budget van het Veteraneninstituut, in plaats van dat dat een
geste is van NS als erkenning en waardering van onze veteranen? Kan de
minister toezeggen om zich hier actief voor in te zetten en in gesprek
te gaan met nationale bedrijven om zo de positie van de veteranen in het
bedrijfsleven, evenals de erkenning en waardering die daarmee gepaard
gaat, te verbeteren?
Ik wil namens Nieuw Sociaal Contract nogmaals onze waardering voor onze
veteranen, militaire oorlogs- en dienstslachtoffers en alle andere
MOD'ers uitspreken. Nogmaals dank voor jullie inzet voor
Nederland!
De voorzitter:
Er zijn geen interrupties. Dan geef ik het voorzitterschap terug.
Voorzitter: Kahraman
De voorzitter:
Dank aan de heer Ellian voor het voorzitten. Ik kijk de minister aan:
hoelang heeft hij nodig voor de beantwoording? Ik schors tot 14.20
uur.
De vergadering wordt van 13.53 uur tot 14.24 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. We zijn aangekomen bij de eerste termijn van
de minister voor de beantwoording van de vragen. Ik geef aan de
Kamerleden door dat ik drie interrupties toelaat richting de minister.
Ik geef het woord aan de minister.
Minister Brekelmans:
Dank, voorzitter. Ik noem eerst de categorieën voordat ik aan mijn
inleiding begin. Ik begin met de categorie algemeen; daarin zitten met
name de vragen rondom de definitie van "veteranen" en de opzet van de
Veteranennota. Dan komt de categorie erkenning en waardering, dan
voorzieningen en HVUS, dan alles rond de zorg en dan de onvermijdelijke
categorie overig, waar bijvoorbeeld de goede vraag over thuisbasis
versus thuisfront in zit.
Voorzitter. Uiteraard wil ik me ook aansluiten bij de warme woorden die
zijn uitgesproken door deze commissie. Ook als minister van Defensie wil
ik mijn dankbaarheid uiten voor al onze veteranen. Zij hebben zich onder
vaak moeilijke en soms zelfs hele gevaarlijke omstandigheden ingezet
voor het allerhoogste doel en zijn ook bereid om daar het allerhoogste
offer voor te brengen. Als iemand er persoonlijk voor kiest om bereid te
zijn om voor de vrijheid en veiligheid van ons land zijn leven te
riskeren — je kunt heel veel keuzes maken in het leven en je kunt hier
in het veilige Nederland allerlei prachtige dingen gaan doen — vind ik
dat dat het allergrootste respect verdient. Vandaar dat alles wat wij
doen rondom het veteranenbeleid — erkenning en waardering, maar ook de
zorg — bij Defensie de hoogste aandacht heeft en ook altijd de hoogste
aandacht verdient.
Ik vind het aan het begin ook belangrijk om op te merken dat "de
veteraan" niet bestaat; dat zullen de leden van de commissie met mij
eens zijn. Ik heb het afgelopen jaar als minister talloze veteranen
mogen spreken. Het beeld dat wij vaak van "de veteraan" hebben, is een
oude man die wij zien bij herdenkingen van de Tweede Wereldoorlog; dat
is vaak het beeld van "de veteraan". Dat zijn natuurlijk ook de
veteranen waarvoor we het meeste respect en de meeste waardering hebben
in verband met wat zij ten tijde van de Tweede Wereldoorlog of
bijvoorbeeld in Indië hebben meegemaakt, maar de totale groep van
100.000 veteranen is ontzettend divers. Alleen al het feit dat meer dan
de helft een leeftijd heeft van onder de 50, laat zien dat de groep veel
diverser is dan ons traditionele beeld van "de veteraan". Dat geldt ook
voor de ervaringen die zij hebben meegemaakt. We hebben soms het beeld
dat een veteraan altijd iemand is die met zwaar letsel kampt of juist
een oorlogsheld is. Dat zijn de twee uitersten, maar het overgrote deel
van de veteranen die ik spreek, zit daar ergens tussenin. Dat zijn
mensen die enorm positief terugkijken op de missies die zij hebben
gedaan en die zeggen: het was echt een verrijking van mijn leven,
misschien een van de meest bijzondere tijden in mijn leven. Maar aan de
andere kant zeggen ze ook dat ze daar tegelijkertijd dingen hebben
meegemaakt die een hele grote impact op hen hebben gehad. Ik sprak
laatst iemand die zei dat vrijwel iedere veteraan ergens iets van een
krasje heeft opgelopen. Dat kan groot zijn en het kan klein zijn. Het
kan iets zijn wat direct na de missie naar buiten komt. Het kan ook
jaren daarna in één keer naar boven komen op basis van iets wat iemand
meemaakt of zomaar uit het niks. Al die diversiteit aan ervaringen die
veteranen hebben en ook hoe zij die vervolgens hebben verwerkt en met
zich meedragen, proberen we een plek te geven in het veteranenbeleid dat
we hebben. Laatst zei iemand ook heel mooi dat een missie niet iets is
wat je achter je laat of wat je afsluit. Een missie vormt je en je
draagt die uiteindelijk altijd met je mee. Dat geldt zowel voor de
positieve kanten als voor de negatieve kanten.
Ik vind het zelf daarom belangrijk dat al die aspecten goed naar voren
komen in alles wat wij doen rondom veteranen en zeker ook in deze tijd,
waarin de aandacht voor onze defensie en onze veiligheid en ook de
waardering voor onze veteranen toenemen. Ik vind het namelijk van belang
dat de veteranen de zorg krijgen die zij nodig hebben, maar ook dat we
daar in positieve zin over spreken, omdat een tijd bij Defensie werken
en daarmee het zijn van veteraan ook een hele goede basis moeten bieden
voor het verdere verloop van het leven, wat men ook verder in het leven
wil doen en wat voor werk men verder ook wil doen. Uit heel veel
initiatieven en onderzoeken blijkt ook dat veteranen vaak
stressbestendig zijn, leiderschapservaring hebben opgedaan en onder hoge
druk in staat zijn om de juiste keuzes te maken. Dat zijn allemaal
ervaringen en kwaliteiten die overal in de maatschappij van ontzettend
groot belang zijn.
Tot slot. Ik spreek over veteranen maar ik wil in mijn inleiding ook
expliciet stilstaan bij hun relaties, of je zou ook kunnen zeggen: bij
de thuisbasis. Die mensen brengen namelijk vaak ook grote offers, hebben
in spanning gezeten wanneer familieleden weg zijn en hebben hun
familieleden moeten missen. Zij zijn inderdaad de stabiele basis, het
stabiele fundament dat ervoor zorgt dat mensen überhaupt in staat zijn
om die risico's te lopen en die offers te brengen. Ik vind het
belangrijk om daarbij stil te staan. Dat geldt ook voor mensen die
misschien niet als veteraan worden aangemerkt, maar die wel op missie,
op uitzending zijn geweest en daar vergelijkbare ervaringen hebben
gehad. Dat geldt zeker als die ervaringen vergelijkbaar zijn met die van
oorlogs- en dienstslachtoffers, afgekort MOD's. Ik zal daar later op
terugkomen, maar wanneer ik spreek over "veteranen", dan heb ik het over
die hele groep mensen die onze erkenning, onze waardering en ook onze
zorg verdienen.
Voorzitter. Ik begin met de eerste categorie: algemeen. Een aantal leden
hebben gevraagd of de definitie van "veteraan" nog wel past bij de
actuele situatie. Ik denk dat het belangrijk is om te benadrukken dat de
definitie zoals die in de wet staat en zoals die destijds op initiatief
vanuit de Kamer is vastgesteld, voldoende breedte biedt om ook op een
meer actuele manier geïnterpreteerd te kunnen worden. We zien dat er
minder missies buiten NAVO-grondgebied, in oorlogsomstandigheden en ter
verdediging van de internationale rechtsorde plaatsvinden, en dat het nu
meer gaat om onze collectieve verdediging op NAVO-grondgebied. Met de
huidige definitie kun je daar een andere interpretatie aan geven, die
ertoe leidt dat de groep waarom het gaat, groter wordt.
Ik zeg daar wel meteen bij dat de afbakening heel lastig is, en dat
maakt het zo ingewikkeld. Dat is ook de reden waarom we hier al lang
over spreken, zonder definitief een knoop door te hakken. We zijn
allemaal in Litouwen geweest en hebben daar 300 Nederlandse militairen
op rotatiebasis dicht aan de frontlinie zien zitten. Daar zullen we
allemaal van zeggen: in de huidige tijd zou je dat misschien best wel
kunnen scharen onder de definitie van "veteraan". Maar wat nou als
mensen een vergelijkbare missie hebben gedaan iets verder weg van de
grens met Rusland, of als die rotatie niet vier maanden heeft geduurd
maar korter? Net noemde iemand al de F-35-piloten in Estland. Als je die
zou meerekenen ... Hier in Nederland staan ook F-35's klaar om ingezet
te worden aan de oostgrens. Is dan in feite iedere F-35-piloot meteen
een veteraan? Net vroeg iemand — ik geloof dat het de heer Boswijk was —
wat je doet met een dronepiloot. We hebben mensen in Roemenië zitten,
daar ben ik zelf ook geweest, die de MQ-9 Reapers, onbemande toestellen,
onderhouden. Een deel van dat werk gebeurt hier in Leeuwarden. Zijn dat
dan mensen die ook de veteranenstatus moeten krijgen?
Het is lastig om in deze discussie tot de juiste afbakening te komen.
Iedere keer dat je daarin wat opschuift, leidt dat tot een vervolgvraag.
Ik heb daar natuurlijk ook met verschillende mensen binnen Defensie over
gesproken en als je daar met tien mensen over spreekt, hoor je elf
meningen. Dat maakt het ingewikkeld, want je wilt de definitie ook weer
niet dusdanig breed oprekken dat mensen die nu heel trots zijn op hun
veteranenstatus, straks zeggen: eigenlijk is die status niets meer
waard, want zelfs als je hier in Nederland het een en ander doet, ben je
ineens al een veteraan. Daar zoeken we dus naar. Mijn stellige intentie
is het om nog voor het einde van dit jaar met in ieder geval een
duidelijk toetsingskader of een duidelijker afwegingskader te komen,
waardoor ik kan aangeven hoe we binnen de bestaande definitie die
afweging maken. Dan kunnen we daarover in gesprek met de Kamer bezien of
dat de juiste afweging is of dat we de juiste balans vinden in die
dilemma's.
De voorzitter:
Dank. Ik zie dat de heer Boswijk een interruptie heeft.
De heer Boswijk (CDA):
Dank voor dit antwoord. Ik ben heel benieuwd wat daar uiteindelijk uit
gaat komen. Ik begrijp dat je de definitie niet zo breed wilt oprekken
dat het hele begrip "veteraan" wordt gedevalueerd. Dat snap ik. Is het
misschien een idee om te doen wat ze in andere landen ook doen, namelijk
verschil maken tussen "veterans" en "war veterans"? Dan heb je nog wel
een veteranenstatus, maar onderscheid je veteranen die bij
gevechtshandelingen of de directe ondersteuning daaraan betrokken waren
van veteranen die daar wat verder weg van zitten, bijvoorbeeld in
Nederland of waar dan ook.
Minister Brekelmans:
Ik ben op voorhand bereid om ieder idee met te nemen, dus dit is er daar
een van. Kijk, wat natuurlijk weer het nadeel daarvan is — want ieder op
zichzelf positief idee heeft wel een nadeel — is dat je dan in de
perceptie een onderscheid kunt krijgen tussen a- en b-statusveteranen,
en dat wil je natuurlijk ook niet. De vraag die je dan ook krijgt, is:
doe je dat met terugwerkende kracht of niet? Dus ga je met terugwerkende
kracht bepalen of mensen die niet als veteraan zijn aangemerkt dat toch
zijn, en noem je die veteranen dan ook weer anders? Dan moet je een hele
herbeoordeling gaan doen. Ik denk dat je sommige problemen daar ook niet
helemaal mee oplost. Want wat is dan de definitie van "war"? Dat is in
sommige gevallen heel duidelijk, maar in andere gevallen ook niet. Dus
laat ik tegen de heer Boswijk zeggen: we nemen het idee mee. Ik vind het
sowieso verstandig om ook te kijken hoe andere landen dat doen. Maar
hierbij komen ook wel weer meteen allerlei nadelen in me op waar we dan
ook naar moeten kijken. Maar laat ik zeggen dat ik het idee
meeneem.
