Conceptverslag Cultuur
Verslag van een commissiedebat
Nummer: 2025D28527, datum: 2025-06-12, bijgewerkt: 2025-06-18 11:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-06-12 10:00: Cultuur (Commissiedebat), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Cultuur
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Concept
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de vaste commissie voor Economische Zaken, de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid en de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben op 12 juni 2025 overleg gevoerd met de heer Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, over:
het afschrift van de brief van de Raad voor Cultuur d.d. 14 mei 2025 aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met betrekking tot briefadvies over nieuw cultuurbestel (2025Z09288);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 14 mei 2025 inzake reactie ongevraagd advies Kunst en Cultuur in Nederlandse Gebarentaal (32820, nr. 539);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 12 mei 2025 inzake rapportage en implementatieadvies Kennispunt Toegankelijke Cultuur (24170, nr. 355);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 24 april 2025 inzake beleidsreactie periodieke rapportage cultuureducatiebeleid 2013-2022 (32820, nr. 538);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 27 maart 2025 inzake toezegging gedaan tijdens het wetgevingsoverleg Cultuur op 11 november 2024, over conclusies van de Kamerbrief over het uitvoeren van de motie-Kwint ten aanzien van het wettelijk inperken van woekerhandel in de doorverkoop van toegangskaarten voor sport- en culturele evenementen (Kamerstuk 36410-VIII-32) (36600-VIII, nr. 168);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 27 maart 2025 inzake rapport Online inbreuken in beeld (29838, nr. 113);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 12 maart 2025 inzake toezending werkprogramma 2025-2026 van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed (36600-VIII, nr. 166);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 11 maart 2025 inzake reactie op verzoek commissie over de brief van de Stichting Onafhankelijke Muziekproducenten (STOMP) inzake gevolgen van RAAP-arrest voor Nederlandse muzieksector (29838, nr. 112);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 6 maart 2025 inzake bedenkingen tegen de uitvoer van een middeleeuwse ring (32820, nr. 537);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 21 februari 2025 inzake Ministerieel Vierlandenoverleg OCW 2024 (36600-VIII, nr. 164);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 29 januari 2025 inzake beleidsreactie op het rapport Diversiteit van personeel, zelfstandigen, toezichthouders en adviseurs in de culturele en creatieve sector. Wat is de stand in 2024? (32820, nr. 534);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 20 december 2024 inzake verbetering Erfgoedwet en erfgoedzorg (32820, nr. 533);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 19 december 2024 inzake opvolging moties en toezeggingen wetgevingsoverleg Cultuur (36600-VIII, nr. 154);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 19 december 2024 inzake beleidsreactie op het advies "Cultuur Natuurlijk" van de Raad voor Cultuur (32820, nr. 532);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 18 december 2024 inzake reactie op de motie van het lid Van der Wal over inventariseren hoeveel objecten er nu in depots van de Nederlandse musea liggen en uitwerken hoe musea die kunst extern en internationaal kunnen aanbieden (Kamerstuk 36600-VIII-27) (32820, nr. 531).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap,
Bromet
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,
Michon-Derkzen
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en
Veiligheid,
Pool
De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en
Sport,
Mohandis
De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap,
Verhoev
Voorzitter: Mohandis
Griffier: Bosnjakovic
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Beckerman, Van der Burg, Koops, Krul, Mohandis, Oostenbrink, Rooderkerk, Stoffer en Van der Velde,
en de heer Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Aanvang 10.02 uur.
De voorzitter:
Ik open de vergadering. Welkom bij het commissiedebat Cultuur. Ik heet u
allen welkom: iedereen die hier aanwezig is, iedereen die dit op afstand
volgt, de minister, de ondersteuning en alle Kamerleden. Mochten sommige
vertegenwoordigers vanuit de cultuursector denken: wat doet een
voorzitter hier die ook woordvoerder is? Ik ben vervangend voorzitter.
De voorzitter kon niet aanwezig zijn. Ik zal straks als laatste het
woord voeren namens GroenLinks-Partij van de Arbeid, dus ik doe gewoon
mee met het debat. Af en toe zal u denken: hé, wat doet hij nu? Op
sommige momenten gaat mevrouw Rooderkerk van D66 de voorzittershamer
overnemen. We doen dus allemaal volwaardig mee aan het debat. We hebben
vandaag een onafhankelijke voorzitter die ook van kleur is. Voordat we
beginnen: de aanwezige Kamerleden zijn mevrouw Beckerman van de SP,
mevrouw Rooderkerk van D66, de heer Krul van het CDA, de heer Koops van
NSC, mevrouw Van der Velde van de PVV en de heer Stoffer van de SGP. Ik
geef als eerste het woord aan mevrouw Beckerman namens de SP.
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter, dank u wel. Ik zal extra mijn best doen. Ik zie dat de
dochter van de heer Stoffer er is, dus ik hoop dat ik een enthousiast
verhaal kan vertellen. Prehistorische boomstamboten, altaren gewijd aan
de godin Nehalennia, Romeinse vrachtschepen, resten van neanderthalers,
het grootste scheepskerkhof ter wereld, handelsschepen vol luxe
goederen: Nederland heeft zulk uniek maritiem erfgoed. Maar onbekend
maakt onbemind. Een overheid die te weinig doet, maakt dat uniek erfgoed
verloren gaat. De problemen staan pijnlijk opgesomd in de extreem goede
nota van de RCE: onvoldoende verankering bij gemeenten en provincies, te
weinig onderzoek, natuurlijke erosie, illegale opgravingen, gebrek aan
handhaving, gebrek aan capaciteit en budget, en vooral gebrek aan
samenwerking.
Maar het kan ook anders. De RCE heeft drie scenario's beschreven.
Scenario 1 is niks veranderen. Scenario 2 is inzetten op quick wins.
Scenario 3 is investeren in duurzame oplossingen. De minister komt naar
aanleiding van onze motie met een aanpak die ergens tussen 1 en 2 in
zit. Vooropgesteld: we zijn heel erg blij dat de minister de moties
uitvoert en dat er extra geld en vooral ook aandacht voor komt, dus dank
daarvoor. Maar het is toch wel wat schraal. Deelt de minister onze
mening dat structurele aandacht en financiering noodzakelijk zijn?
Waarom neemt de minister extra toezicht en handhaving niet mee in zijn
aanpak? Is het wel reëel om gemeenten grote taken en
verantwoordelijkheden te laten dragen met betrekking tot
onderwatererfgoed? Welke oplossing kan hij bieden voor arboproblemen
waardoor samenwerken niet gaat en studenten niet in Nederland kunnen
leren om dit onderzoek te doen? Wil de minister alsnog het
UNESCO-verdrag ratificeren? Al in 2016 zei het kabinet dit te willen
doen, maar het is nog steeds niet gebeurd. Wij overwegen nieuwe moties
hierop.
Voorzitter. Dan mijn droom. Hoe mooi kan het zijn? Ik heb het over het
Palmhoutwrak en vergelijkbare wrakken op de Rede van Texel. De meesten
kennen het verhaal van het schip dat in de zeventiende eeuw bij
terugkomst van een reis naar de Middellandse Zee verging bij Texel. In
het ruim zaten luxegoederen: de beroemde satijnen jurk, tapijten,
boeken, medische instrumenten en palmhout. Ik vertelde het vorige keer
bij het debat: ik was mee op het onderzoeksschip en je kunt de anijs die
in het ruim zit gewoon nu nog ruiken. Als we niks doen, vergaat dit
schip nog een keer. Maar wat een mooi scenario schetst de RCE in zijn
rapport: het opgraven, de wetenschappelijke winst, de kennis die we
kunnen opdoen, de winst voor de samenleving. Hoe mooi is het om dit te
kunnen gaan zien, om dit te kunnen meemaken, om misschien wel deels mee
te doen? Denk aan de kennis die het gaat opleveren over hoe je goed
maritiem onderzoek kunt doen. Wat de Betuwelijn was voor onderzoek op
land, kan dit zijn voor maritiem onderzoek. Denk ook aan de kansen voor
studenten en de internationale allure. Minister, dit kunt u op uw naam
zetten. U kunt hiermee de geschiedenis herschrijven. Moeten we niet nu
snel gaan starten met nadenken en het vormgeven van zo'n fantastisch
project? Wij overwegen uiteraard een motie op dit punt.
Voorzitter. In mijn laatste minuut noem ik een paar kortere punten, maar
die zijn niet minder belangrijk. Eerlijke beloning. 300.000 mensen
werken in de culturele en creatieve sector. Zzp'ers in deze sector
verdienen gemiddeld 35% minder dan in andere sectoren. Naleving,
controle en toezicht zijn echt nodig. Wat wil de minister hieraan doen?
Er worden nu mooie afspraken gemaakt aan de ketentafels over
bijvoorbeeld beloningsrichtlijnen. Hoe zorgen we dat deze ook bindend
worden? Een sectoraal akkoord is mislukt door de werkgevers, en nu?
Verplicht fair pay en bescherm werkgelegenheid en inkomens.
Ben ik al aan het einde, voorzitter?
De voorzitter:
U heeft een interruptie, mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
O, leuk!
De voorzitter:
Dat is een interruptie van de heer Koops van de NSC-fractie.
De heer Koops (NSC):
Dank u, meneer de voorzitter.
De voorzitter:
Voordat ik u het woord geef: vier interrupties van de zijde van de Kamer
in eerste termijn. Dat hadden we nog niet afgesproken.
De heer Koops (NSC):
Ja, een interruptie naar aanleiding van het enthousiaste betoog van
zojuist. Over de beloning in de culturele sector: heeft het lid
Beckerman ook het voorkomen van ongelijkheid tussen mannen en vrouwen op
het oog, net als andere vormen van diversiteit? Er zit een nota in de
stukken die daar specifiek op ziet. Kunt u daar nog een toelichting op
geven in uw vraag aan de minister?
Mevrouw Beckerman (SP):
Dat zijn altijd de fantastische vragen, want zo kom je aan extra
spreektijd. Deze vraag kun je natuurlijk alleen maar met een volmondig
ja beantwoorden. Ik denk dat de schoonheid van de culturele en creatieve
sector juist zit in de diversiteit. Het is een veelkleurig spectrum.
Ongelijkheid is sowieso een probleem in de samenleving, maar in deze
sector is dat nog duidelijker. Ik zou die vraag inderdaad graag willen
stellen aan het kabinet. Ik denk dat dit een belangrijk punt is.
De voorzitter:
Mevrouw Beckerman, gaat u voort.
Mevrouw Beckerman (SP):
Nog een halve minuut. Subsidie gaat nu vaak naar instellingen en niet
naar makers. Ik ben benieuwd of de minister denkt dat het verstandig zou
zijn om meer makers te ondersteunen.
Vandaag zullen er vast veel vragen worden gesteld over de
niet-woonhuismonumenten. Veel zorgen in de brieven van vandaag gaan over
de grote niet-woonhuismonumenten. Het gebrek aan financiële middelen en
de beperkte capaciteit van bestaande regelingen veroorzaken een
gevaarlijk domino-effect. Ik vraag hierop een reactie van het kabinet.
Een incidentele bijdrage is leuk, maar slechts een doekje voor het
bloeden dat het hele grote gat niet gaat dichten. Een stevige
verankering in de Erfgoed, ook van mobiel erfgoed, is nodig. Het is mooi
dat de minister de vrijwilligers bedankt en schouderklopjes geeft, maar
ja, als je tegelijkertijd subsidieregelingen stopt en dit niet goed
verankert, dan behoud je daarmee geen erfgoed.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we gekomen bij de volgende spreker: mevrouw
Rooderkerk namens D66.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank, voorzitter. Goedemorgen allen hier aanwezig. Vandaag voeren we dit
debat in een politiek vacuüm. Het kabinet is gevallen, de hele
OCW-begroting is in onzeker vaarwater terechtgekomen en verdere
stilstand dreigt. Maar terwijl Den Haag zich naar binnen keert, gaat het
culturele leven door. Theaters openen hun deuren, makers repeteren,
bibliotheken organiseren voorleesuurtjes. We gaan deze zomer weer een
geweldig festivalseizoen tegemoet. Op het podium, in de klas, in de
wijk: daar gebeurt het. Het is het kloppend hart van de samenleving.
Toch zien we dat het fundament kraakt. Gemeenten balanceren op de rand
van het ravijnjaar. De btw-verhoging had de sector nog verder in de
problemen geduwd. Inmiddels is deze verhoging dankzij constructieve
oppositiepartijen, waaronder D66 en andere partijen hier aanwezig,
gelukkig van tafel.
Het is D66 eerder gelukt om met de minister extra geld te vinden voor
jong talent in de jeugdorkesten en koren, en voor de ...
De voorzitter:
Mevrouw Rooderkerk, ...
Mevrouw Rooderkerk (D66):
... internationale subsidie van ITA.