De voorzitter:
Dan heeft u nog een interruptie van de heer Ellian.
De heer Ellian (VVD):
Ik begrijp uiteraard de complexiteit van het afbakenen. Overigens is dat
wel een beetje het lot van een minister en ook het lot van de wetgever,
of in ieder geval als de minister een bepaalde bevoegdheid heeft. Die
heeft hij in dit geval, want die staat in de wet. Maar wat ik graag nog
even precies zou willen hebben ... Ik proef wat terughoudendheid bij de
minister. Ziet dat op het begrip "veteraan" en de mogelijke inflatie van
dat begrip of de status? Waar het mij met name om gaat, is namelijk dat
artikelen 4 en 5 over zorgplicht na inzet en de bijzondere zorgplicht
voor veteranen, dan van toepassing worden. Wat het dan betekent met "de
ene heeft wel gevochten en de andere niet", vind ik wat minder relevant.
Het gaat om die zorgplicht.
De voorzitter:
Dit zijn twee interrupties. De minister.
Minister Brekelmans:
Wat belangrijk is om aan te geven, is dat iedere militair, ook die
bijvoorbeeld nu in Litouwen ingezet is geweest, recht heeft op de zorg
die hij of zij nodig heeft. Soms wordt weleens gedacht dat je, als je
veteraan bent met de veteranenstatus, allerlei zorg en ondersteuning zou
krijgen die je als niet-veteraan niet hebt. Dat is maar in zeer beperkte
mate zo. Of eigenlijk zou je kunnen zeggen: voor de meest belangrijke
zorg, of dat nou psychische begeleiding is of een ander type zorg.
Overigens staat het Veteraneninstituut voor het overgrote deel ook open
voor mensen die niet die veteranenstatus hebben. Dus daar zit eigenlijk
niet zozeer mijn allergrootste overweging. Het zit meer in dat mensen
natuurlijk hechten aan die veteranenstatus, dat die als iets — heel
begrijpelijk ook — heel belangrijks wordt gezien. We zitten dus met het
dilemma dat, als je die definitie oprekt en er steeds meer groepen onder
komen te vallen, de mensen die nu al veteraan zijn en die daadwerkelijk
in oorlogsomstandigheden de meest vreselijke dingen hebben meegemaakt,
zullen zeggen: de waarde van die status, waar ik letterlijk zo hard voor
gevochten heb, wordt nu minder. En dan is de vraag: hoe baken je dat af
en zorg je ervoor dat je niet zegt: Litouwen valt er wel onder en
feitelijk het hele NAVO-gebied, iedere piloot valt eronder en
bijvoorbeeld ook een dronepiloot. Daar valt ook wat voor te zeggen, maar
goed, die afbakening moeten we volgens mij scherp krijgen. En dan zeg ik
tegen de heer Ellian: het lastige daarbij is wat ik net zei, dat je tien
mensen hebt met elf meningen. En dat blijft ook zo, dus je kunt
eindeloos die discussie voeren, maar dan heb je voors en tegens en moet
je op een gegeven moment gewoon een knoop doorhakken en zeggen: op deze
manier gaan we het doen. Omdat deze discussie al heel lang speelt en het
in ieder geval mijn intentie is om voor het einde van het jaar daarin
meer duidelijkheid te verschaffen, moeten we daar gewoon over in debat
met elkaar. Maar het zit dus minder op zorg, want op zorg is het ook
voor de niet-veteraan vrijwel hetzelfde geregeld als voor
wel-veteranen.
De voorzitter:
Ik zie geen vragen meer. U kunt uw betoog vervolgen.
Minister Brekelmans:
Dan ga ik naar de Veteranennota, want daar waren een aantal vragen over.
Bijvoorbeeld hoe ik nu, op dit moment, naar de Veteranennota kijk. Kijk,
wat ik begrijp van mensen die al langer de Veteranennota lezen, maken en
bestuderen, is dat die in haar opzet en structuur in de loop der jaren
wat is veranderd. In het verleden was hij wat meer artikelsgewijs
opgesteld. Toen was de kritiek dat de nota moeilijk leesbaar was, dat er
veel dubbelingen in zaten en dat hij niet aantrekkelijk was om te lezen
terwijl er toch zo veel mooie projecten plaatsvinden. Ik denk dat het
huidige document heel leesbaar is en de rijkheid laat zien van alle
initiatieven die worden ondernomen. Er zitten ook veel data in op basis
waarvan je kunt zeggen in hoeverre het beschikbare budget voor het
veteranenbeleid daadwerkelijk nuttig wordt besteed. Ik denk dat we de
boel behoorlijk afdekken door de combinatie van de Veteranennota, die
een heel breed overzicht geeft van alles wat we doen, de brief waarin we
ingaan op wat de Kamer specifiek vraagt en dit debat. Als je het weer
artikelsgewijs gaat doen, zal de kritiek uit het verleden weer
terugkomen: saai, veel dubbelingen, onduidelijkheden, beperkt leesbaar.
Het zou dus niet mijn voorkeur hebben om daarnaar terug te gaan.
Als er specifiek dingen missen, als Kamerleden zeggen dat ze vrij weinig
hebben aan bepaalde informatie in de nota of dat ze juist meer willen
zien van bepaalde informatie, hoeft dat natuurlijk niet per se via de
Veteranennota; we sturen ook allerlei brieven en allerlei andere
rapportages naar de Kamer. Maar als er leden zijn die bepaalde zaken
echt specifiek in de nota willen hebben of juist niet, laten we dan op
die manier het gesprek voeren, want dan kunnen we ook kijken wat nuttig
is. Ik zeg namelijk ook in alle transparantie dat het veel tijd, werk en
capaciteit kost om ieder jaar de Veteranennota op deze manier op te
stellen. We willen die tijd en capaciteit natuurlijk op een zinvolle
manier inzetten. Als er heel specifieke wensen zijn, hoor ik die dus
heel graag, maar in algemene zin denk ik dat deze nota een aardige
balans vindt en ook inzicht geeft in wat we doen.
Voorzitter. Daarmee heb ik de algemene vragen beantwoord. Dan ga ik naar
het onderwerp erkenning en waardering. Ik begin met de vraag van de heer
Boswijk over de stand van zaken van de modernisering van het
decoratiestelsel. Eind 2020 heeft de werkgroep herziening
decoratiestelsel daar aanbevelingen over gedaan. Zoals de heer Boswijk
weet, zijn die aanbevelingen overgenomen. De meest fundamentele
aanbeveling betrof het instellen van de Commissie Decoraties Defensie,
waar we natuurlijk een afkorting voor hebben: de CDD. Deze commissie
werkt de aanbevelingen uit. Een prioriteit daarbij is het aanpassen en
uitbreiden van het decoratiestelsel, waaronder het aanpassen en
uitbreiden van de medailles voor inzet. De nadruk ligt daarbij op drie
types medailles: de medaille Inzet op Afstand, de Herinneringsmedaille
Internationale Missies en het Kruis voor Recht en Vrijheid. Er liggen
conceptbesluiten voor om deze aanpassingen en herzieningen door te
voeren. Deze worden volgende maand voorgelegd aan de commissie die
erover gaat. Uiteraard zal ook de Kamer worden geïnformeerd over de
aanpassingen die daarin plaatsvinden.
Dan was er een vraag van de heer Nordkamp over een monument in Den Haag
als het gaat om de genocide in Srebrenica. Die vraag speelt al een hele
tijd; als Kamerlid ben ik er weleens over in gesprek geweest met
betrokkenen. Het is nu zo dat er een tijdelijk monument komt in Den
Haag. Defensie is daarbij betrokken; wij ondersteunen het ook
financieel, zodat het tijdelijke monument er komt. Vervolgens zal er
later natuurlijk gesproken worden over een definitief
herdenkingsmonument, maar voor nu zit er gelukkig schot in de zaak. Ik
ben blij dat Defensie er samen met het ministerie van Buitenlandse Zaken
een bijdrage aan levert.
Dan was er ook een vraag over een vijfdaagse tocht, een burgerintiatief
van Stefan Mutsdas over de Molukse KNIL-militairen. Ik draag dat
burgerinitiatief een warm hart toe. Zoals de heer Boswijk en de heer
Pool weten — volgens mij vroegen zij daarnaar — vallen KNIL-militairen
onder de definitie van veteranen in de Veteranenwet. Dat betekent dat
ook zij alle erkenning, waardering en zorg krijgen die onder het
veteranenbeleid vallen. Ik herinner u er nogmaals aan, maar dat weet u
ook wel, dat ook aan deze specifieke groep excuses zijn aangeboden naar
aanleiding van het onderzoek dat is gedaan naar alles in Indië tussen
1945 en 1950. Dit initiatief draagt volgens mij ook bij aan die brede
inzet, het veteranenbeleid en de gemaakte excuses. Ik draag het daarom
ook een warm hart toe.
Ik denk dat ik zo meteen nog iets meer ga zeggen over erkenning en
waardering, maar ik ga nu toch eerst door naar de categorie
voorzieningen en HVUS.
Diverse leden hebben vragen gesteld over de herziening en de
optimalisering van het stelsel. Op dit moment worden er al bepaalde
elementen verbeterd en het is dus niet zo dat het helemaal stilstaat en
dat alles moet wachten op de herziening, waarin alles in de volle
breedte wordt bekeken. Een voorbeeld is de zorgcoördinator die samen met
maatschappelijk werkers op huisbezoek gaat bij veteranen. Een ander
voorbeeld is dat we bezig zijn met een nieuw PTSS-protocol, dat vanaf 1
januari 2026 van kracht zal zijn. Verschillende elementen worden dus al
uitgevoerd en wat dat betreft staat het ook niet stil.
Het inhoudelijke overleg met de sociale partners over de brede HVUS is
eind vorig jaar gestart. Op dit moment zitten we nog in de fase dat we
met elkaar en met de sociale partners de knelpunten en de
oplossingsrichtingen die daarbij horen, identificeren. De afweging
daarbij is dat het dusdanig complex wordt als je het in de volle breedte
bekijkt, dat het niet heel erg opschiet. De voortgang wordt dan
onvoldoende en daarom moeten we het wat mij betreft in hapklare brokken
opdelen en bekijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat we die hervormingen
doorvoeren die we met z'n allen willen. Dat moet natuurlijk in overleg
met de sociale partners. Er werd gevraagd om een concrete datum en
daarom wil ik de Kamer toezeggen dat ik in ieder geval nog voor het
einde van het jaar concreter zal aangeven wat de stand van zaken is en
hoe het staat met de voortgang.
Volgens mij heb ik daarmee de vragen van de heer Nordkamp en de heer
Ellian geadresseerd.
Er zijn diverse vragen gesteld over de RVS en het feit dat het streven
om het binnen twee jaar te doen, in 60% van de gevallen niet wordt
gehaald. Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat we de
doorlooptijden zo veel mogelijk moeten verkorten. We willen immers
allemaal dat het zo min mogelijk gebeurt dat die termijn van twee jaar
overschreden wordt. Als mensen lang in onzekerheid zitten en het niet
duidelijk is wat de uitkomst zal zijn, heeft dat ook voor het privéleven
van mensen grote consequenties. Dat is uiteraard voor niemand wenselijk,
want dat leidt, zoals verschillende leden zeiden, tot stress.
Vandaar ook dat wij druk bezig zijn met de zes verbetermaatregelen die
we eerder hebben aangekondigd. Ik zou er toch even een paar willen
noemen, want het klinkt vrij ambtelijk, terwijl het eigenlijk heel
concreet is. Het is concreet in die zin dat we aan het begin willen
werken met een behandelplan. We doen dat door opvolging te geven aan
aanbeveling 1, maar overigens ook aan de aanbevelingen 5 en 6, namelijk
het tussendoor verbeteren van de communicatie en zorgen dat er een
digitaal volgsysteem komt. Dat doen we om ervoor te zorgen dat mensen
weten waar ze in het proces zitten en hoelang het gaat duren.
Ik heb hierover met diverse mensen gesproken toen het rapport verscheen.
Zij zeiden dat ze best wel snappen dat het enige tijd kost en dat een
beoordeling en medisch advies langere tijd kunnen duren. Maar wat zo
frustrerend was voor hen, was dat ze het gevoel hadden: iedere keer dat
ik denk licht aan het einde van de tunnel te zien, wordt de bal weer een
stuk vooruitgeschopt. Het helpt dan om van tevoren een duidelijk plan te
hebben en om daar doorlopend open over te communiceren. In de toekomst
hebben we daarvoor dat volgsysteem, want mensen weten dan waar ze in het
proces zitten.
Verder is het van belang dat we de capaciteit uitbreiden bij de afdeling
letselschadeclaims. Daarvoor worden negen fte's geworven en dat is
natuurlijk een significante uitbreiding van de capaciteit. We zijn
bovendien bezig met het verbeteren van de interne auditsystematiek,
zodat we beter in de gaten kunnen houden hoe het met de kwaliteit zit.
Tot slot is het heel belangrijk bij al dit soort zaken om te beseffen
dat je aan de ene kant maatwerk wil toepassen, hoewel maatwerk aan de
andere kant ook weer leidt tot langere procedures. Ik denk dan
bijvoorbeeld aan het aanvragen van een medisch advies om zo'n
inschatting te kunnen maken. Er is daar beperkte capaciteit en daardoor
ben je zo een of twee jaar verder, voordat je dat voor een bepaalde
persoon precies hebt bepaald. Volgens mij wil je dat gesprek met mensen
aan het begin hebben. Dan kun je zeggen: we kunnen met heel persoonlijk
maatwerk kijken wat uw situatie precies is en waar u recht op heeft.
Maar het eerlijke verhaal daarbij is dan wel dat het zomaar een jaar of
twee jaar kan duren voordat het proces is afgerond. Als je ook een meer
gestandaardiseerde aanpak kunt voorleggen die misschien wat minder
nauwkeurig is maar wel veel sneller gaat, kun je dat proces, dat vaak
langer duurt dan twee jaar, substantieel verkorten. Volgens mij wil je
op een open en transparante manier die keuze aan het begin voorleggen.
Dan zullen sommige mensen ervoor kiezen dat ze precies de vergoeding
willen waar ze recht op hebben, maar dan zijn ze zich er ook van bewust
dat dat wat langer kan duren. Mensen die zeggen dat zij al dat gedoe
niet willen en dat zij gewoon snel duidelijkheid willen, kunnen we dat
traject aanbieden. Ik denk dat het een hele belangrijke verbetering zou
zijn als we dat kunnen doorvoeren. Dat was het deel over de RVS.
Dan had de heer Ellian een specifieke vraag over de vergoedingen voor
belangenbehartigers: er moet geen perverse prikkel zitten in de €15.000.
Dat bedrag is met de bonden afgesproken. De hulp van advocaten is nodig,
want het gaat vaak om complexe procedures. In het verleden was het
budget de helft, €7.500. Dat is opgehoogd naar €15.000, omdat advocaten
aangaven dat het vaak niet lukt om binnen dat bedrag van €7.500
veteranen voldoende bij te staan. We toetsen tot die €15.000 niet op
redelijkheid, zoals de heer Ellian dat noemde, want het idee is dat de
schaderegeling daardoor sneller verloopt. Als je dat wel gaat doen en
met de advocaat in discussie gaat over de vraag of die €15.000 redelijk
is, kan dat ook weer tot vertraging, discussie en daarmee extra kosten
leiden. Als het boven die €15.000 gaat, toetsen we wel op redelijkheid,
zodat een advocaat niet zomaar meer dan €15.000 in rekening kan brengen.
Je moet die grens ergens leggen. Hier is de afweging gemaakt tussen
administratieve last en het vermijden van onredelijke uitgaven. Vandaar
dat die grens op €15.000 is gelegd, waarbij we natuurlijk steeds blijven
kijken of daar geen perverse prikkel van uitgaat.
Meerdere leden hebben vragen gesteld over het smartengeld, het jaarlijks
uitkeren en het wel of niet belasten daarvan. Er werd terecht al
opgemerkt dat dit thema, wat de fiscale behandeling betreft, bij de
staatssecretaris van Financiën ligt. Ook werd al genoemd dat er al
eerder een motie door de Kamer is aangenomen. Op basis daarvan hebben
wij onderzoek laten doen door twee onafhankelijke professoren. We hebben
aan hen gevraagd of die belastingheffing wel of niet terecht of redelijk
is. De conclusie van de twee professoren was dat de belastingheffing
juist wordt toegepast en — dat vind ik zelf het belangrijkste — dat wat
mensen na die belasting uiteindelijk netto krijgen, ook in vergelijking
met andere typen smartengeld niet te laag is; daarbij werden ook een
aantal andere terreinen genoemd. Het bedrag was dus niet vanwege die
belastingheffing lager dan op andere gebieden. Dat is de conclusie die
twee onafhankelijke professoren hebben getrokken. Zij zijn daarover ook
in gesprek gegaan met de vakbonden. De conclusie daaruit is dus dat het
op dit moment misschien niet consequent of consistent is met wat er bij
anderen gebeurt, maar dat het bedrag onder de streep bij militairen niet
anders is dan bij andere groepen. Mocht het zo zijn dat we die belasting
eraf halen, dan is de vraag vervolgens natuurlijk: hoe gaat u dat
dekken? Als het bedrag dat militairen onder de streep overhouden, hoger
is dan voor anderen, ga je het brutobedrag, dat dan gelijkstaat aan het
nettobedrag, omlaagbrengen. Dat is dan de vervolgvraag waar je voor
gesteld wordt. Er kan ook weer een verkeerd signaal uitgaan van het
omlaagbrengen van zo'n bedrag, maar ik denk dat de belangrijkste
conclusie is dat het bedrag onder de streep niet te laag is en dat het
consistent is met wat anderen krijgen.
Tot slot. Er liggen ook nog een paar zaken voor de rechter. Mijn
collega, de staatssecretaris van Financiën, is hiermee bezig. Als de
Kamer hier eventueel verder nog iets mee wil, is het natuurlijk ook goed
om de uitspraken daarover af te wachten en hierin mee te nemen.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van de heer Boswijk.
De heer Boswijk (CDA):
We zijn één overheid. Dan vind ik het toch wel gek dat het ministerie
van JenV het richting de politie anders doet dan het minister van
Defensie richting militairen. Het lijkt me dat je daar één lijn in moet
trekken. Kijk, dat het onderaan de streep uiteindelijk hetzelfde is, is
fijn, mooi, maar het is natuurlijk gek dat de manier niet uniform is.
Zou de minister het advies van de twee hoogleraren met de Kamer kunnen
delen, al dan niet vertrouwelijk? We hebben het hier al vaak over gehad,
maar dit komt voor ons eigenlijk een beetje als een verrassing. Onder
anderen de Ombudsman is hier ook over begonnen. Dan zou je toch denken
dat wij niet de enigen zijn die niet op de hoogte zijn.
Minister Brekelmans:
De Kamer is hier eind april over geïnformeerd, maar ik kijk even of dat
ook om het integrale rapport ging, of dat het alleen is samengevat. In
ieder geval sta ik ervoor open om de Kamer daarover te informeren. Als
het vertrouwelijk moet, doen we dat rapport vertrouwelijk. Daar kom ik
in tweede termijn nog even op terug.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
De uitleg is op zich logisch, maar toch krijg ik er een beetje een raar
gevoel bij, want volgens mij gaat het niet om de vraag of er onderaan de
streep genoeg overblijft. Vinden wij dat smartengeld geldt als
belastbaar inkomen? Vinden wij dat er een verschil moet zijn tussen wat
je eenmalig krijgt en wat je maandelijks krijgt? Volgens mij moet het
daarom gaan. Het is niet aan anderen om te bepalen of er onderaan de
streep netto genoeg overblijft. Want dan is mijn vraag of er bij de
brutovergoeding rekening mee is gehouden. Volgens mij is dat niet aan de
orde. Dus dat is dan maar de vraag.
Minister Brekelmans:
Mij wordt net toegefluisterd dat het rapport is gedeeld met de Kamer,
dus dat is te raadplegen. Ik ben niet per se een warm pleitbezorger van
belastingen. Als dat zo zou zijn, moest ik als liberaal waarschijnlijk
naar de dokter. Ik gaf het aan, omdat het voor de militairen die het
betreft natuurlijk het allerbelangrijkste is wat ze onderaan de streep
krijgen. Wat krijg ik? Wat ontvang ik? Wat kan ik vervolgens ook
besteden? Daar hebben we onderzoek naar laten doen. Daaruit blijkt dat
er geen verschil is tussen wat mensen bij JenV, dus politieagenten, en
militairen uiteindelijk onderaan de streep krijgen. Volgens mij is dat
wel relevant. Als de Kamer toch zou vinden dat die belasting eraf moet
en dat dit in de fiscale regeling moet worden aangepast, dan ben ik daar
niet principieel op tegen. Maar daar zeg ik gelijk bij: als je dat
gelijk wil houden aan wat politieagenten onderaan de streep krijgen —
want het is ook weer heel raar als een militair veel meer krijgt dan een
politieagent — ga je waarschijnlijk de brutobedragen omlaag brengen. Dat
kan.
De voorzitter:
Meneer Nordkamp, graag niet buiten de microfoon spreken.
Minister Brekelmans:
Kijk, de conclusie van de twee professoren is dat datgene wat je
onderaan de streep krijgt, vergelijkbaar is, maar dat er bij militairen
een belasting op zit. Als je de belasting eraf haalt, ga je
waarschijnlijk het brutobedrag, dat dan gelijk wordt aan netto, omlaag
brengen. Dat zou ik zeggen. Of je zegt: nee, ik wil dat militairen
uiteindelijk veel meer overhouden onderaan de streep in vergelijking met
politieagenten. Maar goed, dan heb je een dekkingsvraagstuk. En
politieagenten kunnen dan natuurlijk zeggen: hoe kan het dat het voor
militairen in één keer 30%, 40% omhooggaat ten opzichte van ons? Dat zou
ook vreemd zijn.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Nordkamp.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Ja, tot slot op dit onderwerp. Is er dan bij de vaststelling van de
brutohoogte van het smartengeld en bij de vaststelling van het
brutobedrag rekening gehouden met wat er onderaan de streep overblijft
na belastingheffing? Is daar rekening mee gehouden bij het vaststellen
van het brutobedrag? Want anders is in mijn ogen de redenering een
beetje bijzonder.
Minister Brekelmans:
Wat ik kan zeggen, wat blijkt uit het onderzoek dat is gedaan, is dat er
verschillende vormen van smartengeld zijn. De ene wordt in één keer
uitgekeerd. De andere wordt over de tijd uitgespreid. Dus daar zit
natuurlijk al een verschil in. Daarom hebben we ook niet in Excel even
de bedragen opgeteld, maar hebben we er twee onafhankelijke professoren
naar laten kijken. Zij zijn tot de conclusie gekomen dat wat mensen
uiteindelijk netto overhouden, wat ze netto ontvangen, op hetzelfde
niveau is. Of er dan bij het vaststellen rekening wordt gehouden met het
een en ander, kan ik niet feitelijk vaststellen, maar de conclusie is
dat wat mensen onderaan de streep krijgen, vergelijkbaar is. Het is niet
zo dat militairen, omdat er voor hen belastingheffing plaatsvindt, zien
dat ze onderaan de streep minder overhouden dan politieagenten.
De voorzitter:
Ik zie geen vragen meer over dit blokje. U kunt door naar zorg, volgens
mij.
Minister Brekelmans:
Dat klopt. Ik begin bij de terugkeerreizen. Heel mooi dat uw Kamer mee
is geweest op zo'n terugkeerreis, trouwens. Ik kan me voorstellen dat
dat een hele bijzondere ervaring was. Ik ben zelf als Kamerlid ook in
Srebrenica geweest, op dezelfde plekken: de begraafplaats, het museum in
Potocari. Dat heeft op mij ook veel indruk gemaakt. Maar dat u dat samen
met Dutchbat III-veteranen heeft gedaan … Dat moet heel bijzonder zijn
geweest. Heel mooi dat u daar de tijd voor heeft genomen. Die
terugkeerreizen zijn specifiek, omdat wat Dutchbat III-veteranen daar
destijds hebben meegemaakt dusdanig schrijnend en uniek is dat de
terugkeerreizen daarop zijn ingericht. Er vinden weleens vaker
terugkeerreizen plaats, maar dat is op individuele basis. Dus als iemand
een bepaalde behoefte daaraan heeft, een zorgbehoefte of een
psychologische behoefte, dan kan er gekeken worden naar het organiseren
van zo'n terugkeerreis. Maar we zien op dit moment niet een aanleiding
of directe behoefte om dat voor grote groepen te organiseren of
structureel uit te breiden. Daarbij komt natuurlijk het praktische
element dat de heer Ellian noemde: de grootste groepen veteranen van de
afgelopen jaren zijn van Afghanistan en Irak. Dat zijn niet twee landen
waar je nu makkelijk naartoe terugkeert — of het kan zelfs helemaal
niet. We zien eigenlijk dat het voor de overige groepen veteranen voor
wie dat wel zou kunnen nu volstaat om het op individuele basis te
organiseren. We zijn dus niet voornemens om dat nu uit te breiden voor
andere groepen of voor andere missies.