De voorzitter:
Het is ook voor uw eigen belang. U mag uw zin straks opnieuw uitspreken,
maar ik schors altijd als ik de lange bel hoor gaan, want degenen die
dit debat op afstand volgen, kunnen het anders moeilijk verstaan. Voor
degenen die hier voor het eerst zijn: dit is geen schoolbel, maar dit
betekent dat het debat in de plenaire zaal, de grote zaal met blauwe
stoelen, over enkele minuten gaat starten. Deze bel duurt ongeveer een
minuut. Het is zeker erfgoed; deze bel voelt al acht jaar vertrouwd. Ik
geef het woord weer aan de D66-fractie.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik ga gewoon even verder. Ook zonder de eerder genoemde maatregelen is
de situatie nijpend. Toch kwam de minister vandaag met lege handen. Geen
brief, geen visie, geen zicht op structurele verbeteringen voor de
cultuursector. Neem de bibliotheken. Er ligt een wet, er ligt een
zorgplicht, er ligt budget, maar uitvoering vraagt ook om investering
van gemeenten en die ontbreekt op veel plekken door lagere inkomsten,
geen geoormerkt geld en meer taken. Een concrete vraag: wat gaat de
minister doen om ervoor te zorgen dat iedereen, ongeacht waar je woont,
toegang heeft tot een bibliotheek?
Voorzitter. Dan het Nationaal Onderwijsmuseum in Dordrecht: een
collectie van 350.000 objecten uit anderhalve eeuw
onderwijsgeschiedenis, van de Mammoetwet tot de leesplank, met een
kenniscentrum voor leraren en schoolklassen. Ik was er en ik was onder
de indruk. Dat museum dreigt nu te verdwijnen, omdat zowel het kabinet
als de gemeente Dordrecht bezuinigt. Wat zegt dat over ons als
samenleving? We investeren terecht in een Nationaal Slavernijmuseum en
een Holocaustmuseum om belangrijke verhalen te bewaren. Hoe kunnen we
het museum dat ons laat zien hoe we die verhalen ooit leerden, in de
klas, met beelden en woorden, dan zomaar laten verdwijnen? Dat raakt
niet alleen onze geschiedenis, maar ook onze toekomst. Daarom mijn
vragen. Is de minister bereid om samen met OCW en de gemeente te zoeken
naar een noodfonds of een overbruggingsregeling om het Onderwijsmuseum
voor Nederland te behouden? Is hij, wanneer dat eerste niet kan, bereid
om mee te denken met het museum, zodat het kan blijven bestaan en de
collectie behouden kan blijven, bijvoorbeeld door het ergens anders
onder te brengen? Het NRO, ik doe maar een suggestie. Kan de minister
daarover meedenken?
Voorzitter. D66 blijft zich inzetten voor een sterke stabiele culturele
infrastructuur, voor een kaderwet cultuur, een langjarige
subsidieperiode van zes of acht jaar, meerjarige zekerheid, minder
subsidieloterij, minder aanvragencircus en minder bureaucratie. Daarbij
hebben wij veel aandacht voor het versterken van de positie van makers
en cultuureducatie. Het advies van de Raad voor Cultuur ligt er. Mijn
aangenomen motie voor een zorgplicht ofwel een wettelijk recht op
cultuur ook. Door Kunsten '92 en andere culturele partijen is al
uitgewerkt hoe die eruit kan komen te zien. Graag een reactie van de
minister. Hoe staat met de uitvoering van mijn motie? Is hij bereid om
samen met de Raad voor Cultuur en het culturele veld de zorgplicht
verder uit te werken, ook in demissionaire staat, en deze verkenning
neutraal en voor het verkiezingsreces op te leveren? Wat gaat hij doen
ten aanzien van de structurele verbeteringen voor de
cultuursector?
Tot slot. De culturele sector verdient geen stilstand maar
duidelijkheid, geen wisselende politiek maar structurele waardering.
Juist in de aanloop naar verkiezingen zouden alle partijen kleur moeten
bekennen: investeren we in cultuur of niet? Voor D66 is het antwoord
glashelder. Een land dat haar cultuur verwaarloost, is een arm land. In
onze cultuur moeten we dus investeren, voor onze creativiteit, onze
samenleving en onze democratie.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we bij de volgende spreker en dat is de heer Krul
namens het CDA.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Als kind voer ik met mijn ouders vaak met de boot langs de
jachthavens van het IJsselmeer. In Enkhuizen ga je dan natuurlijk naar
het Zuiderzeemuseum en in Hoorn gingen wij vaak naar het Westfries
Museum. Als kind van cultuurliefhebbende ouders was dat vaste prik. Voor
mij was het Westfries Museum niet zomaar een museum, maar een avontuur.
Het is een venster op de rijke geschiedenis van die prachtige stad Hoorn
en van die prachtige regio West-Friesland. Vandaag pleit ik voor dat
museum waar ik als kind zo vaak en zo graag kwam. Dat is voor mij
bijzonder. Het is meer dan een verzameling schilderijen en
gebruiksvoorwerpen. Het is een plek van herinnering, van verwondering en
van verbinding en het is een voorbeeld van hoe regionaal erfgoed
levendig, toegankelijk en relevant gehouden wordt. De gemeente Hoorn, de
provincie Noord-Holland, particulieren, fondsen en vrijwilligers zijn al
heel lang bezig met het benodigde geld voor een broodnodige restauratie
en onderhoud. Dat is knap. Ze zitten al op bijna 80%. Het enige dat
ontbreekt is dat laatste stukje rijksfinanciering en totdat dat gevonden
is, is de heropening van dit museum onzeker. Deze minister en ik hebben
elkaar vaker tips gegeven als het om cultuur gaat en ik zou hem ook hier
van harte uitnodigen — in 2027 misschien niet meer als minister, maar
wie weet — om dit museum eens te bezoeken.
Hoewel deze anekdote persoonlijk is, is het verhaal van het Westfries
Museum niet uniek. Tal van prachtige culturele instellingen en
beheerders van monumentaal erfgoed worstelen met het financieren van
benodigd restauratiewerk, van de Rivièrahal tot het Prinsenhof in Delft.
Daarom mijn eerste concrete vraag aan de minister. Is de reeds
aangekondigde regeling voor restauratie van rijksmonumenten juist voor
dit soort instellingen, instellingen als het Westfries Museum, de
redding? En als dat niet zo is, is de minister dan bereid om maatwerk te
leveren, bijvoorbeeld vanuit de herbestemmingsregeling voor
rijksmonumenten?
Voorzitter. Vanuit deze ene plek in Hoorn verbreed ik naar het bredere
erfgoedbeleid. We blijven even aan boord, want we gaan iets naar het
noorden. Ik kan het niet zo goed als mevrouw Beckerman — daar ben ik
meteen heel eerlijk in — want wat een geweldig betoog voor ons maritiem
erfgoed! Maar het klopt: de Rede van Texel was het Schiphol van de
zeventiende eeuw. Dit was de plek waar honderden schepen lagen te
wachten op gunstiger weer om een oversteek te maken, en een unieke plek,
omdat juist hier al die archeologische schatten, al die culturele
schatten, tot op heden goed geconserveerd zijn gebleven. Maar het dreigt
nu toch echt te verdwijnen. Hoe gaan we dit behouden? En is de minister
bereid, zoals de SP ook al terecht vroeg, om te gaan voor
opgraven?
Voorzitter. We spraken vaak over cultuur in termen van geld en gebouwen,
maar het cement tussen al die stenen zijn de mensen: vrijwilligers
houden duizenden culturele initiatieven overeind. Die vrijwilligers
raken steeds vaker verstrikt in formulieren, in regels en in
ondoorgrondelijke aanvraagprocedures. De motie-Werner/Van Strien heeft
het kabinet opgeroepen om juist daarmee aan de slag te gaan. In de
vorige voortgangsbrief werd een zogenaamde klantreis aangekondigd. Dat
is niet genoeg. Wat gaat het kabinet nou structureel doen om procedures
voor kleine organisaties, vaak vrijwilligersorganisaties, drastisch te
vereenvoudigen?
Voorzitter. Ook de toegankelijkheid wil ik niet onvermeld laten. We zijn
blij met de stappen die gezet worden met het Kennispunt Toegankelijke
Cultuur. Tegelijkertijd vragen wij aandacht voor de implementatie van
het advies van het Adviescollege Nederlandse Gebarentaal. Wanneer komt
er een plan voor de uitvoering van de acht aanbevelingen van dit
college? En hoe wordt de doelgroep daar zélf bij betrokken?
Voorzitter. Cultuur is geen sluitpost. Het is geen luxe. Het is wat ons
bindt. Van de grote concertzalen tot het kleine streekmuseum. Van een
musical in Carré tot het dorpskoor in Bovenkarspel. En ja, van het
Rijksmuseum tot het Westfries Museum. Het CDA zal zich blijven inzetten
voor een sterke, toegankelijke en diverse culturele infrastructuur in
Nederland. Ik had hier graag een mooie opmerking gemaakt of een paar
vragen gesteld over een ander heel belangrijk onderdeeltje cultuur,
namelijk het religieus erfgoed. Maar ik ga een cliffhanger plaatsen: ik
heb mijn hoop gevestigd op de heer Stoffer vandaag, want daar heb ik
geen tijd meer voor.
Voorzitter. Ik ga afsluiten zoals ik begon. Ik keek als kind ademloos
naar het verleden van West-Friesland in dat prachtige museum aan de
Roode Steen. Als we niet voorzichtig zijn, als we nu niet iets doen, dan
kan dat verleden bijna niet doorgegeven worden aan een nieuwe generatie.
Laat het Rijk dan het laatste stukje financiering voor al deze mooie
instellingen over de drempel helpen, zodat al die instellingen, ook
later, op plekken blijven waar kinderen verwondering ervaren, zodat
geschiedenis tot leven komt en cultuur blijft verbinden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Veel dank. Dan komen we bij de volgende spreker, de heer Koops, namens
de NSC-fractie.
De heer Koops (NSC):
Dank u, meneer de voorzitter. Ter voorbereiding op dit debat is een
groot aantal stukken aan ons verstrekt. We kunnen ook zien hoeveel
initiatieven er al zijn ontplooid door de minister. Maar ik zet dat wel
ook af tegen de inhoud van het hoofdlijnenakkoord, zoals dat door de
inmiddels gevallen coalitie afgelopen zomer is gesloten. Daar komt het
woord "cultuur" maar vier keer in voor. Alle vier de keren gaat het over
het cultuurlandschap, en eigenlijk helemaal niet over waar we het hier
met z'n allen over hebben. Ik stel dus vast dat het een ondergeschoven
kindje lijkt te zijn voor de gevallen regering. Dat moet een
moeilijkheid hebben opgeleverd voor de minister. Dat verklaart ook
waarom tot nu toe alle sprekers eigenlijk gewoon bedelen om geld. Ook ik
ga dat doen namens Nieuw Sociaal Contract in de vorm van een vraag. Als
u het geld heeft, wilt u dat dan alstublieft gaan uitgeven? En als u het
niet heeft, wat gaat u daaraan doen? Dat laatste is een hele serieuze
vraag.
Daarmee kom ik aan de inhoud van die stukken. Ik beperk mij tot de meest
verontrustende punten, want over cultuur kun je prachtige woorden
uitspreken zoals door de voorgaande sprekers ook is gedaan.
De voorzitter:
Ik draag het voorzitterschap even over, want ik wil de heer Koops
interrumperen.
Voorzitter: Rooderkerk
De voorzitter:
Dan geef ik graag het woord aan de heer Mohandis voor een
interruptie.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Dat overdragen van het voorzitterschap is af en toe net een ... Nee,
geen toneelstuk.
Ik heb een hele serieuze vraag aan de heer Koops, want de vraag die hij
terecht aan de minister stelt, is: hoe voelt de minister zich nu het
kabinet is gevallen? Hoe zit het met de potjes die nu wellicht wat
minder dicht hoeven te blijven? Wat wil NSC? Wat kon u niet in de
afgelopen elf maanden, waarvan u hoopt dat het de komende elf maanden
wel kan?