Er was ook een vraag over de gevechtsinsignes. De Dutchbat III-veteranen
hebben eerder het Ereteken voor Verdienste in brons ontvangen. Dat is
natuurlijk een mooie uitreiking geweest. Dit kan tot zes maanden met
terugwerkende kracht worden uitgereikt, en tot 2001; dat werd eerder ook
al genoemd. Dutchbat III valt daar natuurlijk voor, maar als er een
nieuwe inzet plaatsvindt, kan het tot zes maanden daarna. Dat is ook
omdat je dan niet alleen de verklaringen van de betrokkenen zelf, maar
ook die van anderen die erbij betrokken zijn geweest, op een
geloofwaardige manier kan meenemen. Op dit moment is het dus vanwege die
zes maanden en vanwege 2001 niet mogelijk om dat met terugwerkende
kracht te doen, maar de Dutchbat III-veteranen hebben eerder dus al het
Ereteken voor Verdienste in brons ontvangen.
Dan was er een vraag, ik meen van de heer Kahraman, over wat wij doen om
te voorkomen dat militaire oorlogs- en dienstslachtoffers tussen wal en
schip vallen. Dat gaat eigenlijk over de definitie van "veteraan", wat
ik eerder al zei. Dus elke actieve militair en elk oorlogs- en
dienstslachtoffer, of het nou wel of niet een veteraan is, heeft recht
op dezelfde zorg en op de bijzondere zorgplicht die wordt genoemd in de
Veteranenwet. Die wet is ook van toepassing op militaire oorlogs- en
dienstslachtoffers. Dus als mensen in Griekenland zijn ingezet bij
Frontex of bij enhanced Forward Presence in Litouwen, dan hebben zij
recht op dezelfde zorg. Ze vallen niet tussen wal en schip.
De heer Boswijk had een vraag over de initiatiefnota over het loket voor
PTSS. Ik sprak onlangs nog iemand met PTSS die daar een prachtig boek
over heeft geschreven. Uiteraard is het zeer van belang dat we daar veel
aandacht voor hebben, dat mensen zich daar laagdrempelig kunnen melden
en dat daar vervolgens begeleiding en steun voor plaatsvindt. Bij
Defensie hebben we natuurlijk het Veteraneninstituut met het
Veteranenloket 24 uur per dag, 7 dagen in de week; de heer Boswijk
noemde dat al. Ik ben daar zelf vorige week geweest. Het was echt
indrukwekkend om te zien met hoeveel aandacht, betrokkenheid en zorg
mensen dat doen en om te zien dat ze echt piketdiensten hebben, zodat er
altijd iemand is die je telefonisch kunt bereiken, ook al is het midden
in de nacht en heb je bij wijze van spreken een nachtmerrie of zie je
het niet zitten. Dus volgens mij hebben we dat goed ingericht voor
militairen. Het is nog wel een kwestie van ervoor zorgen dat het ook
vindbaar is. Ik zei net al dat ik onlangs iemand sprak die een prachtig
boek heeft geschreven over haar strijd tegen PTSS, zou je kunnen zeggen.
Zij zegt: ik voel me geen veteraan; ik ben wel op missie geweest, maar
ik ben actief militair, dus ik ga niet automatisch bij
veteranenvoorzieningen kijken als ik hulp nodig heb. Terwijl die
24/7-begeleiding er wel is, ook voor mensen die niet alleen iemand aan
de telefoon willen spreken, maar een langduriger traject nodig hebben.
Die begeleiding is er ook. Dus we moeten er vooral met elkaar voor
zorgen dat het breed onder de aandacht wordt gebracht en voor iedereen
vindbaar is. Als het gaat over de initiatiefnota, dan is het uiteraard
zo dat de minister van JenV degene is die daar een reactie op geeft en
daar, los even van militairen en veteranen, breder naar kijkt. Die zal
met een reactie komen.
Dan ga ik naar de heer Pool, die een vraag had gesteld over
Sparrenheuvel: is dit onder de aandacht gebracht bij gemeenten? Dat was
een eerdere toezegging die ik daarover heb gedaan. Wij zijn hier in de
afgelopen tijd samen met het Nederlands Veteraneninstituut in
opgetrokken. Zij hebben daarover rechtstreeks contact met gemeenten, de
lokale gemeenten daar, en ook met de VNG. Ze hebben een handreiking
opgesteld voor gemeenten die morgen, op 17 juni, op het jaarcongres van
de VNG wordt aangeboden. Ik was zelf ook voornemens om daarnaartoe te
gaan, maar ik zit de hele dag in de Eerste Kamer en dan in de Tweede
Kamer; dus dat gaat helaas niet, puur vanwege agendatechnische redenen.
Maar het wordt in ieder geval onder de aandacht gebracht. Het is ook een
invulling van een aanbeveling in het rapport van de Veteranenombudsman,
"Gemeente, ken uw veteraan!". Die heeft daar een goed rapport over
geschreven. In die handreiking wordt Sparrenheuvel bijvoorbeeld ook
expliciet genoemd. En wij blijven hier natuurlijk samen met het NLVI
over in contact met de lokale overheden, om dit onder de aandacht te
brengen.
Dan had de heer Pool ook een vraag over een individuele persoon die
wederom, voor de tweede keer, zijn verhaal moet doen en waar voor de
tweede keer onderzoek naar plaatsvindt, en over hoe zwaar dat is. Ik kan
mij dat heel goed voorstellen. We hebben het eerder natuurlijk over de
RVS gehad, voor als je niet wilt dat mensen, wanneer ze zo'n heftige
ervaring hebben, daar meerdere keren over moeten vertellen en een zo
lange tijd in onzekerheid zitten. Dus uiteraard, en zeker als het over
dit soort schrijnende situaties gaat, heeft dat onze aandacht en
proberen we het zo goed mogelijk te doen. Ik wil verder niet hier
openbaar in het debat op een individuele persoon ingaan. Volgens mij is
dit niet de plek om dat te doen; dat mag niet eens vanwege
privacyregels. Maar laat ik in ieder geval zeggen dat ik de boodschap
die de heer Pool samen met deze persoon hierover geeft, namelijk dat we
erop moeten letten dat mensen die zo veel hebben meegemaakt niet iedere
keer opnieuw hun verhaal moeten doen en steeds in lange procedures
zitten, meeneem in algemene zin, en natuurlijk ook als het om deze
persoon gaat.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Pool.
De heer Pool (PVV):
Ja, dank u wel, voorzitter. Nou goed, wij zijn iets minder krampachtig
wat dat betreft. De persoon heet Daniël. Hij is vandaag te gast.
Wellicht kan de minister hem zo dadelijk even de hand schudden; dan kan
hij het persoonlijke verhaal ook horen. Wellicht wil hij daarop ingaan.
En het is heel fijn dat deze zaak voortvarend wordt opgepakt, want dit
is ook gewoon een van de vele voorbeelden van waar we nog echt te strak
zitten, van waar het systeem vastloopt. Dat moeten we echt
oplossen.
Minister Brekelmans:
Als Daniël daarover met mij in gesprek wil, dan doe ik dat graag na het
debat.
Dan had de heer Pool nog een vraag over hoe ik kijk naar hoe de zorg nu
geregeld is, en om daarop te reflecteren. Kijk, uiteraard blijven er
verbeteringen nodig, blijven er altijd tekortkomingen en zullen we extra
inspanningen blijven verrichten om het te verbeteren. Als je naar een
reflectie vraagt in brede zin op hoe wij het met elkaar hebben ingericht
voor veteranen, dan denk ik het we het over het algemeen, ook als je het
internationaal bekijkt, best aardig hebben ingericht. Ik noemde u net al
het loket waar mensen zich kunnen melden, maar ook de
nuldelijnsondersteuning die plaatsvindt en het meer gespecialiseerde
werk via ggz-centra en het NLVI. We hebben echt een breed scala aan
voorzieningen en ondersteuning, en ook de capaciteit die daarvoor nodig
is. We hebben militaire geestelijke gezondheidszorg. Nou, ik kan een
hele lijst van afkortingen noemen van al datgene wat we doen. Daarbij
zit dan ook meteen de belangrijkste opmerking die ik wil maken. Wat ik
net al zei: we moeten er ook voor zorgen dat mensen wegwijs zijn en dat
de verschillende personen in al die instanties hun plek weten te vinden
en weten waar ze terechtkunnen. Nou, het Veteranenloket helpt daarbij,
want dat kan mensen daarin wegwijs maken. Maar dan moeten mensen ook
weten dat ze daar terechtkunnen en dat ze daar die hulp kunnen krijgen.
Dus ik denk dat we het over het algemeen aardig en goed hebben
ingericht, maar er blijven natuurlijk altijd een heleboel
aandachtspunten waar we met volle energie ook aan moeten blijven
werken.
Dan stelde de heer Ellian een goede vraag, namelijk of voorkomen niet
beter is dan genezen, zeker als het gaat over PTSS. Ja, absoluut. Ik
vroeg een aantal mensen met PTSS of het nu anders gaat dan in het
verleden. Sowieso de erkenning dat PTSS een probleem is en dat het iets
is waarover je moet kunnen spreken en wat je niet moet wegstoppen: ik
denk dat daar de afgelopen jaren veel in veranderd is. Maar ze zeiden
ook dat er nu, als je tegen psychische problemen of ingewikkeldheden
aanloopt, veel meer sprake is van een gesprek, zowel voorafgaand aan een
uitzending en tijdens een uitzending als ook bij terugkeer. Toen ik in
Irak was, heb ik zelf ook gesproken met de medewerker voor geestelijke
gezondheid. Die zei: "Ik ben eigenlijk dag en nacht beschikbaar om bij
binnen te lopen als iemand iets heeft. Dat kan gaan van iets kleins tot
iets groots. Ik sta klaar voor iedereen die iets heeft of iets tegen me
aan wil houden." Dat is natuurlijk juist om ervoor te zorgen dat mensen
niet rond blijven lopen met heftige dingen die ze meemaken en die niet
wegstoppen, maar heel snel bespreekbaar kunnen maken.
Ik sprak onlangs ook met onze vliegercommunity, onze voormalige
F-16-vliegers en onze huidige F-35-vliegers. Die maken natuurlijk ook
heftige dingen mee, in de zin dat ze militaire inzet plegen en weten dat
ze mogelijk slachtoffers maken. Hoe ga je met dat soort dingen om? Er
zijn ook psychologen die erin gespecialiseerd zijn om de vliegers daarin
te begeleiden en om hen daarbij mentaal te helpen. Want hoe ga je als je
zo'n inzet hebt gepleegd vervolgens naar huis? Hoe zit je dan weer aan
de keukentafel met je gezinnetje te praten over hoe jouw dag of
uitzending is geweest?
Ik denk dat we daar veel meer aandacht voor hebben en dat dit soort
dingen daardoor veel eerder bespreekbaar zijn. Er wordt overigens ook
steeds meer onderzoek naar gedaan, zowel binnen defensie als door het
NLVi en LZV. Allerlei instanties en wetenschappers doen daar meer
onderzoek naar. Dat moeten we ook blijven doen. Maar het blijft
natuurlijk een hardnekkige cultuur binnen Defensie dat je vooral niet te
veel over je problemen moet praten en gewoon moet doorgaan, en dat je
daar — hoe zeg je dat? — niet te soft over moet zijn. Dus het blijft van
belang dat we van bovenaf en vanuit de commandanten daar ruimte voor
moeten geven en moeten aansporen om erover te spreken.
Dan was er nog een algemene vraag van de heer Kahraman over onze
zorgplicht. Ik denk dat ik die inmiddels wel beantwoord heb, met alle
punten die ik heb genoemd over wat wij doen om aan de zorgplicht
invulling te geven. Misschien heeft de heer Kahraman er nog een
specifieke vraag over, maar ik denk dat ik die hiermee wel beantwoord
heb.
Dat was het blokje zorg, voorzitter.
De voorzitter:
Ik zie geen interrupties. Dan kunt u vervolgen met het onvermijdelijke
"overig".
Minister Brekelmans:
Ja, de laatste categorie: overig. Ik begin met een vraag van, volgens
mij, de heer Kahraman, over een beroep doen op de samenleving en ook op
het bedrijfsleven. Ik vind het heel mooi als bedrijven zich specifiek
inzetten voor veteranen. Dat kan zijn door een specifiek initiatief,
zoals een gala voor de Invictus Games. Dat is natuurlijk prachtig. Dat
is heel mooi. Wat ik ook een heel mooi initiatief vind, is Ongekende
Krachten. Dat gaat over, wat ik in mijn introductie ook zei, de kracht
van veteranen en de kwaliteiten en unieke ervaringen die zij hebben, die
ook relevant zijn voor het bedrijfsleven. Hoe meer er vanuit de
samenleving en het bedrijfsleven initiatieven komen, hoe beter het is,
volgens mij. Ik ben het wel eens met wat, geloof ik, de heer Nordkamp
zei, namelijk dat de verantwoordelijkheid uiteindelijk bij Defensie ligt
en dat het aan ons is om er invulling aan te geven. Ik zou zeggen:
datgene wat bedrijven doen, moet extra zijn. Daar sporen we ze ook toe
aan, maar we moeten het volgens mij niet zo doen dat er een mechanisme
ontstaat waardoor wij een hogere prijs betalen voor de dingen die wij
bij het bedrijfsleven inkopen zodat zij een deel van de veteranenzorg
kunnen financieren. Volgens mij moeten we dat mechanisme niet gaan
inbouwen.
De heer Nordkamp maakt een opmerking over het feit dat we spreken van
"thuisfront". Hij vroeg zich af of het niet beter is om te spreken over
"thuisbasis", want het woord "front" roept volgens hem verkeerde
associaties op. De officiële term die wij gebruiken is "relaties" of
"thuisrelaties". Veel mensen hebben natuurlijk een gezin thuiszitten,
maar het gaat vaak juist ook breder dan dat. Ik vind het een heel mooie
suggestie, dus zal ik proberen dat mee te nemen en in mijn eigen
formuleringen te spreken over thuisbasis.
De heer Pool had een nogal scherpe inbreng over het proces rondom Marco
Kroon. Kijk, ik stond daar zelf toen die demonstratie plaatsvond.
Uiteraard schrok ik daarvan, want ik wist niet wat er gebeurde; het
gebeurde schuin achter me. Ik merkte om mij heen wel dat er direct
ingegrepen werd. Overigens, ik wist niet dat het Marco Kroon en igk
Boudewijn Boots waren die dat deden. Ik heb er vertrouwen in dat als er
zowel met beveiliging als politie als militairen om mij heen ingegrepen
wordt, het goed zit. Vandaar dat ik ter plekke door ben gegaan met het
houden van die toespraak op een heel belangrijk moment, namelijk
Bevrijdingsdag. Ik heb de heer Kroon direct daarna ook persoonlijk
bedankt. Achteraf hebben we allemaal kunnen constateren dat het meeviel
en dat de persoon waar het om ging geen wapens bij zich had en er dus
geen groot gevaar was, maar op het moment dat Marco Kroon en Boudewijn
Boots naar voren stapten, wisten zij dat niet. Dus ongeacht hoe groot de
dreiging was, waren zij het die het meest alert waren, die meteen naar
voren stapten en ook meteen ingrepen. Wat ik ervan heb gezien, is dat ze
dat ook op een gepaste wijze deden, in die zin dat ze die persoon ook
meteen overdroegen aan de mensen die op dat moment de taak hadden om
voor de veiligheid te zorgen. Ik heb Marco Kroon daar dus persoonlijk
voor bedankt. Ik zag dat er daarna ook publiekelijk discussie op gang
kwam. Ook publiekelijk zijn we achter Marco Kroon gaan staan — ik
persoonlijk, maar ook de CdS en anderen — omdat wij vinden dat hij
adequaat heeft ingegrepen.
Tegelijkertijd, en volgens mij zei de heer Ellian dat: we leven in een
rechtsstaat. Ik spreek met heel veel militairen. Als ik aan hen vraag,
waar ze voor vechten ... O, de vraag was van de heer Boswijk, hoor ik
nu. Sorry. Bij rechtsstaat denk ik op de een of andere manier aan de
heer Ellian; ik weet niet hoe dat komt. Maar het was inderdaad de heer
Boswijk. Sommige militairen zeggen ook tegen mij: "Waar doe je het
uiteindelijk voor? Doe je het nou voor de minister, voor je commandant
of voor je team?" Meestal niet voor de minister, wel voor het team, maar
ze noemen heel vaak ook de rechtsstaat, waar wij als Nederland voor
staan, en dat wij een democratie zijn, in vrijheid leven en dat als
mensen hun recht willen halen, zij ook de mogelijkheid moeten hebben om
dat te doen. Een heleboel militairen zijn op de meest gevaarlijke
plekken in de wereld actief, juist omdat ze staan voor onze rechtsstaat.
Daar hoort ook bij dat als iemand een proces begint, al ben je het daar
misschien niet mee eens, je wel het respect hebt voor het feit dat dat
proces gevoerd kan worden. Ook voor de KMar, waar ik overigens ook
verantwoordelijk voor ben als beheerder, geldt dat zij gewoon hun werk
doen. Dus ik heb een individuele opvatting over deze zaak; ik stond er
zelf bij, maar ik sta er ook voor dat het in een rechtstaat zo werkt dat
als iemand vindt dat er een proces gevoerd moet worden, dat ook zijn weg
moet vinden en dat daar ook aan meegewerkt moet worden. Dat is ook waar
onze militairen zich dagelijks voor inzetten en waar die 100.000
veteranen zich ook voor hebben ingezet.
De heer Pool (PVV):
Wat wij als PVV vragen heeft gewoon alles te maken met die rechtsstaat.
We beroepen ons op artikel 127 van de Wet op de rechterlijke
organisatie, die stelt dat onze minister, de minister van Justitie en
Veiligheid— de VVD-collega van deze minister — gewoon een algemene en
bijzondere aanwijzing kan geven betreffende de uitoefening van de taken
en bevoegdheden van het Openbaar Ministerie. Dus wat wij vragen is
rechtsstatelijk. Het is gewoon onderdeel van hoe het werkt. Deze
minister kan met zijn collega vóór onze militair gaan staan en zeggen:
nee, we maken een einde aan dit onderzoek. Of in elk geval kunnen ze het
Openbaar Ministerie daartoe oproepen. Dát vragen we en ik vraag aan de
minister waarom hij dát niet wil doen.
Minister Brekelmans:
Ik kijk nu toch even met een schuin oog naar de heer Ellian voor zijn
juridische kennis. Volgens mij gebeurt het nooit dat de minister van
Justitie en Veiligheid gebruikmaakt van de bevoegdheid om te treden in
een procedure van het OM. Misschien is het nog nooit gebeurd of is het
30 jaar geleden gebeurd of is het in elk geval één keer gebeurd. Ik vind
dat je daar zeer terughoudend in moet zijn, omdat anders de neiging om
als politiek of als minister in een lopende zaak te treden ... In het
ideaalbeeld van de heer Pool zou je dat misschien heel vaak moeten doen,
maar ik vind dat je daar zeer terughoudend in moet zijn. Ik heb er alle
vertrouwen in dat, wanneer deze zaak loopt, het recht op een goede
manier zijn gevolg zal krijgen. Ik zie op dit moment geen aanleiding om
gebruik te maken van die heel uitzonderlijke bevoegdheid voor heel
uitzonderlijke omstandigheden, die in alle zaken die er zijn geweest —
van groot tot klein, van links tot rechts — ooit één keer is benut. Ik
vind het niet op z'n plaats om dat in dezen te doen en om daarmee ook de
drempel om dat als politiek überhaupt te doen, te verlagen en die
glijdende schaal op te gaan. Volgens mij moet je daar zeer terughoudend
in zijn.
De voorzitter:
De heer Pool voor zijn derde en laatste interruptie.
De heer Pool (PVV):
Dit is dus heel duidelijk gewoon politieke onwil! De minister en zijn
VVD-collega van Justitie en Veiligheid willen het niet, maar het kán
gewoon wel. Dat je een veteraan, een militair, een drager van de
Militaire Willemsorde, die nota bene deze minister van Defensie heeft
beschermd op zo'n moment en ingreep toen dat nodig was, dat je die
gewoon laat bungelen en dat het onderzoek gewoon doorgaat, is een
absolute schande.
Minister Brekelmans:
Ik denk dat deze grote woorden en deze verdachtmakingen de heer Pool en
de PVV niet sieren. Wij doen dat niet op deze manier. Ik heb net mijn
waardering voor de heer Kroon al uitgesproken. Dat heb ik persoonlijk
ook gedaan. Hij weet hoe ik hiernaar kijk. Hij weet dat hij de volle
steun van mij en van iedereen bij Defensie heeft. Maar het is ook zo dat
wij als Defensie staan voor de rechtsstaat, dat wij staan voor de trias
politica en dat wij niet zomaar als ministers ingrijpen in een
rechtszaak of in een procedure van het OM. Wij staan samen voor die
rechtsstaat. Zeker in een tijd waarin instituties en onze rechtsstaat zo
onder druk staan, vind ik dat een heel groot goed. Een groot goed waar
overigens ook onze militairen zich dagelijks voor inzetten en waar onze
veteranen zich voor hebben ingezet. Ik zou dus zeggen: meneer Pool, even
een tandje terug met die toon. Dit heeft niets te maken met politieke
kleur. Het heeft er gewoon mee te maken dat dit is hoe onze rechtsstaat
werkt. Dat doet niets af aan mijn waardering voor de heer Kroon, voor
wat hij in het verleden heeft gedaan als oorlogsheld en voor wat hij
onlangs heeft gedaan toen hij op adequate en alerte manier
ingreep.
De voorzitter:
De heer Pool steekt zijn vinger op, maar u bent echt door uw
interrupties heen, meneer Pool. Een persoonlijk feit mag u altijd maken.
De heer Pool.
De heer Pool (PVV):
Als de VVD-minister begint over verdachtmakingen en een tandje terug,
dan trek ik me dat heel persoonlijk aan. Deze minister kan opkomen voor
deze militair. Ze kunnen binnen alle kaders van de rechtsstaat ingrijpen
maar ze willen niet, en dat ligt bij de VVD-minister en niet bij de
PVV.
De voorzitter:
Probeer het echt bij een persoonlijk feit te houden. U gaat nu weer
politiek bedrijven en daarvoor heb ik u niet het woord gegeven. De heer
Nordkamp.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Als het kan een klein punt van orde. We lopen redelijk op schema. De
opkomst is ook niet bijzonder hoog. Zouden we misschien een of twee
extra interrupties kunnen krijgen?
De voorzitter:
De meesten zitten netjes in hun interrupties en we zitten al in het
laatste blokje. Ik kijk het aan. Ik denk dat we er echt met drie
interrupties doorheen komen, maar mocht u in nood komen zonder vierde
interruptie, dan zal ik dat beoordelen. Laten we eerst de resterende
beantwoording door de minister afwachten. Dan kijk ik of er een vierde
interruptie nodig is. Ik zie de minister. U kunt uw betoog
vervolgen.
Minister Brekelmans:
Dank, voorzitter. Tot slot was er nog een vraag van de heer Pool over de
Dutchbat-veteraan Ronald Wentink. Hij hoopt een route van 8 kilometer
opnieuw te kunnen lopen. Het is een indrukwekkend verhaal dat hij
destijds een gewond meisje gedragen heeft. Hij hoopt haar weer te
ontmoeten en de vraag was of ik als minister zou willen kijken of ik
daarbij kan helpen. Ik wil erbij zeggen dat ik het heel mooi vind dat de
heer Wentink deze terugkeerreis gaat ondernemen. Het is een heel
bijzonder en dapper verhaal. Als ik of wij als Defensie kunnen helpen
bij deze zoektocht, bijvoorbeeld in samenwerking met onze ambassade daar
of met het ministerie van Buitenlandse Zaken, dan zijn wij uiteraard
bereid om daarbij te helpen. Ik hoop dat die terugkeerreis voor Ronald
Wentink hem brengt waar hij op hoopt.
Dat was 'm, voorzitter.