De heer Koops (NSC):
Ik ga niet op enigerlei wijze vooruitlopen op de vergaderingen van
komende week. Want die vergaderingen van komende week, dames en heren,
zijn ook ontzettend belangrijk voor cultuur. Daar wordt eerst besloten
welke onderwerpen controversieel worden verklaard, dus waarbij het
politiek niet mogelijk is om nieuw beleid te gaan ontwikkelen, en op
welke onderwerpen we gewoon door kunnen. Als wij die lijst goed op het
netvlies hebben, dus als we weten wat de komende tijd serieus verbouwd
en verbeterd kan worden en wat niet, dan kan ik terugkomen op de vraag
van het lid Mohandis. Dan zal ik die vraag ook met liefde beantwoorden,
of dat nou is in de gang of achter een microfoon. Daarover gaan we dan
in conclaaf. Maar nu dus even niet.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik zal proberen om netjes te blijven, want ik ken de heer Koops als een
redelijke collega. U was ook niet bij het vorige cultuurdebat, dus ik ga
niet zeggen dat we de vorige keer van alles hebben besproken en u het
dus allemaal had kunnen weten. Maar er spelen natuurlijk best wat
prangende onderwerpen. Denk bijvoorbeeld aan de positie van de
bibliotheken. We hebben een hele brief gehad over de achterstanden bij
de restauratie van erfgoed. Ik kan nog wel even doorgaan. Ik kan me niet
voorstellen dat de NSC-fractie niet één prioriteit heeft voor de komende
maanden, waar het extra gas op wil geven gezien alle noden in de
cultuursector. Vaststaat dat er in de afgelopen elf maanden heel weinig
is gebeurd. We hebben allemaal heel veel spreektijd "verspild",
overigens terecht, aan die vermaledijde btw-verhoging die inmiddels van
tafel is. We hebben in elf maanden welgeteld drie debatten met het
missionaire kabinet-Schoof gehad. Het is heel veel gegaan over een
maatregel die er nooit is gekomen, en waarvan ik zelf denk dat de
minister daar stiekem heel blij mee is, omdat hij het zelf ook vreselijk
vond. De vraag nu is wat NSC wel wil. Wat heeft prioriteit? Waar moeten
we nu extra geld aan besteden? De heer Stoffer heeft de vorige keer veel
aandacht gehad voor religieus erfgoed. Zo heeft iedereen zijn
prioriteiten. Ik verwacht op dat vlak ook iets van de NSC-fractie.
De heer Koops (NSC):
Het is zo'n schitterende uitnodiging, mevrouw de voorzitter, om allerlei
dingen te zeggen die ik graag zou willen en die de fractie van Nieuw
Sociaal Contract wil. Het partijprogramma dat we in elkaar hebben gezet
voorafgaand aan de vorige verkiezingen laat geen enkel misverstand
bestaan over wat wij belangrijk vinden in en aan het cultuurbeleid. Maar
zodra de vraag op deze manier op tafel wordt gelegd, moet ik denken aan
al die andere vlakken waarop er simpelweg een tekort aan geld is.
Allemaal. Of je het nou hebt over het gevangeniswezen, waar dingen echt
helemaal mislopen, of dat je het hebt over de sociale advocatuur, waar
dingen echt helemaal mislopen: er zijn allerlei basisvoorzieningen waar
echt de meest vreselijke beslissingen moeten worden genomen. Ook in de
cultuursector is het met name het afwenden van rampen, wat in de
afgelopen tijd is gebeurd. Dat verklaart ook de inhoud van dit debat en
ook de vraag van, ik denk, iedereen hier: wat gaat de minister doen met
het geld dat hij heeft? Waar ziet hij ruimte om extra in te investeren?
En hoe ziet hij dat voor zich? Die vraag moet ik op die manier
neerleggen bij de bewindslieden die op dit moment daarover gaan. Voor
het overige loop ik niet vooruit op datgene wat mijn fractie op dit
moment voor ogen heeft aan veranderingen en concrete verbeteringen. Dat
ga ik gewoon niet doen. Ik heb dus wel mijn lijstje met dingen die ik,
en dus Nieuw Sociaal Contract, op dit moment belangrijk vinden. Gewoon
vandaag al, omdat ik vind dat daar vandaag al aandacht voor moet zijn.
Laten we die volgorde niet door de war gaan halen. Ik zeg dit overigens
met het grootste respect voor de serieuze vragen die door het lid
Mohandis naar voren worden gebracht.
Voorzitter: Mohandis
De voorzitter:
Ik neem het stokje over van mevrouw Rooderkerk. Ik ben nu weer
voorzitter. De interrupties van de heer Mohandis zijn nu geweest. Nu
gaan we luisteren naar een interruptie van mevrouw Beckerman aan
NSC.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik ga het wat positiever proberen. De heer Koops zegt: andere
woordvoerders bedelen om geld. Wij bedelen niet om geld; de Kamer heeft
het budgetrecht. Dat is een cruciaal punt: de Kámer heeft het
budgetrecht. Zij zijn demissionair, wij niet. Dat is een belangrijk
verschil. Wij hebben de komende tijd heel veel mogelijkheden. Natuurlijk
heeft de heer Koops volledig gelijk: op heel veel beleidsterreinen
liggen hele grote uitdaging. Maar mijn vraag gaat natuurlijk over het
maritieme erfgoed. Ik ben heel blij met de steun die ik van de Kamer heb
gekregen voor een motie over een reddingsplan voor maritieme
archeologie. Van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed liggen er nu
twee hele mooie plannen. Ik ben benieuwd of de heer Koops verder wil
gaan dan de minister nu doet. Ik ben blij met de inzet van de minister,
maar vraag hem om verder te gaan en echt te komen met een reddingsplan
voor het Palmhoutwrak en het wrak bij de Rede van Texel.
De heer Koops (NSC):
Laat ik vooropstellen dat ik niet alleen uw betoog prachtig vond, maar
ook de inhoud daarvan. Dat is het uitgangspunt. Al bent u van de SP, ik
ga daar geen woord van terugnemen, zal ik maar zeggen. Verder dank ik u
ook voor het hele korte lesje parlementair staatsrecht, maar het is mij
natuurlijk heel erg welbekend waar het budgetrecht ligt. Als ik het heb
over bedelen, dan heb ik het specifiek ook over vandaag en dus over de
begroting die we vandaag behandelen. Als we het hebben over de
slotwetten en over de verantwoording die moet worden afgelegd over de
begroting en de besteding daarvan in 2024, dan is dit debat vandaag daar
niet het juiste moment voor. Als je het gaat hebben over de bespreking
van de Voorjaarsnota, denk ik dat daar beslist dingen over gezegd kunnen
gaan worden, maar dat doe ik hier niet. Dit debat is echt bedoeld om te
kijken wat de minister kan doen met de vragen die vandaag op tafel
liggen en wat hij daar vandaag op kan antwoorden. Dat is natuurlijk ook
in afwachting van ontwikkelingen die eraan komen, zoals de
begrotingsbesprekingen van het najaar.
Mevrouw Beckerman (SP):
Het is natuurlijk goed om te horen dat de heer Koops, ondanks dat ik van
de SP ben, mijn betoog onderschrijft. Laten we het even hebben over die
inhoud. Het gaat niet alleen over wat de minister straks antwoordt, want
de minister zit misschien wel in een lastigere positie dan wij als
Kamer. Dus even puur op inhoudelijke gronden: wat vindt de heer Koops,
vraag ik via de voorzitter, van het rapport van de RCE waarin ze dat
prachtige scenario schetst voor het Palmhoutwrak of een van de andere
wrakken op de Rede van Texel? Opgraven zorgt daar niet alleen voor
wetenschappelijke kenniswinst, maar ook voor winst voor de samenleving.
Het zorgt er niet alleen voor dat we ons internationaal mooi kunnen
positioneren, maar ook dat we heel veel kennis kunnen opdoen voor
toekomstig maritiem onderzoek. Die kennis zal in een veranderend
Nederland, zowel in het binnenland als op zee, ook nodig zijn. Hoe heeft
de heer Koops dat rapport gelezen? Hoe ziet hij dat scenario voor zich?
Zou hij, ook als Kamerleden gezamenlijk, daarin stappen willen
zetten?
De heer Koops (NSC):
Ik heb dat rapport net zo gelezen als mevrouw Beckerman. Dat kan haast
niet anders, want het is een uitstekend rapport. Daar ben ik het gewoon
volledig mee eens. Het is doorwrocht en het is op een goede manier
afgestemd, ook bestuurlijk. Dat is allemaal helemaal waar. Ik moet ook
denken aan een discussie die we hebben gehad over de Archiefwet. Zeer
zeker. Daar sluit dit als het ware bijna op aan. De echte vraag hier
gaat over het budgetrecht. Daar heeft mevrouw Beckerman het over. Het
gaat niet over de kwaliteit van het plan. Daar kan geen misverstand over
bestaan aan deze tafel. Ik zou van mijn stoel vallen als iemand zegt dat
het een slecht rapport of een slecht plan is. Uiteindelijk komt het dan
toch weer terecht op het geld. Die vraag kaats ik vandaag keihard door
naar de minister.
De voorzitter:
Helder, u blijft bij uw punt. Een interruptie van de heer Krul.
De heer Krul (CDA):
Vooral een uitnodiging richting de heer Koops. Hij gaat nog een hele
inbreng houden met waarschijnlijk allerlei verborgen culturele schatten
en wensen waar wij al heel erg of misschien wel minder enthousiast van
worden. Maar toch even: ik vind de argumentatie gewoon moeilijk te
volgen. Enerzijds wordt er tegen de minister gezegd: als hij het geld
heeft, wil hij het dan uitgeven? Nou, we weten dat hij het geld niet
heeft. En: als de minister het niet heeft, wil hij het dan zoeken? Dat
terwijl de Kamer uiteindelijk het budgetrecht heeft. Ik begrijp dat de
heer Koops niet het debat over de Voorjaarsnota gaat doen. Dat wordt
volgende week in de plenaire zaal gehouden. Maar toch, volgens mij is er
niks mis met aangeven wat de inzet is van NSC. Wat vinden zij belangrijk
vinden? Waar willen zij geld voor regelen? Die terughoudendheid begrijp
ik niet zo goed. Dat niet alles zal lukken begrijp ik wel. Maar ik ben
heel benieuwd wat dan de inzet is van NSC om, als het om cultuur gaat,
ook een beetje extra geld te vinden. Ik ben ook bereid om dat aan te
geven. Ik weet ook niet of dat gaat lukken. Dit schroom mag er volgens
mij best even vanaf.
De heer Koops (NSC):
Het is als het ware een uitnodiging om een inbreng te doen. Daar was ik
eigenlijk net aan begonnen. Dus laten we daarmee beginnen.
Kijk, wat ik het nuttige vind van een debat zoals dit, is dat er door
elk van de partijen naar voren wordt gebracht wat er voor die partij op
dit moment het meeste prangend lijkt. Vervolgens moeten daar keuzes in
worden gemaakt, omdat het nu eenmaal zo is dat we hier in schaarste
leven en dat we dus niet alles kunnen gaan regelen. Pas op het moment
dat al die verschillende stukjes van al die verschillende partijen naar
voren zijn gebracht, kan je een goede afweging maken van wat acuut moet
gebeuren, waar acuut het geld dat nu beschikbaar is, aan moet worden
uitgegeven. Er is een lange reeks aan onderwerpen die op zichzelf
allemaal een investering verdienen. Dat is de achtergrond waartegen ik
mijn punten heb verzameld en nu graag ook naar voren breng.
De voorzitter:
Ik vraag de heer Koops om zijn betoog te vervolgen.
De heer Koops (NSC):
Dan moet mijn laptopje inmiddels weer opstarten. Ik ben hierdoor
enigszins van mijn … Ja, hier was ik. Het eerste onderwerp dat ik graag
aan de orde stel, betreft de monumentenzorg. De monumentenzorg is een
onderwerp binnen de Erfgoedwet. De Erfgoedwet is geëvalueerd. Er zijn
plannen ter verbetering voor gemaakt en er is geconstateerd dat er
sprake is van gebrekkige interbestuurlijke afstemming tussen provincies
en gemeentes. Dat onderwerp is zó ontzettend belangrijk, omdat het
ravijnjaar eraan zit te komen en omdat alle gemeentes krap zitten. Dan
is de grote vraag hoe het Rijk bij kan springen op de punten die daar
het meest wezenlijk in zijn. Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan
bibliotheken, gewoon letterlijk de toegang tot bibliotheken en daarmee
tot de geschiedenis en identiteit van Nederland, die misschien niet moet
worden overgelaten aan de gemeentes zelf. Terugkomend op de
monumentenzorg: we hebben hier in Nederland een nijpend woningtekort.
Met name bij de monumentenzorg en de Wet ruimtelijke ordening zijn een
aantal barrières opgeworpen. Er moet een afweging worden gemaakt tussen
bouwen enerzijds en respect voor wat er al is aan monumenten anderzijds.
De vraag is of daar in dit tijdsgewricht voldoende aandacht voor
bestaat. De vraag aan de minister is hier: in hoeverre wordt bij de
inrichting van monumentenzorg rekening gehouden met de telkens
toenemende behoefte aan nieuw te bouwen woningen in al die
gemeentes?