De voorzitter:
Ik sta nu open voor de tweede of derde interruptie. De heer
Nordkamp.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Ik wil twee onderwerpen bespreken. Ik hoop dus dat u mij ook nog een
volgende interruptie gunt en ik hoop dat de minister mij helpt om één
interruptie per onderwerp te hoeven gebruiken. De uitleg van het
BIV-verhaal was op zich goed te volgen, maar ik vraag me wel af of die
informatie het meest actueel is, want ik krijg ook zijdelings wat
informatie. Dat neem ik de minister ook niet kwalijk, want dit is
primair de verantwoordelijkheid van het ministerie van Financiën. Dat
maakt het voor ons als woordvoerders Defensie ingewikkeld, want ook wij
zijn niet altijd up-to-date en op de hoogte en wij kennen ook de
mogelijke precedentwerkingen et cetera. Tegelijkertijd worden wij wel
benaderd door belangenbehartigers van veteranen om over deze kwesties te
spreken. Ik heb daarover een motie in voorbereiding, maar eigenlijk wil
ik die niet indienen. Zou ik misschien iets van een toezegging kunnen
krijgen dat wij op termijn een Kamerbrief krijgen met daarin de meest
actuele informatie, wellicht ook vooruitlopend op het onderzoek waar u
naar verwijst — maar dat is al met ons gedeeld — maar ook op de
rechtszaken die eraan zitten te komen? Zou de toezegging van de minister
dat wij daar een Kamerbrief over ontvangen iets kunnen zijn om er voor
nu met elkaar uit te komen?
Minister Brekelmans:
De laatste brief is van eind april. Dat is een kleine twee maanden
geleden, maar laat ik het volgende doen. Wij hebben nu dit debat met
elkaar. Laat ik in ieder geval toezeggen dat wij hierover in contact
treden met de staatssecretaris van Financiën. De vragen die de Kamer
hierover heeft, zijn helder. Ik merkte aan de reacties ook dat niet
iedereen op de hoogte was van het onderzoek van de twee professoren dat
heeft plaatsgevonden; dat neem ik helemaal niemand kwalijk. Laten wij
dus met de staatssecretaris bespreken dat we een update geven. Dat is
ook afhankelijk van hoe die rechtszaken lopen, want ik weet niet precies
wanneer de uitspraak komt en wat de termijnen daarvan zijn, maar dan
bekijken we wat een goed moment is om de Kamer hierover te informeren.
Dat kan misschien net na die rechtszaken als die ergens in het loop van
het jaar duidelijk worden. Als dat nog veel langer gaat duren, verwacht
ik dat het iets eerder wordt, maar de staatssecretaris van Financiën en
wij sturen in ieder geval ergens dit jaar een brief naar de Kamer met
nog een keer overzichtelijk wat ik net mondeling heb gezegd.
De voorzitter:
Ik geef u echt uw vierde interruptie. Die geef ik dus ook aan uw
collega's.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Dat wordt heel erg gewaardeerd. Dit is het laatste punt waarover ik echt
nog even van gedachten wil wisselen met de minister. Ik begrijp zijn
punt over de Veteranennota. In het verleden was er wellicht de kritiek
dat zij niet leesbaar was en dat zij saai was, met dubbelingen erin. Dat
begrijp ik best goed. Wat we nu hebben liggen, is gewoon wat meer fancy.
Dat begrijp ik, maar in die zin ben ik toch meer iemand van de oude
stempel. Het gaat mij er gewoon om of wij in staat zijn om op basis van
de nota te zien of het veteranenbeleid het effect heeft dat is beoogd in
de Veteranenwet. Hoewel dit misschien wat leesbaarder is, denk ik dat we
ook moeten vaststellen dat dat niet helemaal aan de orde is. Ook met de
verwachting dat de veteranenpopulatie zal toenemen en dat daar meer
variatie in zal zijn, denk ik echt dat dat verstandig zou zijn. De motie
die vier jaar geleden is ingediend en die hierom verzoekt, is in ieder
geval gesteund door één collega. Een andere collega kaartte dit zelf ook
aan in zijn inbreng. Ik denk dus wel dat we iets moeten met de
Veteranennota, misschien in de vorm van een publieksversie en een eigen
versie, maar ik denk niet dat dit voor de toekomst voldoende is voor
onze controlerende taak. Het gaat nu ook te ver om de motie van Van
Wijngaarden opnieuw in stemming te brengen, maar ook op dit punt wil ik
vragen wat we hiermee zouden kunnen doen. Kan de minister ons iets
aanreiken om ons met de Veteranennota beter te bedienen voor onze
controlerende taak? Misschien kunnen we iets doen met een
voorbereidingsgroep uit de Kamercommissie. Ik hoor goed wat de minister
hierover zegt, maar ik hoop ook dat hij mij begrijpt. Dit is mijn
laatste punt, voorzitter.
De voorzitter:
Ja, dank. De minister.
Minister Brekelmans:
Of het nou een nota, een brief of wat dan ook is, uiteindelijk is het
een middel omdat je ergens inzicht in wil hebben. Ik denk dat we niet
moeten doen alsof het al te wiskundig is, dus alsof je bij wijze van
spreken kunt zeggen: we hebben een budget voor het veteranenbeleid en we
kunnen op een of andere manier precies meten hoe de zorg voor veteranen
in elkaar zit of hoe veteranen zich erkend voelen. Daar vindt best wel
wat onderzoek naar plaats, maar ik vind soms dat bij bepaalde
documenten, door ze artikelsgewijs te bekijken, een bepaalde schijn van
wetenschap of een schijn van objectiviteit wordt gewekt die er eigenlijk
niet is. Wat we uiteindelijk willen laten zien met de Veteranennota is
dat wat we doen heel divers is en dat het gaat om erkenning en
waardering, om zorg en al die zaken. Dat wil je illustreren aan de hand
van voorbeelden. Even los van de plaatjes, en of het fancy is en welke
kleur het heeft en zo, wil je aan de hand van voorbeelden laten zien wat
we daadwerkelijk doen. Daar zitten ook de nodige data bij. Als de heer
Nordkamp bepaalde data mist of graag een bepaald causaal verband wil
weten, bijvoorbeeld of het daadwerkelijk leidt tot meer waardering,
kunnen we kijken of daar onderzoek naar kan worden gedaan en kunnen we
bekijken of we die data hebben. Volgens mij hebben we dan een
specifieker gesprek, namelijk welk inzicht mist de heer Nordkamp dat hij
wel graag zou willen zien. Dan kunnen wij bekijken of dat in de nota
past of dat het op een andere manier moet, of het beter mondeling kan et
cetera. Maar als we nu de structuur van de Veteranennota omgooien of
twee dingen naast elkaar gaan doen, creëren we misschien een soort
schijnobjectiviteit en meer werk, terwijl dat misschien niet tot meer
inzicht leidt. Bij mij begint het altijd met de vraag wat je wil weten.
Dat zou mijn wedervraag aan de heer Nordkamp zijn.
De voorzitter:
Dank. De heer Nordkamp kan in zijn tweede termijn natuurlijk terugkomen
op de wedervraag van de minister. De minister is klaar. Het is mogelijk
om nog een interruptie te plaatsen. Meneer Ellian?
De heer Ellian (VVD):
Ik heb geen interruptie, maar ik had de vraag gesteld of de groep
Afghanistanveteranen specifiek een plek in de nota kan krijgen. Het
antwoord daarop heb ik gemist.
Minister Brekelmans:
Ja, dat antwoord heb ik hier wel ergens. Ik doe het even uit mijn hoofd.
Een tijdlang hebben we er specifiek aandacht aan besteed aan de hand van
een onderzoek dat daarover plaatsvond. De reden dat we terughoudend zijn
om in de Veteranennota over specifieke groepen te spreken is dat als je
dat doet voor bijvoorbeeld de Afghanistanveteranen, meteen de vraag
wordt gesteld waarom je dat ook niet doet voor bijvoorbeeld specifiek de
groep Irakveteranen. Dat is de reden dat we wel met een aantal
voorbeelden en op een aantal plekken de Afghanistanveteranen noemen,
maar … Het ligt altijd heel gevoelig bij de veteranen: als je één groep
eruit tilt, heb je dan minder aandacht en waardering voor de andere
groep? Dus ik zou er zelf terughoudend in willen zijn.
Er vindt op dit moment onderzoek plaats door het NIMH naar onze totale
betrokkenheid in Afghanistan. Als dat onderzoek naar buiten komt, en
zeker als daar kritische conclusies in staan, gaat dat veel
teweegbrengen. Dat weten we; we hebben het ook met het Indiëonderzoek
gezien. Het gaat per definitie veel teweegbrengen in de
veteranengemeenschap. De vraag hoe we met dat onderzoek omgaan als het
er ligt, hoe we ervoor zorgen dat we het gesprek met de
Afghanistanveteranen dan op een goede manier voeren en hoe we er goed
het debat met elkaar over kunnen voeren, is wat mij op dit moment
bezighoudt bij het onderwerp Afghanistan en veteranen. Als u specifieke
vragen heeft, ben ik uiteraard bereid om die te beantwoorden, maar dit
is de reden dat we het nu niet als een apart hoofdstuk of een apart blok
opnemen in de Veteranennota.
De heer Ellian (VVD):
Ik waardeer dit antwoord enorm. Ik wist niet dat dit onderzoek eraan zat
te komen. Ik beluister dat de minister anticipeert op een mogelijk wat
kritischer uitkomst. Mijn vraag heeft eigenlijk precies daarmee te
maken, omdat ik me heel erg zorgen maak over de beeldvorming rondom deze
missie. Ik ben deze veteranen megadankbaar. Mijn moeder ging zonder
hoofddoek naar school in Kabul; ik heb er een foto van dat zij naar
school gaat met haar vriendinnen; ik heb die weleens laten zien. Ik ben
die veteranen dankbaar en maak me juist zorgen om die groep. Dus heel
fijn als we hier samen in kunnen optrekken, want dat verdient deze
groep. Vandaar dat ik vroeg of ze misschien een aparte plek in de nota
moeten krijgen.
Minister Brekelmans:
Na iedere deelmissie vindt er altijd een evaluatie en een debat in de
Kamer plaats. Alleen vindt daar bovenop een onderzoek plaats door het
NIMH naar de totale inzet in Afghanistan. Dat onderzoek duurt meerdere
jaren, dus het zou best kunnen dat het nog een, twee of drie jaar duurt
voordat het gereed is. Ik weet uit mijn hoofd niet wat de deadline is,
maar het kan nog wel even duren; het zit er niet nu al aan te komen. Wat
ik zelf uit het Indiëonderzoek heb meegenomen, is dat hoewel er meerdere
boeken lagen, dat debat en de beeldvorming heel makkelijk verengd werden
tot een of twee zinnen. Maar als je dan het boek en de rapporten las,
zag je dat het daar veel genuanceerder in stond. Ik kan me zomaar
voorstellen — dat is mijn zorg over onze inzet in Afghanistan, waar zo
veel over te zeggen valt, ook de positieve dingen die daar bereikt zijn,
zoals de heer Ellian benoemde — dat het wordt platgeslagen tot iets
negatiefs als "het heeft allemaal geen zin gehad" of dat soort dingen.
Daar moeten we natuurlijk heel zorgvuldig in zijn, omdat mensen daar
letterlijk hun leven hebben gegeven. We moeten dat debat op een
genuanceerde manier voeren, in eerste instantie in onze reactie vanuit
Defensie, maar vervolgens ook in de Kamer.
De heer Boswijk (CDA):
Ik begreep dat het onderzoek waarschijnlijk ergens volgend jaar naar
buiten komt, dus dat is inderdaad nog even afwachten. Ik had nog een
vraag gesteld over het Veteranen Search Team. De Kamer heeft tot twee
keer toe unaniem gezegd: we vinden dat het structureel gefinancierd moet
worden. Ik ben benieuwd wat de status daarvan is.
Minister Brekelmans:
Ik doe het weer even uit mijn hoofd. Aan het begin van het jaar is het
subsidiebedrag toegekend. Op dit moment wordt dat uitgegeven. In het
gesprek dat we erover hebben gehad hebben we gezegd dat we het gaan
evalueren en dat we op basis daarvan bepalen hoe we dat structureel gaan
doen, in welke mate we dat gaan doen en wie dat financiert. Die
evaluatie is er nu nog niet, ook omdat dat geld pas aan het begin van
het jaar is uitgekeerd. In het derde kwartaal gaan we dit evalueren;
voor de begrotingsbehandeling kunnen daar meer duidelijkheid over geven.
Dan kan de heer Boswijk kijken of hij daar iets mee wil via een
amendement of iets dergelijks.