De voorzitter:
U heeft een paar interrupties, meneer Koops. Ik begin bij mevrouw
Rooderkerk; die was als eerst. Daarna mevrouw Van der Velde.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
De heer Koops stipt terecht het ravijnjaar aan, waar veel gemeentes mee
te maken krijgen. Wethouders zijn er al mee bezig en gaan met elkaar in
onderhandeling over hoe ze dat gaan oplossen, want ze komen heel veel
geld tekort. Dat is in eerste instantie natuurlijk al iets waar wij
tegen zijn. Die wethouders kijken dan welke wettelijke taken zij hebben:
zorgen voor jeugdzorg, zorgen voor woningen en zo zijn er meer
wettelijke taken. Cultuur valt daar dan vaak buiten, omdat dat niet
wettelijk geborgd is. Dat is de reden dat ik in een eerder debat een
voorstel heb gedaan voor een wettelijk recht op cultuur, een zorgplicht
voor cultuur, net zoals we die nu hebben voor bibliotheken, om ervoor te
zorgen dat dat niet het kind van de rekening wordt en dat dat ook
behouden kan blijven. Ik ben benieuwd of de heer Koops dat ook vindt.
Het is bij meerderheid aangenomen, maar het moet wel ook worden
uitgevoerd. Daarvoor kijk ik natuurlijk ook naar de minister. Ik hoop de
heer Koops, met zijn achtergrond als jurist, aan mijn zijde te vinden,
om te zeggen: als we het geld niet nu op de plank hebben liggen, laten
we er dan in ieder geval voor zorgen dat we het wettelijk goed regelen,
zodat we in de toekomst niet weer in een situatie kunnen belanden met
zo'n nijpend probleem voor de cultuursector.
De heer Koops (NSC):
Dat is nou echt een heel erg goede vraag, een goede interruptie ook. Ik
ga hem vertalen naar een vraag aan de minister: hoe wordt de zorgplicht
voor cultuur concreet vormgegeven op een manier die zo robuust is dat
economische ontwikkelingen er niet toe leiden dat de cultuur het kind
van de rekening wordt en er niet toe leiden dat er op het moment dat er
wordt bezuinigd als eerste wordt bezuinigd op cultuur, met name gelet op
die zorgplicht? Wat wordt daar de concrete invulling van? Want daarbij
gaat dat budgetrecht, dat mevrouw Beckerman al noemde, vervolgens een
rol spelen. Kortom, kan dat zo concreet mogelijk worden ingevuld? Wat
zijn daar de plannen van de minister bij? Ten overvloede: ik hoop dat ik
nu voldoende gezegd heb dat ik me dus schaar aan de zijde van D66 als
het gaat om de invulling van die zorgplicht. Dat voorstel is terecht
aangenomen.
De voorzitter:
Wilt u nog een keer, mevrouw Rooderkerk? Ja, wel?
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik ben heel blij dat hij dat zegt en beaamt. Ik heb brede steun in de
Kamer hiervoor gemerkt, dus we wachten dan inderdaad op het antwoord van
de minister daarop. Ik had daar eigenlijk ook al stappen op willen zien.
Dat gaf ik ook aan in mijn bijdrage. Ik weet namelijk dat er in het
culturele veld heel veel mensen zijn die er met heel veel plezier en
urgentie aan willen werken. Ik hoop echt dat we deze periode nog voor
elkaar kunnen krijgen dat we niet alleen allerlei bezuinigingen
tegenhouden, maar ook zorgen voor daadwerkelijke wettelijke verankering
van cultuur in de toekomst.
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Allereerst een verhelderende vraag, want ik snapte eigenlijk niet
helemaal waarom de heer Koops de bibliotheek er op deze manier bij
betrok. Wat probeerde u daar nou mee te zeggen? Zou u dat misschien
kunnen samenvatten in een korte, bondige zin, zodat ik in ieder geval
mijn volgende interruptie daar goed op aan kan passen?
De voorzitter:
Is uw vraag wat het standpunt over de bibliotheken is?
Mevrouw Van der Velde (PVV):
De vraag is: wat had dat te maken met de rest van het verhaal? Ik snapte
niet helemaal goed waarom dit erbij betrokken is.
De voorzitter:
Oké. De heer Koops.
De heer Koops (NSC):
Ik zal mevrouw Van der Velde nageven dat ik waarschijnlijk mijn ene zin
in twee zinnen had moeten zeggen. Ik vind dat er in feite van alles moet
gebeuren voor de monumentenzorg, waaronder dat daar bij de verbetering
van de Erfgoedwet goed op wordt gelet, met name als het gaat om hoe je
ervoor zorgt dat die monumenten gehandhaafd blijven en hoe subsidies
worden aangevraagd. Punt. En dan mijn tweede zin: daarnaast ben ik van
mening dat bibliotheken specifieke aandacht verdienen, gezien het
ravijnjaar dat eraan komt en de algehele schreeuw om geld bij gemeentes,
bij lagere overheden. Dus de twee punten die ik maakte en als het ware
verhaspelde, zijn wel twee separate punten die op zichzelf niks met
elkaar te maken hebben.
De voorzitter:
Wilt u daar dan nog op doorgaan of laat u het even?
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Dan sluit de vraag die ik had hier eigenlijk niet op aan, maar laat ik
dan zeggen dat de Bibliotheekwet nog ter behandeling zou moeten komen.
Als het goed is, gaan we nog kijken of dit doorgang gaat vinden. Dus
daar kan de heer Koops dan zijn ei waarschijnlijk wel kwijt, zeg ik als
mede-rapporteur, samen met de heer Mohandis. Mijn vraag aan de heer
Koops is dan eigenlijk het volgende. Hij zegt nu dat woningbouw
belangrijk is en dat we het erfgoed daar niet per se op voor moeten
laten gaan. Wat voor kaders zouden de heer Koops en de fractie van NSC
graag zien om ervoor te zorgen dat die woningbouw dan doorgang gaat
vinden? Ik hoor de Koops nu heel veel bij de minister neerleggen, maar
de fractie van NSC heeft natuurlijk ook wensen. Ik hoor van de heer
Koops graag wat NSC wil.
De heer Koops (NSC):
Je moet er altijd voor zorgen dat er geen woorden in je mond worden
gelegd, zeker bij lange interrupties. Hier worden mij de woorden in de
mond gelegd dat ik woningbouw belangrijker vind dan cultureel erfgoed.
Die woorden heb ik niet uitgesproken. Die meen ik ook niet. Dat is niet
zo. Alleen zie ik daar een vorm van wringen, van twee waarden die
allebei zeer wezenlijk zijn en waarvan je er niet eentje mag laten
voorlopen op de andere. Bij cultureel erfgoed gaat het erom dat je iets
wil beschermen tot in de verre, ongewisse toekomst. Dat is iets wat
gewoon behouden moet blijven en waar je dus met je vingers van af moet
blijven. Woningbouw is het grootste probleem van heel Nederland op dit
moment, waar zo hard mogelijk aan moet worden gewerkt, zij het niet door
deze minister. Maar bij de inrichting van monumentenzorg moeten we
gewoon rekening houden met het simpele feit dat de schreeuw om extra
bouwen van alle kanten luider en luider zal worden en dat regels
maximaal zullen worden opgerekt om dat bouwen voor elkaar te krijgen, al
dan niet gestimuleerd door gemeentes, projectontwikkelaars en noem maar
op. In het licht daarvan verdient monumentenzorg extra aandacht. De
vraag aan de minister is hoe hij die extra aandacht, en dus ook extra
bescherming, in de toekomst vorm zal geven in zijn beleid.
De voorzitter:
Oké, gaat u dan door … O, mevrouw Van der Velde wil nog iets
zeggen.
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Dat was geen antwoord op mijn vraag, want nu wordt de bal wederom bij de
minister neergelegd, maar ik hoor graag welke kaders NSC zelf daaraan
zou geven. Ik wil dus niet horen wat de minister wil doen om ervoor te
zorgen dat dat lukt, maar wat NSC graag ziet gebeuren, zodat het volgens
NSC gaat lukken. Ik hoor graag hoe de heer Koops daarover denkt.
De voorzitter:
De heer Koops, tot slot.
De heer Koops (NSC):
Nieuw Sociaal Contract heeft altijd gestaan voor een verbetering van de
omgang tussen burger en overheid. Als het gaat over monumenten, over het
krijgen van subsidies voor monumenten, over het onderhoud ervan en over
de verantwoordelijkheid ervoor is er een regeldichtheid die zo
ingewikkeld is dat daar iets aan moet worden gedaan. De visie van Nieuw
Sociaal Contract is dat de regeldichtheid ten aanzien van het behoud van
monumentenzorg en de regels waar je je dan aan moet gaan houden afneemt,
met behoud van hetzelfde eindresultaat, namelijk de monumentenzorg. Dat
is in ieder geval één aspect ervan. Het tweede aspect is vanzelfsprekend
dat wij willen zien dat archaïsche regels niet in de weg worden gelegd
van nieuwe woningbouw, omdat die woningbouw nou eenmaal even belangrijk
is, al is dat niet het onderwerp van dit debat. Ik ziet het als een
gevaar dat in de verte opdoemt, terwijl de bescherming van monumenten
veel te ingewikkeld is gemaakt door de regeldichtheid. Die
regeldichtheid moet worden aangepakt. Tot zover de visie van Nieuw
Sociaal Contract op dit moment. Mijn vraag aan de minister blijft
staan.
De voorzitter:
Oké. Ik vraag u om uw betoog nu gewoon verder af te ronden. U heeft nog
ruim een minuut.
De heer Koops (NSC):
Als ik één minuut heb, dan besteed ik daarvan vijftien seconden aan het
Onderwijsmuseum. Dat heeft een collectie die beslist bewaard moet
blijven, kennelijk met een businessmodel dat, ongeacht de kwaliteit die
aan het museum wordt toegedicht, onvoldoende is om zichzelf te
bedruipen. De vraag is hoe om te gaan met de collectie van het museum en
of we die op een andere manier aan kunnen bieden. Dat zie ik in het
licht van het naderende faillissement.
Mijn laatste opmerking betreft iets heel anders, namelijk het
RAAP-arrest. Dat gaat over het geld dat je moet betalen op het moment
dat je muziek van buiten de EU hier in Nederland wilt gaan afdraaien,
bijvoorbeeld Amerikaanse muziek, met Trump aan de macht. Ik zie dat de
Europese regelgeving tekort is geschoten. De EU heeft zichzelf de
bevoegdheid toegedicht om regels te maken over reciprociteit,
bijvoorbeeld dat je zegt dat je, als je Nederlandse muziekuitingen zoals
dj Tiësto in Amerika hebt, dan ook muziek vanuit Amerika hier kan gaan
draaien. Daar zijn vragen over gesteld aan de Europese Commissie, maar
die vragen zijn nog niet beantwoord. Mijn vraag is hoe het er nu voor
staat. Is er enig verschil in de aanpak van de minister, in het licht
van het feit dat meneer Trump nu aan de macht is, die alleen maar meer
en meer vormen van geld zal vragen van de EU? Wij staan daar als
Nederland intussen machteloos tegenover. Dat kan niet. De vraag is dus
of daar wel voldoende urgentie voor wordt gevoeld en wat daar nu
concreet mee wordt gedaan.
Voor nu laat ik het nu bij deze opmerkingen.
De voorzitter:
Dank u wel. De volgende spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Van
der Velde namens de PVV.
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Laat ik gewoon weer beginnen bij
cultuursubsidies. Zoals iedereen in deze zaal wellicht wel weet, is de
PVV tegen cultuursubsidies. Wij zien ze het liefste verdwijnen. Maar
zolang ze er zijn, moet het wel eerlijk gebeuren. Daarom heb ik bij een
vorig debat samen met collega Van Zanten een motie ingediend voor een
betere spreiding van de cultuurgelden over de regio. Die motie is toen
breed aangenomen. Nu stelt de Raad voor Cultuur voor om subsidies niet
vier, maar acht jaar toe te kennen. Daarmee sluit je de deur voor nieuwe
instellingen en blokkeer je dus elke kans op een betere spreiding. De
gevolgen zijn nu al zichtbaar. Hier heb ik het al uitvoerig over gehad.
Opera Zuid gaat deze BIS-periode waarschijnlijk niet eens doorkomen,
laat staan hoe dat zou zijn geweest als die BIS-periode acht jaar was
geweest.
Is er een interruptie?
De voorzitter:
Dat bepaal ik.
Mevrouw Van der Velde (PVV):
O, oké. De wens leeft, voorzitter. Sorry.
De voorzitter:
Als er een vinger wordt opgestoken, kijk ik altijd even wanneer het
zinnetje wordt afgemaakt.
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Mijn zinnetje was af.
De voorzitter:
Oké. Dan is het woord aan de heer Krul.
De heer Krul (CDA):
Het betoog begon met de stelling dat de PVV eigenlijk van alle
cultuursubsidies af wil, maar nu maakt de PVV zich ineens heel erg
zorgen om het voortbestaan van Opera Zuid. Dus ik ben benieuwd of we nou
van alle cultuursubsidies af willen, dus ook van Opera Zuid en van
Prinsenhof, of niet.
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Ik ben hartstikke blij met die vraag. Ik geloof dat ik bij elk
cultuurdebat tot op heden heb gezegd dat wij het liefst alle
cultuursubsidies zien verdwijnen, maar op dit moment zijn ze er en zijn
ze niet eerlijk verdeeld. Door de cultuursubsidies die er op dit moment
liggen, gaat Opera Zuid op den duur gewoon verdwijnen binnen deze vier
jaar. Mag ik mijn antwoord even afmaken voordat iedereen eroverheen gaat
vallen? Ik vind dat prima, want dan kan ik er alleen maar meer over
zeggen en daar word ik alleen maar blij van. Ja, wij zien het in de
toekomst het liefst volledig verdwijnen, maar ik snap ook dat wij hier
met meerdere partijen zitten en dat niet iedereen er zo in staat als
wij. Dus hoewel de PVV het liever ziet verdwijnen, kan ik ook goed
inzien dat dat waarschijnlijk niet gaat gebeuren. Wat gaat er dan
gebeuren? Die subsidies blijven en dan moeten ze op een eerlijke manier
verdeeld worden. Die regionale spreiding, waar wij eerder dus al een
breed aangenomen motie over hebben ingediend, moet gewoon goed zijn. Dat
is die nu niet. Om terug te komen op het punt van de heer Krul: wij zien
Opera Zuid liever voortbestaan. Daar heeft de PVV ook al eerder voor
gepleit met een motie van de heer Bosma in 2016, die toen ook breed
gedragen is aangenomen en Opera Zuid toen wel heeft gered. Ik zie dat
het liefst weer gebeuren, want wat er nu is, moet gewoon kunnen blijven
bestaan.
De heer Krul (CDA):
Dat is dan toch een cultuursubsidie?
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Nee, want we hebben gepleit voor een herverdeling van deze subsidies. We
hebben deze minister ook gevraagd om Opera Zuid een groter stuk te geven
van deze subsidies, van deze ronde. U weet met z'n allen dat de PVV toen
natuurlijk gebonden was aan het coalitieakkoord. Die tijd is nu
voorbij.
De heer Van der Burg (VVD):
Hoe stelt de PVV zich dat voor? Want u wil dat alle culturele
instellingen behouden blijven, maar dan zonder subsidie. Moeten Henk en
Ingrid dan opeens kostendekkende tarieven gaan betalen? Hoe stelt u zich
dat voor?
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Wij zijn voorstander van marktwerking op dat stuk. Je moet ook een
beetje je eigen broek kunnen ophouden. Maar ja, op dit moment zijn er
instellingen die wél subsidie krijgen. Opera Zuid is een voorbeeld van
iets wat wij wél graag zien overleven. Ik moet tegen de heer Van der
Burg zeggen dat Henk en Ingrid ook van opera kunnen houden. Op dit
moment zijn de tarieven bij Opera Zuid niet heel hoog. Henk en Ingrid
kunnen daar nu ook naartoe. Ik zie niet in hoe het een probleem zou zijn
als dat een tientje duurder wordt.
De voorzitter:
De heer Van der Burg nog, in tweede instantie?
De heer Van der Burg (VVD):
Het is bijzonder dat de PVV denkt dat als je alle subsidies in Nederland
voor de kunst- en cultuursector afschaft, theater dan een tientje
duurder wordt. Maar dat laat ik even voor wat het is. Gelukkig levert de
PVV voorlopig geen minister, op welke portefeuille dan ook.
Dat gezegd hebbende, u geeft aan dat Opera Zuid moet blijven. Eén: hoe
stelt u zich dat concreet voor? Twee. De PVV zei: dit willen we wél
behouden. Zou u ook kunnen aangeven, voor de mensen die hier zitten, wat
wat u betreft morgenochtend mag ophouden te bestaan?
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Dat is zo'n lange lijst, meneer Van der Burg, dat ik die niet eens uit
m'n hoofd weet, om heel eerlijk te zijn.
De heer Van der Burg (VVD):
Noem er gewoon eens vijf, zes of zeven!
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Ik zal dit even voor u op moeten zoeken, want ik weet ze niet eens
allemaal uit mijn hoofd. Daar wil ik straks prima op terugkomen; dat
vind ik geen probleem. Maar ik wil er even bij zeggen dat ik de heer Van
der Burg vrij denigrerend vind overkomen. Ik vind het jammer dat hij de
PVV-ministers erbij betrekt. Het zijn ondertussen oud-ministers; ze zijn
weg. Ik kan natuurlijk ook tegen de heer Van der Burg zeggen, via de
voorzitter, dat het fijn zou zijn als er straks geen VVD-ministers meer
komen. Want als we naar de peilingen kijken, dan zien we dat de VVD het
ook niet heel erg lekker doet. Laten we dus alsjeblieft niet die kant
opgaan vandaag.
De voorzitter:
Wat u net beiden heeft gezegd, vind ik prima passen in dit debat. Ik
constateer dit. Ik ben scherp op persoonlijke feiten en dat soort
dingen, maar volgens mij was dit binnen de lijntjes. Ik draag het
voorzitterschap even over aan mevrouw Rooderkerk. Het is af en toe
verwarrend voor de kijkers, maar ik wil toch een vraag stellen.
Voorzitter: Rooderkerk
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Mohandis.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik wil toch nog even ingaan op het volgende. Ik begrijp het tweede stuk
van het betoog van mevrouw Van der Velde, waarin ze zegt "het is er
toch, dus we willen wel herverdelen" en "Opera Zuid moet openblijven". U
heeft dan een hele wensenlijst. Maar u gaat iets te makkelijk voorbij
aan het eerste deel, waarin u zegt dat de PVV het liefst geen
cultuursubsidies heeft. Het is namelijk een valse veronderstelling dat
cultuursubsidies naar niches zouden gaan, waar de PVV politiek gezien
misschien niks mee heeft. Dat mag natuurlijk, want we hebben allemaal
onze smaken en dingen. Maar heel veel cultuursubsidies gaan gewoon naar
het restaureren van panden en gebouwen, naar de Nederlandse trots, zou
ik willen zeggen. Pleit de PVV ervoor — u neemt dat standpunt namelijk
in — om helemaal geen subsidies te hebben, ook niet voor ons cultureel
erfgoed? Ik wil daar een heel concreet antwoord op.
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Dat vind ik eigenlijk wel een goede vraag van de heer Mohandis. Wij zijn
voor het behoud van cultureel erfgoed. Daarin maken wij inderdaad een
onderscheid.
Voorzitter: Mohandis
De voorzitter:
Ik neem het voorzitterschap weer over. Ik zag de heer Koops nog. Wilt u
de PVV nog interrumperen, ja of nee? Ik zag uw vinger net.
De heer Koops (NSC):
Nee, volgens mij is het punt nu wel gemaakt. Dus nee.
De voorzitter:
Dan gaan we door met het betoog van mevrouw Van der Velde.
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Voorzitter. Dan kom ik even terug op die motie die ik samen met mevrouw
Van Zanten heb ingediend. Sorry, ik ben 'm even kwijt.
De voorzitter:
Dan doen we nog een interruptie van mevrouw Rooderkerk, D66.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik zat nog even na te denken over het statement dat de PVV wel voor
cultureel erfgoed is. Dat is dan wel winst uit dit debat, denk ik. Ik
heb natuurlijk een groot pleidooi gehouden voor het Onderwijsmuseum.
Daar bevindt zich heel veel cultureel erfgoed over de geschiedenis van
ons onderwijs. Ik vroeg me af of mevrouw Van der Velde zich dan ook in
wil zetten voor het behoud daarvan.
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Dat is een goede vraag. Ik heb begrepen dat vooral schoolklassen naar
dit museum gaan. Als het museum nu niet lekker draait, wat ik ook
begrepen heb, dan is het wellicht zaak om te kijken of dat museum op een
andere manier toch bij de mensen kan komen. Dat is wellicht niet als
regulier museum maar meer als een rijdend stukje erfgoed, al dan niet op
de manier waar de heer Stoffer het zo meteen waarschijnlijk over gaat
hebben. Daar liggen wellicht kansen. Maar dan moeten we, denk ik, breder
kijken dan de vraag: gaan we sec bekijken of het zin heeft om een gebouw
te behouden? Het is gewoon een stuk geschiedenis. Het zou fijn zijn als
daar wel over onderwezen kan worden.
De heer Stoffer (SGP):
Ik hoor eigenlijk naar aanleiding van heel veel interrupties best een
aantal mooie dingen naar boven komen. Mijn vraag is: gaat het de PVV
niet zozeer om de hoogte van het bedrag dat uitgekeerd wordt vanuit de
rijksoverheid aan cultuur, maar meer om de aanwending daarvan? Ik bedoel
dat het gaat om waar het uiteindelijk terechtkomt en welke cultuur we
wel en welke we niet subsidiëren.
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Dat vind ik ook een goede vraag. Dan kom ik toch weer een beetje terug
bij wat ik tegen de heer Mohandis heb gezegd. Wij maken wel onderscheid
tussen dat culturele erfgoed en de subsidies die bijvoorbeeld gaan naar
… "Ballet", hoor ik. Daar hebben we ook eerder dingen over geroepen, ja;
dat kan ik alleen maar toegeven! Dus ja, daar maken wij wel degelijk
onderscheid in. Hoe dat aangewend wordt, vinden wij belangrijk. Dat
klopt.
De voorzitter:
De heer Van der Burg. Ja, u mag nog.
De heer Van der Burg (VVD):
Begrijp ik nu goed dat de PVV over erfgoed zegt "oké, daar kan in ieder
geval geld voor worden uitgetrokken door de overheid", en dat dit ook
kan als het gaat om vertellen over de geschiedenis van Nederland, zoals
bijvoorbeeld bij het Onderwijsmuseum? Geldt dat dan ook voor andere
musea die gaan over geschiedenis? Ik denk bijvoorbeeld aan Willem van
Oranje, Prinsenhof; zou dat dan wel kunnen? Ziet het "wij willen geen
kunst- en cultuursubsidies" meer op uitvoeringen dan op de museale
functie?
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Niet helemaal. Wij zien ook gewoon dat er musea zijn die in de basis wel
hun eigen broek zouden kunnen ophouden, maar dat gewoon niet doen. Er
wordt dan heel veel geld uitgegeven aan zaken die in onze optiek minder
belangrijk zijn. Dan gaat het niet per se over het vertellen van de
geschiedenis. Er zijn ook heel veel tentoonstellingen met bijvoorbeeld —
het moet maar net je smaak zijn — moderne kunst. Sorry, dat vinden wij
toch minder belangrijk dan dat culturele erfgoed. Als er heel veel
gestoken wordt in bijvoorbeeld die moderne kunst, en een museum daardoor
in de problemen komt omdat het met de budgettering in de knel komt, dan
vinden wij dat een kwestie van prioriteren binnen dat museum. Dan moeten
ze zelf zorgen dat ze kunnen doorgaan in plaats van dat het weer ligt
aan het geld voor dat stukje geschiedenis en erfgoed.
De voorzitter:
Het zou uw laatste interruptie zijn, meneer Van der Burg.
De heer Van der Burg (VVD):
Ik bewaar 'm nog even.
De voorzitter:
Dan gaan we door. Meneer Koops wil nu wel interrumperen?
De heer Koops (NSC):
Eerst haak ik aan op de woorden "moderne kunst". Alle kunst die ooit
gemaakt is, was modern ten tijde van het maken ervan. Laten we dat
vooropstellen. We mogen heel blij zijn dat ondanks de benoeming "moderne
kunst" dat spul bewaard is gebleven tot aan nu en we daardoor nu een
collectie hebben die tot eeuwen terug reikt. Dat is één.
Mijn interruptie ziet meer op de collectie van het Onderwijsmuseum. Het
volgende zit mij echt dwars, even zonder enig gedoe met vliegen
afvangen. Die collectie loopt gevaar. Dat dit museum sluit, dat het
zichzelf niet kan bedruipen zonder subsidies, is misschien wel een
gegeven. Dat weet ik allemaal niet. Wat ik zeker weet, is dat die
collecties niet verloren moeten gaan. Als hier sprake is van een
faillissementssituatie, bestaat de mogelijkheid dat een curator daar op
een andere manier mee omgaat dan wij als Tweede Kamer, als parlement,
zouden willen. Wij willen namelijk dat die collecties bewaard blijven.
De grote vraag is dus, bij wijze van interruptie, of de PVV het ermee
eens is dat die collecties bewaard moeten blijven, ook als dat gewoon
geld kost.
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Nee, want er zijn waarschijnlijk ook manieren waarop dat opgelost kan
worden zonder geld uit het rijkspotje.
De voorzitter:
Gaat u door met uw betoog.
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Dan kom ik als laatste nog op de vraag die ik aan de minister wilde
stellen. De motie die wij hebben ingediend, is breed aangenomen. Die
staat haaks op het advies van die acht jaar. Wij zouden graag een
toezegging van de minister willen dat hij ingaat op het advies om die
acht jaar aan te houden.