De voorzitter:
De heer Pool voor zijn vierde interruptie.
De heer Pool (PVV):
Die gaat over de terugkeerreis van de Dutchbatveteraan Wentink. Geweldig
dat de minister daarnaar wil gaan kijken. Kunnen we erop vertrouwen dat
dat verder afgehandeld wordt via de commissie voor Defensie, waar de
contactgegevens en zo bekend zijn? Dat is de vraag.
Minister Brekelmans:
Sorry, ik begrijp uw vraag niet helemaal.
De voorzitter:
Kunt u uw vraag een keer herhalen?
De heer Pool (PVV):
Met plezier. Om ervoor te zorgen dat de minister zijn toezegging gestand
kan doen en dat alles in het werk wordt gesteld om ervoor te zorgen dat
hij dat meisje wellicht kan gaan ontmoeten, vraag ik: wil de minister
ingaan op het verzoek om in contact te treden met de commissie voor
Defensie, waar de contactgegevens van deze Dutchbatveteraan aanwezig
zijn, zodat het een concrete opvolging kan krijgen?
Minister Brekelmans:
Ja. Wij zullen als ministerie in contact treden met de heer Ronald
Wentink. Ik weet niet of ik dat persoonlijk per se moet doen, maar de
mensen die hem daarbij kunnen helpen, zullen dat doen.
De voorzitter:
Dank. Ik zie geen vragen meer vanuit de commissie.
Dan gaan we naar de tweede termijn namens de commissie. Ik geef eerst
het woord aan de heer Ellian. Die heeft nog twee minuten spreektijd in
zijn tweede termijn.
De heer Ellian (VVD):
Dank, voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording. Ik ervaar
dit altijd als een prettig gesprek, waarbij we het niet per se altijd
eens zijn, maar dat is niet erg. De beelden van de veteranenstatus lopen
wat uiteen. Ik ben niet de eerste die daarnaar vraagt. Mijn buurman deed
dat volgens mij eerder ook al, op meerdere plekken. Op zich ben ik blij
als de minister zegt dat een militair die bijvoorbeeld nu gestationeerd
is in Litouwen en als hij terugkomt op enig later moment PTSS zou
krijgen, alles krijgt wat de wet zegt. Dan ben ik blij, want de wet zegt
dat onze minister een zorgplicht heeft voor veteranen. De bijzondere
zorgplicht luidt: onze minister heeft een bijzondere zorgplicht voor
veteranen. De discussie gaat erover of ze nou veteranen zijn of niet. De
minister zegt: meneer Ellian, maak u geen zorgen. Maar er zijn piloten
die Air Policing doen en mensen bij Frontex, waar je hele heftige dingen
kunt zien en meemaken. Dat weet de minister beter dan ik. Daarna kunnen
er toch klachten optreden. Ik vind het van belang dat deze militairen
dezelfde zorg krijgen als degenen die daadwerkelijk die veteranenstatus
hebben. Ik wil benadrukken dat het mij niet zozeer gaat om de
statuskwestie. Ik snap de gevoeligheden daaromtrent heel goed; daar wil
ik me eigenlijk niet te veel in mengen. Mij gaat het om de zorg.
Misschien nog goed om toch nog even te benadrukken — dan kijk ik ook
even naar de heer Pool — dat ook de VVD-fractie de heer Kroon dankbaar
is voor zijn optreden. Het is fijn om te horen dat de minister niet bang
was op dat moment, want als VVD willen we graag een beetje
strijdvaardigheid uitstralen, dus dat is mooi. Ik heb het even
opgezocht: het wetsartikel dat de heer Pool noemt, artikel 127, bestaat
sinds 1999, maar het is nog nooit toegepast. In het verleden gebeurde
dat wel, maar dat is een hele andere discussie. Het is dus nog nooit
toegepast. Dat neemt niet weg dat ik hoop dat meneer Kroon hier op een
terechte manier uit komt. Ik heb verder geen moties.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Pool een interruptie heeft in de richting van Ellian.
Ik sta in deze ronde ook een tweetal interrupties toe.
De heer Pool (PVV):
Hoe mooi zou het zijn als deze minister en zijn collega van Justitie en
Veiligheid ergens geschiedenis mee kunnen maken door ervoor te zorgen
dat dit gewoon wordt gedaan? Het is gewoon een serieuze kwestie. Het is
onaanvaardbaar dat er zo veel zaken bij het OM blijven liggen maar dat
dit dan ineens prioriteit krijgt. We kunnen daar met ons hoofd niet bij.
Steunt de heer Ellian niet gewoon onze oproep om gewoon voor onze
veteraan te gaan staan?
De heer Ellian (VVD):
Ik vind dat we allemaal achter Marco Kroon moeten staan en ik vind ook
van alles van die demonstranten op 5 mei, wat een heel belangrijk moment
is. Het ging over onze bevrijding van tirannie. Overigens, deze minister
heeft die bevoegdheid niet en de minister van Justitie wel; dat is
toevallig een VVD'er. Maar nee, ik vind dat niet. Er zijn ook allerlei
mensen op social media — dat weet u — die vinden dat ik vervolgd moet
worden omdat zij vinden dat ik een zionist ben, een moslimhater of wat
dan ook. Misschien gaat iemand anders wel aan de minister vragen: u moet
die Ellian vervolgen. Dat zijn kenmerken van een … In een gezonde
rechtsstaat gebeurt dat niet. Weet u wat het is, bij mij is het glas
halfleeg in deze commissie. Dat heb ik nu al twee of drie weken op rij
gezegd, dus laat ik nu één keer positief zijn: ik ga ervan uit dat de
conclusie hiervan is dat meneer Kroon bedankt wordt voor zijn moed en
inzet, en de igk overigens ook, want die was er ook bij betrokken, en
dat het gesprek heel snel, na vijf minuten, klaar is. Tot slot: ik ga
ervan uit dat de heer Kroon zijn kant van het verhaal mag vertellen en
dat daarmee de kous af is. Ik denk dat we het ook niet groter moeten
maken dan het is. Vind ik het lullig voor hem? Ja. Zou het anders
moeten? Diep van binnen heb ik daar misschien ook wel ideeën over, maar
volgens mij gaat dit allemaal op z'n pootjes terechtkomen.
De voorzitter:
Uw tweede en laatste interruptie, meneer Pool.
De heer Pool (PVV):
Ik hoor de heer Ellian zeggen: we moeten het niet groter maken dan dat
het is. De heer Kroon heeft gewoon gezegd: als een advocaat van mij deze
zaak moet gaan winnen, dan ga ik mij beraden op de vraag of het uniform
en onze driekleur nog wel waarde hebben voor mij. Dus "we moeten het
niet groter maken dan het is"? Dit is heel groot. Een oorlogsheld die
terecht optreedt moet vervolgens als een crimineel bij het OM komen, bij
de Koninklijke Marechaussee, en gaat worden verhoord. Dat kan toch
gewoon niet? We kunnen daar binnen de kaders van de rechtsstaat gewoon
een einde aan maken, maar de VVD wil dat gewoon niet. Dat is de
conclusie van dit debat.
De heer Ellian (VVD):
Dit is zo'n trieste vorm van campagne voeren. Ik heb nu al een paar keer
…
De heer Pool (PVV):
Het is geen campagne voeren.
De heer Ellian (VVD):
Het is wel gewoon campagne voeren. Niet zo stoer doen!
De voorzitter:
Ik verzoek de leden om niet buiten de microfoon te praten. De heer
Ellian is nu aan het woord.
De heer Ellian (VVD):
Ik mag niet in de schaduw van Marco Kroon lopen, maar ik heb in mijn
leven meer gedaan om vrijheid en democratie te beschermen dan de 36
andere mensen bij de PVV. Even een toontje lager zingen; wat dat betreft
sluit ik mij aan bij deze minister. Ik ben hier ook om de rechtsstaat te
verdedigen, een rechtsstaat die mijn ouders niet beschermd heeft. Wat ik
bedoel met "het niet groter maken dan dat het is", is dat ik denk dat
het een gesprek is met meneer Kroon waarin hij mag vertellen hoe hij het
ervaren heeft. Ik ga ervan uit dat daarna de kous af is. Zou het tot een
strafzaak komen, dan heb ik daar zeker ook een mening over. Dat zou ik
erg bijzonder vinden. Gelet op alles wat er gebeurt in de samenleving
zou je je af kunnen vragen: goh, zou je dat niet anders moeten doen?
Maar dan nog, om een minister te vragen om in te grijpen is één, meneer
Pool. Dat moet je in principe niet willen, want de volgende keer kan het
ook over u, over mij of over iemand anders gaan. Maar dat doet niets af
aan wat de VVD vindt van Marco Kroon. Hij is een oorlogsheld. Hij
verdient die credits. Deze behandeling had hij zeker niet verdiend. Ik
vind overigens dat de schuld daarvoor bij de demonstranten ligt, want
die hadden daar niet moeten staan en ook die aangifte niet moeten doen.
Daar heb ik ook iets over gezegd. En ja, meer kan ik er niet van maken.
Maar frame het nou niet als "de VVD staat niet achter hem", want dat
staan we wel. Maar we respecteren ook de regels die we hier met elkaar
hebben afgesproken. Ik hoop van harte dat het goed uitpakt voor meneer
Kroon. Mocht dat niet zo zijn, dan moeten we misschien de regels eens
tegen het licht houden. Dat kan, want dat is hoe het democratische
proces werkt.
Maar je moet niet zo stoer doen. Je hebt zelf helemaal …
De voorzitter:
Wilt u … Ik hoor dat een aantal Kamerleden niet via de voorzitter
spreekt. Wilt u alstublieft via de voorzitter spreken, want ik zie ook
dat de emoties wat oplopen.
Meneer Pool, u bent echt door uw twee interrupties heen. Hoor ik u
"excuses" zeggen? Ik geef u dan maar de ruimte voor een persoonlijk
feit, maar houd het daar alstublieft bij.
De heer Pool (PVV):
Sorry, hoor, maar zij worden persoonlijk als ze zeggen dat ik stoer loop
te doen en campagne loop te voeren. Dat is gewoon niet zo, voorzitter!
Wij hebben een punt: het kan binnen de kaders van de rechtsstaat, maar
ze willen het niet. Nou ja, own it, maar ga dan niet ons de schuld lopen
geven. Dat is echt gewoon abject.
De voorzitter:
Dank. U heeft uw punt gemaakt.
De heer Ellian (VVD):
Voorzitter, ik word "abject" genoemd". Een bangerikje, weet je wel, dat
…
De voorzitter:
Laten we alstublieft niet buiten de microfoon om gaan spreken. Iedereen
is vrij om een persoonlijk punt te maken. Ik zie de emoties oplopen en
laten we daarom alsjeblieft via de voorzitter blijven spreken en elkaar
niet persoonlijk gaan bejegenen.
Ik geef het woord aan de heer Boswijk. Hij heeft in de tweede termijn
twee minuten spreektijd.
De heer Boswijk (CDA):
Voorzitter. Ik begon mijn inbreng met de opmerking dat dit altijd een
beetje een saai debat is. Nou, ik heb dat niet goed voorspeld, want ik
zat er volledig naast. Maar ik zeg er maar meteen bij dat ik het ergens
wel jammer vind dat dit gebeurt. Het is, denk ik, totaal onnodig, want
ik denk dat iedereen achter militairen als Marco Kroon staat. Iedereen
heeft in meer of mindere mate gevoelens bij de demonstranten die daar
rond hebben gelopen. Maar goed, dat terzijde.
Voorzitter. Dank aan de minister en zijn ondersteuning voor de
antwoorden. Het is mooi dat er, hopelijk eind dit jaar, meer bekend is
over de actualisatie van de veteranenstatus en in de loop van volgende
maand over de actualisatie van het decoratiesysteem. Dat is iets waar de
Kamer allang op hamert en veel mensen bij Defensie wachten er met smart
op.
Ik heb één motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat onze democratie zowel van buitenaf als van binnenuit
bedreigd wordt;
overwegende dat daarom fors geïnvesteerd moet worden in het versterken
van de maatschappelijke weerbaarheid;
constaterende dat er mooie initiatieven zijn, bijvoorbeeld met projecten
waarbij veteranen voor de klas staan, maar dat financiële middelen
hiervoor vaak ontbreken;
overwegende dat een deel van de bedrijven uit de defensie-industrie
openstaat voor maatschappelijk partnerschap, onder meer op het gebied
van veteranenzorg, educatie en bewustwording over vrede, veiligheid en
democratie;
verzoekt de regering in overleg te treden met relevante maatschappelijke
organisaties, zoals de NIDV, het Veteraneninstituut, het Vfonds en
andere betrokken partijen, om te onderzoeken of en hoe investeringen in
de defensie-industrie kunnen bijdragen aan het versterken van
veteraneninitiatieven, educatieprogramma's en maatschappelijke
weerbaarheid,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Boswijk.