Voorzitter. Dan kom ik bij iets anders: beleid dat niet draait om
gelijke behandeling maar om groepsidentiteit, waar herkomst en geslacht
belangrijker zijn dan competenties en kwalificaties. Dat is precies wat
er nu gebeurt in de culture sector. Het staat zwart op wit in het
rapport Diversiteit in de culturele en creatieve sector: hoe staat het
in 2024? Wie daar wil werken wordt niet meer beoordeeld op wat hij kan,
maar op wie hij is. Niet je talent telt, maar je herkomst of je
geslacht. Dat wordt niet alleen toegestaan; het wordt ook nog eens
gestimuleerd met belastinggeld. En wat doen onze minister? Hij neemt het
rapport klakkeloos over, terwijl er geen bewijs is dat het werkt, geen
serieuze onderbouwing, geen effectenmeting, geen onderzoek naar de
gevolgen.
Voorzitter. De PVV vindt dat mensen gekozen moeten worden op basis van
kwaliteit, niet op basis van afkomst of geslacht. Waarom kiest de
minister voor groepsvoorkeur in plaats van kwalificaties? Wanneer komt
er eindelijk beleid op basis van feiten in plaats van ideologie?
Voorzitter. Dan mijn derde punt: verbetering van de Erfgoedwet en
erfgoedzorg. Wie dit in de praktijk bekijkt, ziet geen versterking, maar
juist uitholling. Eerder uitte de PVV al de zorgen over het
ontwerpbesluit wijziging van het Besluit kwaliteit leefomgeving,
artikelen 7.3 en 7.4. Dat besluit wekt de indruk dat erfgoed beter
beschermd wordt, maar het laat juist heel veel ruimte voor
uitzonderingen, met vaag verpakte zinnen als "in overeenstemming met het
belang van behoud". In de praktijk betekent dat dat erfgoed wel mag
wijken, zolang je maar aangeeft dat je eigenlijk wil dat het blijft. Dat
gebeurt nu dus ook. Neem het Geingebied. Dat ligt in de provincie
Utrecht, tegen Amsterdam aan. Dit ligt binnen het buffergebied van het
UNESCO-werelderfgoed van de Hollandse Waterlinies. Wat blijkt nou? De
gemeente Amsterdam wil juist precies daartegenover, in Weesperkarspel,
vier grote windturbines plaatsen. Het gevolg van dit nieuwe beleid is
dus directe aantasting van de zichtlijn van dat erfgoed, wat gigantische
gevolgen gaat hebben. Dat schaadt de kernwaarde van dat Werelderfgoed.
Toch blijft het Geingebied gewoon op de kaart staan als zoekgebied.
Waarom? Is dit omdat voor die energietransitie alles mag, zelfs als dat
culturele erfgoed wordt aangetast voor latere generaties?
Voorzitter. Als dit de koers is, dus vrijblijvende brieven, juridische
achterdeurtjes en erfgoed dat steeds de wedstrijd verliest, is de PVV
duidelijk: dat is geen bescherming, maar afbraak. Wanneer gaat de
minister daarop ingrijpen? Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat
erfgoedbeleid werkelijk dat erfgoed beschermt, ook als dat betekent dat
er geen windturbines of transformatorstations gaan komen?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dan heb ik nog een interruptie van mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik heb maar even een beetje afgewacht. Ik dacht: ik ga toch een
positieve interruptie plegen. Laat ik dan aansluiten bij het laatste. U
heeft het over cultureel erfgoed, over UNESCO-Werelderfgoed niet
aantasten, zeker niet door energieprojecten. Dat is hoopvol. Helaas
dreigt dat ook op de Waddenzee. Daar dreigt nog steeds gaswinning, bij
Warffum, direct vanuit Ternaard. Is de PVV ook consequent in haar
keuzes? Wil ze ook die Waddenzee, die de UNESCO-Werelderfgoedstatus
heeft, op diezelfde manier beschermen? Of is ze alleen tegen die
windmolens?
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Het is wat ons betreft: tegen die groene klimaatgekte.
Mevrouw Beckerman (SP):
Kom op. Er komen veel moties in stemming de komende weken over die
gaswinning onder de Waddenzee vanaf Ternaard, maar ook bij Warffum. Ik
had gehoopt op de steun van de PVV. Dit is toch wel echt de hypocrisie
ten top! Je bent alleen maar tegen als het gaat over windmolens, maar
niet als het om het beschermen van de Waddenzee gaat. Hoe kan je zo
hypocriet zijn? Hoe kan dat?
De voorzitter:
Mevrouw Van der Velde, tot slot.
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Ik vind dit prachtig gespeelde verontwaardiging, want dit gaat twee
kanten op, zeg ik via de voorzitter. Op dit moment is het zo dat juist
alle groene partijen dat door proberen te duwen in het
UNESCO-Werelderfgoedgebied bij die Hollandse Waterlinies. Dat is in de
provincie Utrecht onder anderen GroenLinksgedeputeerde Van Essen. Vanuit
de gemeente Amsterdam zijn het ook de groene partijen die dat graag
willen. Ja, sorry, daar kan het dan opeens wel. Daar mogen dan wel die
windturbines komen, want dat is goed voor de energietransitie.
Ik kom nu op de Wadden. Daar wordt het juist tegengehouden omdat alle
groene partijen zeggen: ho ho, dit is een Werelderfgoedgebied. Dat gaat
twee kanten op, natuurlijk. Wij zien daar ook een dubbele maat. Wij zijn
het daar ook niet mee eens. Maar ja, als jullie als groene partijen
zeggen … Ik heb het niet specifiek over mevrouw Beckerman, laat ik daar
duidelijk in zijn; ik zie de verontwaardiging op haar gezicht heel
duidelijk. Dan … Sorry, ik ben even mijn vraag kwijt.
De voorzitter:
De Wadden.
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Ja, laat ik me even herpakken. Het UNESCO-Werelderfgoed beschermen is
een groot goed. Dat zien wij ook. Laat ik dat vooropstellen. Maar die
gaswinning is natuurlijk in Groningen al gestopt. Daar heeft mijn
collega op KGG al heel veel over gezegd, dus ik ga dat hier niet
herhalen. Dit is niet die commissie, dus ik ga hem geen woorden in de
mond leggen. Mijn collega heeft al genoeg gezegd. Over de Wadden heeft
hij ook al genoeg gezegd. Kijk, ik zit hier natuurlijk voor de
portefeuille Cultuur. Ik zou graag zien dat alles beschermd wordt, maar
helaas is dat niet altijd aan de orde. Maar wij zien wel die dubbele
maatstaf. Op bepaalde plekken willen linkse of groene partijen dat daar
windturbines geplaatst kunnen worden omdat dat die energietransitie
juist helpt, maar bij de Wadden zeggen ze dan: daar mag je niet boren,
want het is UNESCO-Werelderfgoed. Dat werkt natuurlijk ook niet. Dus ja,
heel eerlijk: het is een spagaat. Laten we daar gewoon eerlijk over
zijn. Het is een spagaat.
De voorzitter:
Daarmee zijn we ook aan het einde gekomen van uw betoog. Toch, mevrouw
Van der Velde? U was klaar volgens mij. Ja. De heer Stoffer namens de
SGP-fractie.
De heer Stoffer (SGP):
Dank, voorzitter. Ik zou vanochtend graag de minister van Cultuur op het
schild heffen vanwege een bijzonder wapenfeit. Dit voorjaar belette hij
de uitvoer van een meer dan 1.000 jaar oude ring uit Friesland. Op die
ring staat Christus als het Lam Gods, omringd door de vier evangelisten.
Die kleine ring biedt een bijzonder doorkijkje op onze nationale
geschiedenis. Mijn vraag is: hoe is het proces van de ring eigenlijk
afgelopen? Is het Rijk de koper geworden? Waar kunnen burgers in de bang
van deze ring komen? Ik hoor het graag.
Voorzitter. De SGP vindt het bijzonder dat de minister te midden van de
bezuinigingen ruimte heeft gevonden om te investeren in monumenten. Dat
was ook duidelijk de inzet van de SGP bij de begroting voor 2025.
Gegeven de schaarste aan middelen, vind ik de aanpassingen ten behoeve
van grotere monumenten ook positief. De SGP heeft vragen over de relatie
tussen Rijk en provincies. Het is belangrijk dat het Rijk en provincies
samen een duidelijk beeld hebben van welke grotere monumenten in de
komende jaren met voorrang aandacht verdienen. Hoe gebeurt dat
planmatig? Hoe wordt de nieuwe financiering daarop toegesneden? Hoe
verhoudt bijvoorbeeld de afbakening van grote monumenten in de
structurele subsidie zich tot die in de tijdelijke subsidie? Kan de
minister snel duidelijkheid bieden over welke monumenten extra hulp
krijgen?
De minister constateert terecht dat sommige monumenteigenaren geen recht
op subsidie hebben. Ik denk dan aan de zogenaamde niet-commerciële
stadsherstelorganisaties. Zij doen even goed werk als andere eigenaren
voor instandhouding, restauratie en herbestemming, maar krijgen minder
of geen steun. Mijn vraag is of de minister zou willen verkennen of zij,
vanuit mijn optiek, eerlijker behandeld kunnen worden. Dat komt onze
monumenten namelijk ten goede.
Voorzitter. De minister wil op beperkte schaal ook zeer jonge
rijksmonumenten toelaten. Het gevolg is dat een eeuwenoud monument
bijvoorbeeld extra concurrentie krijgt van een bouwwerk uit 1988. Nu is
daar op zich niets mis mee, maar het concurreert wel om dezelfde pot
geld. Dus mijn vraag is of de minister kan bevestigen dat hij wel zeer
restrictief met deze nieuwe, jonge monumenten omgaat.
Voorzitter. Ik ga de heer Krul zeker niet teleurstellen, want ik ga het
hebben over kerktorens. De procureur-generaal van de Hoge Raad vergeleek
kerktorens in het verleden met hete aardappels. Een recent onderzoek
laat zien dat dit klopt. Bij het heen en weer schuiven tussen Kerk en
Staat blijken ze op verschillende bordjes terecht te komen: voor een
derde bij de burgerlijke gemeenten, voor de helft bij kerkelijke
gemeenten, dus bij kerken zelf, en dan is er nog een restcategorie. Het
is mooi dat er meer zicht is op de torens en de bijbehorende opgaven,
maar praktische oplossingen lees ik helaas nog niet. Mijn vraag is: wat
is bijvoorbeeld de status van de kerktoren in de tijdelijke
rijkssubsidie voor grote monumenten? Kan de toren als kerk meedoen in
het structureel hogere budget voor kerken?
Voorzitter. Het is ook goed dat de minister het programma Toekomst
Religieus Erfgoed wil voortzetten. De aandacht wordt sterker gericht op
eigenaren en de uitvoering. Tegelijk heeft een behoorlijk deel van de
gemeenten geen kerkenvisie. Mijn vraag is: blijft het voor gemeenten
mogelijk om aan te sluiten bij het programma en is er dan ook
ondersteuning beschikbaar? Blijft de minister gemeenten de komende jaren
wijzen op deze mogelijkheid?
Voorzitter. Dan, zoals aangekondigd door mijn buurvrouw, het mobiel
erfgoed. De minister geeft namelijk helaas aan dat hij geen middelen
meer heeft voor het ondersteunen van mobiel erfgoed. Ik ben er een
liefhebber van, moet ik zeggen. Kan de minister wel toezeggen dat hij in
overleg blijft met de branche en zijn collega, bijvoorbeeld als het gaat
om inzet op het gebied van duurzame brandstoffen?
Voorzitter. De SGP vraagt ook aandacht voor iets heel anders: de positie
van auteurs. Bij het uitlenen van fysieke boeken is per uitlening voor
auteurs een leenrechtvergoeding geregeld. Maar voor luisterboeken van
streamingdiensten geldt dat niet. Dat werkt nadelig voor auteurs en is
inhoudelijk moeilijk uit te leggen. Mijn vraag is: wil de minister
onderzoeken of een gelijkwaardige vergoeding voor luisterboeken mogelijk
is?
Tot slot, voorzitter. Als D66 en de SGP, en volgens mij zelfs ook de
PVV, het samen eens zijn, moet er wel iets gebeuren. Dus dat
Onderwijsmuseum in Dordrecht wil ik ook graag onder de aandacht brengen.
Het pleidooi van mevrouw Rooderkerk ondersteun ik voor honderd procent.
We horen graag hoe we dat Onderwijsmuseum in de lucht houden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Meneer Stoffer, dank u wel. Dan komen we bij de volgende spreker. Dat is
de heer Oostenbrink namens de BBB-fractie.