Zij krijgt nr. 284 (30139).
De heer Boswijk (CDA):
Voorzitter. Ik zeg tegen de heer Nordkamp dat dit geen vrijbrief is voor
de overheid om dan maar niks te doen, maar ik merkte tijdens
verschillende bijeenkomsten met de defensie-industrie dat ze al
individueel een aantal veteraneninitiatieven steunen. Dat is natuurlijk
heel goed, maar er is ook behoefte om het meer gezamenlijk te doen, want
dan zou het meer impact kunnen hebben. Ze waren een beetje aan het
zoeken wie daar een rol in zou kunnen spelen en het zou daarom mooi zijn
als het ministerie daar samen met een aantal maatschappelijke partners
iets in kan betekenen.
Dat was 'm.
De voorzitter:
Dank aan de heer Boswijk voor zijn inbreng. Dan gaan we nu naar de heer
Pool voor zijn tweede termijn. Hij heeft één minuut spreektijdl
De heer Pool (PVV):
Hartelijk dank, voorzitter. Over het onderzoek naar Marco Kroon is
voldoende gezegd. We zijn het niet met elkaar eens, maar goed: dat kan
in een debat.
Ik wil de minister heel erg bedanken voor zijn persoonlijke interesse in
onze veteranen. Geweldig dat hij zo dadelijk ook even met Daniël wil
spreken. Dat betekent echt heel veel! We gaan dat zo doen; hartstikke
fijn dat dat kan.
Ik wil de organisaties die zich inzetten voor onze veteranen en in een
breder verband voor oorlogsslachtoffers en dienstslachtoffers, ernstig
bedanken voor hun inzet. Het is een van de mooiste facetten van het werk
als woordvoerder Defensie dat je dat allemaal mee mag maken en met eigen
ogen mag zien.
Natuurlijk hoop ik op een hele mooie en waardige Veteranendag, een dag
waarop onze veteranen de waardering krijgen die ze verdienen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank aan de heer Pool voor zijn inbreng. Ik ga door naar de heer
Nordkamp. Hij heeft twee minuten spreektijd.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter, en dank ook aan deze minister voor deze beschouwing
rond het thema veteranen. Ik ben blij van de minister te horen dat de
juridische definitie van "veteranen" in de Veteranenwet voldoende ruimte
biedt om daar een nadere invulling aan te geven. De minister heeft daar
ook de moeilijkheden toe aangegeven. Ik wens hem daar veel wijsheid bij
toe. En laten we er met elkaar heel duidelijk over zijn: zorg moet in de
basis voor elke militair gewoon goed geregeld zijn, of ze nu wel of geen
veteranen zijn.
Over de Veteranennota heb ik mijn dilemma's gedeeld. Ik denk dat het
voor de toekomst goed is om wat heldere inzichten te verschaffen in wat
nou de knelpunten en de beleidsvoornemens zijn, en misschien ook net
iets eerder vóór het notaoverleg. Ik heb ook een aantal zaken meegegeven
in mijn eerste inbreng, die ik graag terugzie. Ik hoop op medewerking
van de minister.
De reactie van de minister op het monument voor Srebrenica, daar zijn we
heel blij mee. Ik zie de motie die ik vanuit de Kamer, of de delegatie,
maar ook breder, in ga dienen, als ondersteuning.
Op smartengeld heb ik een toezegging gekregen en daar ben ik heel blij
mee. Ik ben ook blij dat de minister mijn suggestie over "thuisbasis" in
plaats van "thuisfront" meeneemt. Dat staat vijftien keer in de
Veteranennota en ik hoop dat de volgende keer anders te zien, ook in uw
uitingen. In ieder geval ook dank voor uw reactie daarop.
Ik heb twee moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de overgang van militairen naar de burgermaatschappij
blijvend aandacht vraagt;
constaterende dat veteranen een waardevolle bijdrage leveren aan een
weerbare samenleving;
constaterende dat initiatieven die de zichtbaarheid en waardering van
veteranen vergroten, bijdragen aan het maatschappelijke draagvlak voor
defensie;
constaterende dat Stichting Veteranen TV & Radio een platform biedt
waar militairen, veteranen en hun thuisbasis op authentieke wijze met
elkaar verbonden worden;
overwegende dat dergelijke initiatieven, die bijdragen aan erkenning,
waardering en verbondenheid binnen de veteranengemeenschap,
ondersteuning verdienen;
verzoekt de regering te verkennen op welke wijze initiatieven zoals
Stichting Veteranen TV & Radio gefaciliteerd en ondersteund kunnen
worden en hierover jaarlijks te rapporteren in de Veteranennota,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Nordkamp, Ellian en
Boswijk.
Zij krijgt nr. 285 (30139).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het 11 juli aanstaande 30 jaar geleden is dat de
genocide in Srebrenica heeft plaatsgevonden;
overwegende dat er nog altijd geen nationale herdenkingsplek in
Nederland bestaat ter nagedachtenis aan de slachtoffers van deze
genocide;
overwegende dat een nationale herdenkingsplek kan bijdragen aan
educatie, herdenking en bewustwording van genocide en massaal
geweld;
overwegende dat een nationale herdenkingsplek van onschatbare waarde is
voor zowel nabestaanden als veteranen;
spreekt uit dat er een nationaal monument ter nagedachtenis aan de
slachtoffers van de genocide in Srebrenica moet komen, bij voorkeur in
Den Haag op het Churchillplein tegenover het voormalige
Joegoslaviëtribunaal gezien de historische en symbolische waarde;
verzoekt de regering zich actief in te zetten voor een dergelijke
nationale herdenkingsplek tegenover het voormalige Joegoslaviëtribunaal
op het Churchillplein in Den Haag en hierover in overleg te treden met
relevante partijen zoals de stichting Nationaal Monument Srebrenica
Genocide '95, en de Kamer hierover voor het einde van het jaar te
rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Nordkamp, Dobbe, Ellian,
Kahraman en Boswijk.
Zij krijgt nr. 286 (30139).
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
Dank aan de heer Nordkamp. Dan geef ik het voorzitterschap over aan de
heer Ellian.
Voorzitter: Ellian
De voorzitter:
Hoelang heeft een woordvoerder van NSC? Drie minuten. We gaan ervoor
zitten. De heer Kahraman.
De heer Kahraman (NSC):
Dank, voorzitter. Ik zal geen gebruik maken van mijn drie minuten. Een
aantal collega's waren me in de vorige ronde voor met een aantal punten,
dus ik kan mijn inbreng mooi inkorten. Dank aan de minister voor de
beantwoording van onze vragen.
Waardering en erkenning voor onze veteranen, dat is waar we hier vandaag
voor zitten. Ik heb de mooiste waardering en erkenning vandaag gehoord
van de heer Ellian, die namens zijn moeder geeft gezegd hoe bijzonder
het was dat onze militairen het haar mogelijk hebben gemaakt dat ze
gewoon naar school kon gaan zonder een hoofddoekje. Dát is het. Het deed
mij echt heel goed om dat te horen, dat iemand echt impact heeft gezien
op zijn leven, dankzij onze militairen. Daarvoor doen we het,
voorzitter. Daarvoor doen onze militairen het werk, overal in de wereld,
met gevaar voor eigen leven. Dus dank nogmaals aan onze militairen, die
dit doen.
Dank ook aan de minister voor dat hij met betrekking tot de
terugkeerreizen zegt dat het gewoon mogelijk is als er individuele
militairen, veteranen, zijn die zo'n reis willen maken. Dank daarvoor.
En dank ook dat onze oorlogs- en militairedienstslachtoffers niet tussen
wal en schip gaan vallen. Dank daarvoor. Dank aan de minister dat hij
daar oog voor heeft en blijft houden. Dank. Dat was mijn inbreng,
voorzitter.
De voorzitter:
Dan geef ik het voorzitterschap terug. Overigens is de leeftijd van mijn
moeder ... Zij is al wat ouder, maar ik leg het voorbeeld nog wel een
keer uit. De heer Kahraman.
Voorzitter: Kahraman
De voorzitter:
Dank aan de heer Ellian voor het voorzitten. Ik kijk even de minister
aan. Hoeveel? Ik schors voor vijf minuten, en dan vervolgen we de
termijn van de minister.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister voor de appreciatie van de moties. De
minister.
Minister Brekelmans:
Voordat ik dat doe, reageer ik nog heel kort op een paar opmerkingen die
zijn gemaakt. De heer Ellian vroeg onder andere of de minister kan
verzekeren dat die zorg geregeld is. Ja. Het enige waar we soms
discussie over hebben, is het onderscheid tussen een bedrijfsongeval en
een dienstongeval, zeg ik er in alle openheid nog wel even bij. Die
kunnen in de definitie net iets van elkaar verschillen. Daar kijken we
goed naar en dat zullen we ook meenemen in het verdere traject.
De heer Nordkamp noemde nog een paar suggesties voor de Veteranennota.
We zullen proberen die een plek te geven.
Dan de moties. De motie op stuk nr. 284 van de heer Boswijk geef ik
graag oordeel Kamer. Die sluit ook aan bij de inzet die we al hebben. De
heer Boswijk noemt in de motie ook alle betrokken partijen. Uiteraard
gaan we daarmee door.
De motie op stuk nr. 285 van de heer Nordkamp over Stichting Veteranen
TV & Radio krijgt ook oordeel Kamer. We kijken hoe we die kunnen
faciliteren.
De motie op stuk nr. 286 over het monument krijgt ook oordeel Kamer.
Daarbij zeg ik wel dat hier veel partijen bij betrokken zijn — dat weet
de heer Nordkamp ook — zowel binnen de rijksoverheid als de gemeente Den
Haag en andere partijen. Hij heeft de motie geformuleerd als een
inspanningsverplichting en verzoekt de regering zich hier actief voor in
te zetten. Met het gegeven dat hij dat zo zorgvuldig heeft geformuleerd,
geef ik 'm graag oordeel Kamer.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Nordkamp knikt, dus de indiener kan de interpretatie
van de minister volgen. Dank voor de appreciatie van de moties. Ik
hoorde van de griffier dat die volgende week dinsdag in stemming komen.
Er zijn nog een drietal toezeggingen gedaan. Die ga ik nog even
voorlezen.
De minister van Defensie zegt toe om voor eind 2025 de Kamer een voorstel inzake de definitie van het begrip "veteraan" toe te sturen. Dit is een toezegging aan de commissie.
Minister Brekelmans:
Ik maak het nog iets preciezer. De definitie van het begrip "veteraan"
staat in de wet, maar ik zal de Kamer nader informeren over het
toetsingskader dat wij daarvoor gebruiken en wat dat dan betekent voor
missies in onder andere Litouwen. Het woord "toetsingskader" is hier wat
beter dan de definitie van het begrip.
De voorzitter:
Ja, we gaan het aanpassen conform uw toezegging.
De minister van Defensie zegt toe de aanpassingen in het decoratiestelsel die binnenkort zullen worden doorgevoerd, uiterlijk in het zomerreces van 2025 schriftelijk aan de Kamer kenbaar te maken. Dit is een toezegging aan het lid Boswijk.
Ik zie de minister knikken.
Dan de derde toezegging. De minister van Defensie zegt toe met de staatssecretaris van Financiën te overleggen over de BIV-brief en de Kamer hierover uiterlijk begin oktober 2025 te informeren. Dit is een toezegging aan het lid Nordkamp.
Minister Brekelmans:
Ja, maar ook in het licht van de rechtszaak zouden we kijken naar de
juiste timing.
De voorzitter:
Eens. We moesten de toezegging smart maken. Daarom hebben we begin
oktober genoteerd. Mocht het met betrekking tot de rechtszaak niet
afgerond zijn, dan begrijpen we dat u wat later komt met de brief over
deze zaken.
Dan hebben we de toezeggingen ook genoteerd. Ik dank de minister voor de
beantwoording van alle vragen en het appreciëren van de moties. Ik dank
de Kamerleden voor hun inbreng en ik dank de aanwezigen hier. Ik sluit
hierbij de vergadering.
Sluiting 16.05 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: [email protected] |
---|