De heer Oostenbrink (BBB):
Dank, voorzitter. Bij de BBB vinden we dat cultuur bereikbaar moet zijn
voor iedereen in Nederland — het zal geen verrassing zijn — dus niet
alleen in de grote steden, maar ook in Emmen, Almere, Middelburg en
andere regio's. Cultuur hoort in elke provincie thuis. Toch zien we al
jaren dat provincies als Flevoland, Drenthe, en Zeeland structureel
achtergesteld worden. Instellingen als Suburbia in Almere,
Theaterproductiehuis Zeeland en Peergroup in Noord-Nederland leveren
bewezen kwaliteit op, maar vallen buiten het landelijke cultuurbestel,
de BIS. Ze krijgen nauwelijks rijkssteun en worden systematisch
overgeslagen, terwijl ze van grote waarde zijn. Ze maken voorstellingen,
begeleiden jong talent en zorgen voor cultuur op plekken waar anders
weinig aanbod is. Maar kijk je naar de cijfers, dan zie je dat Zeeland
nog geen €5 per inwoner ontvangt aan cultuurgeld. In Noord-Holland is
dat ruim €86. Dat verschil is niet meer uit te leggen.
Daarom heeft BBB de afgelopen periode meerdere moties ingediend. In de
motie-Van Zanten riepen we op tot een eerlijke verdeling van
cultuurgelden over het hele land. In de motie-Van der Velde/Van Zanten
vroegen we om het aantrekkelijker te maken voor cultuurinstellingen die
buiten de Randstad zijn gevestigd. Samen met NSC hebben we de
motie-Hertzberger/Van Zanten ingediend waarin we vragen om in elke
provincie minstens één theatergezelschap of productiehuis mogelijk te
maken. We vroegen met een andere motie om te onderzoeken waarom de
spreiding van cultuursubsidies nog steeds achterblijft.
Veel van die moties zijn aangenomen. Dat is terecht. Maar daarna moet er
ook iets gebeuren. We begrijpen dat de uitvoering tijd kost. Maar het is
inmiddels al maanden geleden dat deze moties zijn aangenomen. Hoewel we
waarderen dat het ministerie zegt ermee bezig te zijn, is het voor veel
instellingen in de regio nog steeds niet zichtbaar wat er nu concreet
gebeurt. Er is geen duidelijk tijdpad, geen overzicht van maatregelen en
op sommige punten, zoals de motie over een productiehuis in elke
provincie, blijft het stil. Voor instellingen die nu al op omvallen
staan, is het niet goed genoeg. Ze hebben niet de luxe om te wachten tot
er iets op papier staat. Ze hebben nu duidelijkheid nodig. Daarom hebben
we de volgende vragen aan de minister. Wat is er inmiddels gedaan met de
aangenomen moties? Welke acties zijn er in gang gezet? Wanneer wordt
duidelijk hoe bijvoorbeeld het Fonds Podiumkunsten hiermee omgaat? Hoe
wordt ook de regio hierbij betrokken?
Dit hoeft niet meteen … Nee, sorry. Wat we vragen, is een eerlijkere
verdeling van wat er al is. Geef het fonds de opdracht om bij subsidies
ook te kijken naar waar een instelling gevestigd is en wat die lokaal
voor betekenis heeft. Hef de uitsluiting van bepaalde provincies op en
laat per provincie een gesprek plaatsvinden met het ministerie, het
fonds en de lokale overheden, zodat helder wordt wat er per regio nodig
is. Als we pas in 2029 iets aanpassen bij het nieuwe bestel, zijn we
voor heel veel instellingen te laat. Dit is het moment om te zorgen dat
cultuur niet slechts behouden blijft in de grote steden maar in heel
Nederland. Elke regio telt en het is tijd dat we dat niet alleen zeggen,
maar ook waarmaken.
De voorzitter:
Uw laatste interruptie, meneer Van der Burg.
De heer Van der Burg (VVD):
Op zich ben ik heel erg blij als BBB zegt dat je zaken moet spreiden
over het hele land. Ik heb weleens discussies met BBB gehad waarin ze
daar genuanceerder over dachten, dus dit is winst. Ik was net wat
kritisch richting de PVV, dus dan ook dezelfde vraag richting BBB. Als u
zegt "sluit bepaalde instellingen en herverdeel geld" terwijl u — net
zoals de VVD, zeg ik er meteen bij richting de vrienden van de SP — niet
pleit voor extra geld voor de cultuursector, betekent dat dus dat er ook
zaken concreet gesloten moeten worden. De PVV komt straks met een lijst
van wat er allemaal gesloten kan worden. Waar denkt BBB aan; wat kan er
gesloten worden in de Randstad, ten faveure van de drie voorbeelden die
u noemde in uw bijdrage?
De heer Oostenbrink (BBB):
Wij vragen niet per se om te schrappen; we pleiten meer voor een
herwaardering van wat er in de regio leeft. We zien dat in bepaalde
regio's een aantal instellingen echt oververtegenwoordigd zijn in de
subsidiestromen, terwijl er praktisch geen geld gaat naar andere plekken
in de regio. We willen ook op die plekken de gehele cultuureducatie goed
neerzetten. Het is vanuit het verleden scheefgegroeid in het land; laten
we zorgen dat we het weer in balans kunnen brengen.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog. Nee, sorry, ik heb de heer Stoffer over het
hoofd gezien. Ook hij heeft een interruptie.
De heer Stoffer (SGP):
De heer Van der Burg heeft geen interrupties meer, dus ik dacht "laat ik
er dan maar even op doorgaan", want ik heb er volgens mij nog drie. De
heer Van der Burg had volgens mij een terecht punt waar ik BBB toch iets
bij weg hoor bewegen. Op zich deel ik de inhoud van wat BBB aangaf, het
beter verdelen over het land, maar als je de pot gelijk houdt en zegt
die anders te willen verdelen, kan het toch niet anders zijn dan dat er
dan een aantal nu gesubsidieerde instellingen moet sluiten of moet
minderen? Zou BBB daar iets meer over kunnen zeggen? Want ervan
wegblijven of wachten tot straks de PVV met een lijst komt … BBB zit aan
de knoppen en is in het kabinet nog belangrijker geworden dan ze al
waren. Ik hoor de moties van NSC en BBB samenkomen. Ik heb van de week
bij een portefeuilleverdeling gezien wat er dan gebeurt: dan krijgen NSC
en BBB gelijk. Of het daar allemaal beter van wordt, is vraag twee. Maar
ik zou toch graag zien wat er heel concreet gaat gebeuren. Wat gaat
stoppen en wat gaat door? Want ik ben het er helemaal mee eens dat
Flevoland en Zeeland en Drenthe beter bedeeld moeten worden, maar dan is
het wel de vraag wat er bijvoorbeeld in Amsterdam gaat stoppen.
De heer Oostenbrink (BBB):
Wat ik ook hierin heb aangegeven, is dat als we niks doen en het laten
zoals het is, er juist op heel veel plekken in de regio dingen gaan
stoppen. Daaraan merken we dat we die verdeling willen hebben. Wat
betreft een lijst van wat er gesloten moet worden: daar ga ik niet over.
Zoiets ga ik niet aandragen; ik ga niet op die manier zeggen wat er zou
moeten gebeuren. Wij pleiten er enorm voor dat bij de verdeling van
subsidies zoals de rijksbijdrage voor cultuur de regio's weer de
aandacht krijgen die ze verdienen, zodat er niet zo'n gigantische
scheefgroei zit en iemand die bijvoorbeeld woont in Emmen dezelfde
toegang kan krijgen, evenredig naar inwoners, als iemand in
Amsterdam.
De heer Stoffer (SGP):
Ik ben het helemaal eens met wat de heer Oostenbrink zegt, maar zijn we
het dan ook met elkaar eens dat dit wel betekent dat bij een aantal
andere instellingen, met name in de Randstad schat ik in, want daar
zitten de grote bedragen, wel geminderd gaat worden c.q. gesloten gaat
worden? Daar komt dan wel pijn terecht. Dat constateren we met elkaar
wel helder, dat gaat zo dadelijk wel gebeuren. Toch?
De heer Oostenbrink (BBB):
Wat ik vooral zeg, is dat als het gaat om een herverdeling en een soort
herwaardering, het wat meer verdeeld moet worden over het land. Er is
gevraagd wat er wel en niet gesloten gaat worden. Als we niks doen, gaat
er wat gesloten worden in de regio. Als we zeggen dat we het ergens
anders vandaan zullen moeten halen, zullen er ongetwijfeld andere keuzes
gemaakt moeten worden als het gaat om de cultuurstromen in het
land.
De voorzitter:
Dan is er nog een interruptie van de heer Krul en daarna een van mevrouw
Rooderkerk. Uw laatste interruptie, meneer Krul.
De heer Krul (CDA):
Ik ben het in grote lijnen eens met wat de heer Oostenbrink van BBB hier
schetst, maar ik zou hem toch iets in overweging willen geven bij het
uitwerken van zijn plannen en dat is een oproep: kijk niet te nauw naar
het begrip "regio". Inwoners van de Kop van Noord-Holland, de grootste
bollenstreek van Nederland, zou ik willen zeggen, krijgen nu te horen:
ja, maar in Noord-Holland is het €86 per persoon. Wees voorzichtig met
het plakken van stempeltjes op provincies, want ook provincies zijn niet
heterogeen. Dat zou ik hem willen meegeven. Ik hoor wat hij zegt. Het
CDA is het ook eens met het feit dat het eerlijk verdeeld moet worden
over het land, maar staar je niet blind sec op het stempeltje
"provincie" en kijk echt wat er per regio nodig is. Dan zou het zomaar
kunnen zijn dat de Randstad een provincie-overstijgende regio is, maar
dat daar, zoals de heer Stoffer zegt, het zwaartepunt wel degelijk ligt.
Dat zou ik hem nog willen meegeven bij het uitwerken van zijn plannen.
Het is geen vraag, maar meer een oproep.
De voorzitter:
Oké. Nou, de heer Oostenbrink.
De heer Oostenbrink (BBB):
Dank, en eens. We hebben het over de regio. Ik denk, om het nog
concreter te maken, dat we ook echt gewoon lokaal moeten kijken wat
daarin betekenisvol is en dat moeten meenemen in de plannen.
De voorzitter:
Mevrouw Rooderkerk, tot slot.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Daar wil ik ook nog wel op aanhaken. Ik ben het er helemaal mee eens dat
iedereen in het land toegang moet hebben tot cultuur. Daarom doe ik ook
dat voorstel voor die wettelijke borging. Het moet niet afhankelijk zijn
van je postcode. Ik hoop dat ik daar ook steun van de heer Oostenbrink
vind om daadwerkelijk voor elkaar te krijgen dat dat gebeurt. Ik heb ook
wel een kanttekening bij dat plaatje, dat toch ook wel vertekend is. Ik
geef een voorbeeld. Orkater is gevestigd in de Randstad en moet zich al
zorgen maken over de financiering, maar speelt nu een prachtige
voorstelling in Nij Beets, zeg ik in mijn beste Fries. Er zijn
natuurlijk heel veel instellingen die met elkaar op een plek zitten waar
ze veel kunnen maken, maar ook door het hele land spelen. We moeten ook
niet vergeten dat er ontzettend veel theaters en podia zijn die heel
veel commerciële voorstellingen overal in het land krijgen. Dus laten we
niet onze ogen daarvoor sluiten. Ook dat is echt van heel groot belang
voor de cultuur overal in de regio en overal in het land.
De heer Oostenbrink (BBB):
Dat is volgens mij ook geen vraag, maar eens. Alles wat door het land
trekt om daar echt de cultuur te verspreiden, daar staan we alleen maar
achter. Het punt is vooral dat we qua rijksbijdrage wat meer rekening
moeten houden met de mensen buiten de Randstad.
De voorzitter:
Gaat u door, meneer Oostenbrink.
De heer Oostenbrink (BBB):
Ik was klaar.
De voorzitter:
O, u was ook aan het einde van uw betoog gekomen. Oké, hartstikke goed.
Dan komen wij de volgende spreker en dat is de heer Van der Burg namens
de VVD.
De heer Van der Burg (VVD):
Voorzitter. Aangezien ik sinds twee maanden de woordvoerder ben op dit
dossier, kan ik mij niet meten met mijn collega's en dan is mijn eerste
optreden ook nog op het moment dat het kabinet — daar heeft mevrouw
Beckerman natuurlijk gelijk in — demissionair is. Dat heeft ook meteen
gevolgen voor de debatten. Zo zal het kabinet in ieder geval met
beleidsarm beleid komen en gaan we het volgende week — dat is al gezegd
door de heer Koops — nog hebben over wat er wel of niet controversieel
wordt. Laat ik er duidelijk over zijn: ik had gehoopt dat wij vandaag al
wat meer informatie hadden gehad vanuit het kabinet middels een brief —
ik heb begrepen dat die een paar weken geleden in de ministerraad is
aangehouden en niet is gepresenteerd — bijvoorbeeld over de uitwerking
van de motie-Van der Wal die ging over zes jaar. Dat is een punt waar ik
duidelijk over kan zijn: wat mij betreft kiezen we voor de lijn acht
jaar en maken we dat ook zo snel mogelijk duidelijk als parlement in
samenspraak met het kabinet. Ik zie niet wat wij volgende week
controversieel zouden moeten verklaren.
Tegelijkertijd, ook maar even om te voorkomen dat mijn collega's
onnodige interrupties aan mij besteden als het gaat om geld — het is een
zwaar lot dat u treft als u mij niet meer kunt interrumperen — kunt u
van mij niet verwachten dat ik nu zal zeggen: op deze plekken moet er
daar geld bij uit deze pot. Het is wel iets wat we moeten gaan bespreken
bij de begrotingsbesprekingen na de zomer, omdat een aantal zaken niet
kan blijven liggen. Ik ben in ieder geval helder over die zes en acht
jaar: dat moet naar acht en kan dan ook zo snel mogelijk ingaan.
Ik hoop ook dat de minister in de brief na de zomer — die moet wat bij
betreft eerder in september komen dan in oktober — stil zal staan bij
een aantal zaken. De collega van BBB noemde net al de verankering in de
regio en dan met name de drie provincies die nu buiten de BIS vallen.
Hoe kijkt de minister daarnaar? Er is ook veel vraag vanuit de
verschillende disciplines naar verankering in wetgeving. Ik zeg maar
even: à la de bibliotheekwetgeving, los van het feit dat de
bibliotheekwetgeving hier nog terugkomt in een apart gesprek. Daar is in
ieder geval wel veel vraag naar, dus ik verwacht van de minister daar in
ieder geval duidelijkheid over in zijn brief. Opdat wij niet twee jaar
verliezen, want dat dreigt natuurlijk nu te gebeuren met een
demissionair kabinet en verkiezingen. 2029 lijkt nog ver weg, maar is
dat volgens mij helemaal niet.
Er zijn een aantal zaken al door mijn collega's aan de orde gesteld,
zoals het Westfries Museum en Prinsenhof. Nogmaals, ik zie het probleem
waar het gaat om het geld dat de minister ook niet heeft. Tegelijkertijd
gaat het, zeker als het gaat om Prinsenhof, om relatief kleine bedragen
voor iets wat nadrukkelijk valt onder erfgoed. Ik definieer erfgoed
breder dan alleen kijkend naar de strikte opvatting. Daar vallen dus ook
een hele hoop zaken onder die gewoon onder de museale functie
vallen.
Waar ik aandacht voor vraag bij de minister, is alles wat te maken heeft
met de Holocaust. Dat heeft mijn voorganger Van der Wal ook gedaan. Niet
alleen in relatie tot het onderwijs, maar ook in relatie tot
bijvoorbeeld inburgering. Nou weet ik op dit moment niet eens meer welke
staatssecretaris of minister daarover gaat. Volgens mij weet de minister
dat op dit moment nog niet. Ik zie allemaal berichten binnenkomen over
een herverdeling, maar ik spreek in ieder geval deze minister aan als
zijnde daar ook verantwoordelijk voor.
Een specifieke vraag, vooruitlopend op de wetgeving met betrekking tot
de bibliotheken, gaat over de geoormerkte gelden. Hoe kijkt de minister
daarnaar? We zien dat er discussie is met gemeentes en de VNG over hoe
geoormerkt die gelden zijn en of die ook anders kunnen worden ingezet.
Daar zou ik graag een reflectie op willen hebben van de minister.
Een ander punt betreft — dat zal u niet verbazen, aangezien Christianne
van der Wal daar ook een punt van heeft gemaakt in haar laatste bijdrage
richting de minister — de oorlogsmusea. De belangrijkste acht
oorlogsmusea krijgen nu waarschijnlijk in juli wel incidenteel geld op
basis van de subsidieregeling die dan naar buiten komt, maar hoe kijkt
de minister daar op een structurele manier naar? Dat koppel ik voor de
helderheid ook nadrukkelijk aan erfgoed. Niet alleen letterlijk om wat
erin staat, maar ook om het verhaal dat daar verteld wordt. Dus ook
daarover vragen aan de minister.
Tot slot de ontsluiting van kunst en cultuur die nu in depot zitten. Ik
besef dondersgoed dat op het moment dat je kunst en cultuur uit depots
wilt ontsluiten, dat niet gratis is. Ook dat kost over het algemeen
geld. Toch vraag ik daar niet alleen aandacht voor bij de minister, maar
vraag ik ook hoe hij daarnaar kijkt.
Voor de rest zijn er heel veel vragen gesteld door mijn collega's
waarvan ik de beantwoording afwacht, zodat ik daar in tweede termijn op
terug kan komen. Dan geef ik mijn goede vriend en collega de heer
Stoffer, die mij net hielp, de gelegenheid om mij wel te interrumperen.
Hij heeft er nog twee.
De voorzitter:
Ik zal die gelegenheid geven, omdat de heer Stoffer nog één interruptie
heeft. Daarom mag u interrumperen, meneer Stoffer.
De heer Stoffer (SGP):
Die had ik speciaal voor de heer Van der Burg bewaard, voorzitter. Ik
kwam hem vanochtend al tegen, vrolijk in Den Haag, dus ik dacht: die ga
ik vandaag nog een vraag stellen. Maar ik zal hem eerst iets meegeven.
Ik dacht: hij weet altijd alles, maar er is een nieuwsbericht gekomen
van de minister-president dat de staatssecretaris voor Participatie en
Integratie de inburgering voor zijn rekening neemt. Dan weet hij dat ook
weer. Dat wist u nog niet, begreep ik net.
Mijn vraag is de volgende. De VVD was en is dat nog steeds, hoop ik, de
partij van rijden, rijden, rijden. Dat zei een oud-collega van de heer
Van der Burg altijd. Het mobiel erfgoed, gaat dat de heer Van der Burg
ook aan het hart of op zijn minst de VVD?
De heer Van der Burg (VVD):
Het antwoord daarop is ja. Dat gaat ons aan het hart.
De voorzitter:
Voordat de voorzitter zich omturnt tot het Kamerlid dat het woord voert
voor GroenLinks-PvdA, heb ik nog een allerlaatste interruptie, mijn
laatste, aan de heer Van der Burg. Daarna zal ik gewoon mijn betoog
houden en draag ik het voorzitterschap over aan mevrouw
Rooderkerk.
Ik wil even terug naar het begin van uw betoog. U had het over de breed
aangenomen motie over van vier naar zes en u zegt: nou, wij staan nu
voor acht. Ik proefde daar destijds al breed draagvlak voor. Ik ga daar
ook op in in mijn betoog. Ik proefde dat ook bij bijvoorbeeld gemeenten
en het IPO. Is dat nou zo'n mooi punt waarvan de Kamer zegt: wij zijn
missionair, laten we hier gewoon al het werk dat al is gedaan door de
minister, door alle organisaties die er brieven over hebben geschreven
voor dit debat, voortzetten om hen daarin te steunen de komende tijd?
Waarom zouden we het komend halfjaar verloren laten gaan? Als daar een
Kameruitspraak bij moet, zouden we die ook samen kunnen maken. Dat is
nou zo'n mooi punt waarvan ik denk: breed draagvlak, laten we dat bestel
wat steviger maken en die onzekerheid van om de vier jaar dat hele
subsidiecircus met verantwoording en stress wegnemen. Dat zit gewoon
heel veel verspilling in. Ik ga die brief van de Raad voor Cultuur niet
herhalen. Meneer Van der Burg, waar kunnen we op rekenen bij deze
kersverse woordvoerder van de VVD-fractie?
De heer Van der Burg (VVD):
Ja, voorzitter. O, nee. Sorry, niet voorzitter. Ja, wel voorzitter in
dit geval. Mijn primaire reactie zou ja zijn, maar er is ook een
secundaire reactie. Die secundaire reactie is dat ik er voorstander van
ben om van vier naar acht jaar te gaan, maar dat daar ook haken aan
zitten. Ik noem bijvoorbeeld een tussentijdse evaluatie om te voorkomen
dat instellingen die voor acht jaar een zekerheid hebben toch
onvoldoende presteren en we daar geen grip op kunnen krijgen. Ik noem
ook vernieuwing. Je zult maar net aan het begin van die acht jaar iets
willen gaan doen en dan te horen krijgen: je moet nog zevenenhalf jaar
wachten. Hoe is de relatie met de cycli van de gemeentes? Hoe kijk je
aan tegen provinciale bijdragen? Dat zijn allemaal zaken die je volgens
mij moet bespreken. Het is heel verleidelijk om middels moties
aankomende dinsdag hier een besluit over te nemen, maar dan heb ik toch
een primaire reactie. Ik heb dan liever dat de minister tegen ons zegt:
ik kom in september met een reactie hierop en dan kunt u vervolgens, als
ik niet doe wat de Kamer wil, met moties en amendementen komen, maar
geef mij nog even de gelegenheid om vanuit de deskundigheid alles op een
rijtje te zetten. Dus het hangt in die zin ook af van wat de minister zo
in zijn beantwoording gaat zeggen.
Voorzitter: Rooderkerk
De voorzitter:
Dan geef ik graag het woord aan de heer Mohandis voor zijn eigen
bijdrage.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Zeker, voorzitter. Dank u wel. Last but not least. Ik zal me hier en
daar ook aansluiten bij collega's, want er is al best het nodige gezegd
over verschillende onderwerpen die hier geagendeerd zijn.
Laat ik beginnen met wat ik zelf "het vierjaarlijkse subsidiecircus"
noem. Er is gewoon heel veel onzekerheid. We hebben als Kamer gevraagd
om een wat robuuster voorstel voor de toekomst, waarin iedereen
meerjarig kan functioneren en waarin talentontwikkeling ook echt tot
uiting komt. Wij hebben best wat uitgewisseld de afgelopen drie
debatten, maar het is veel gegaan over die vreselijke ondoordachte
sloopkogel, zoals ik de btw-verhoging op cultuur en media noem. Die is
er uiteindelijk niet gekomen. Daarom is het zo belangrijk, nu we dat
gewoon achter ons hebben, om echt te kijken wat we de komende maanden
wel kunnen doen aan die stilstand, die ik toch wel heb ervaren op
cultuur. Er is veel gesproken, maar er is niet veel in beweging gekomen.
Ik vraag aan de minister hoe we dat de komende tijd wel kunnen doen. Is
er nu gewoon meer kans om het in beweging te krijgen? Hoe kijkt de
minister er zelf tegenaan, nu de grootste partij, die niks heeft met
cultuur, het kabinet heeft verlaten?
Ik wil het nog even hebben over die cultuursubsidies. Het is natuurlijk
heel gek dat we een sector hebben waarin wetgeving niet veel regelt,
waarin de wettelijke basis niet op orde is, waarin die zorgplicht
nauwelijks geldt en die we toch elke vier jaar aan totale onzekerheid
onderwerpen. We vragen natuurlijk ook niet aan scholen elke vier jaar of
ze wel of niet nuttig zijn, of we ze moeten sluiten, of ze onder de
zaaglijn vallen. De sector verdient gewoon iets meer zekerheid, iets
meer continuïteit. Ik zie hoeveel organisaties aansluiten en zeggen: kom
nou tot een robuuster voorstel, meer wettelijke verankering en
meerjarige subsidies. Dan moet je niet alleen denken aan Kunsten '92, de
Museumvereniging, het IPO en de VNG, maar ook heel veel andere
organisaties. Zij zeggen: geef ons nou wat meer zekerheid. Dan kan de
minister, gezien het brede draagvlak, voelen dat er steun is. Dan zou
september — ik kijk naar de heer Van der Burg — fantastisch zijn. Ik zou
zeggen: pak die handschoen op. Het gaat mij niet om die extra motie. Het
gaat mij erom of wij het gevoel hebben dat wij gaan zitten wachten tot
er nieuw kabinet zit of dat we datgene blijven doen waar breed draagvlak
voor is. Ik kies voor dat laatste.
Er is ook heel veel onzekerheid bij gemeenten, bij provincies. Wij
hebben een korte rondgang gedaan. Helaas kan ik daar vanwege de beperkte
tijd niet veel over zeggen, maar we zien dat een substantieel deel van
de 91 ondervraagde gemeenten, bijna 30%, zegt: het blijft in de toekomst
onzeker, en moeten helaas met pijn in het hart tot wel 30% van de
cultuursubsidies wegbezuinigen. We hebben de voorbeelden gehoord: het
Onderwijsmuseum, de muziekscholen. We kennen alle voorbeelden.
Over de bibliotheken is al het nodige gevraagd, dus daar kan ik kort
over zijn. Wij zouden heel graag die wet snel willen behandelen. Ik denk
dat daar ook best breed draagvlak voor is. Dan kunnen we het ook hebben
over de middelen, hoe we die toch, geoormerkt of niet, meer zeker kunnen
stellen. De Kamer heeft al in meerdere moties gevraagd om een zorgplicht
voor de bibliotheek, dus kom op met die wet. Dat is er nou precies
eentje waarvan ik denk: laten we het regelen. Ook dank dat de bieb op
school naar aanleiding van onze motie uit 2022 wettelijk in ieder geval
structureel wordt verankerd. Wij hadden gezegd "duurzaam verankerd". Wat
mij betreft is dat een mooie stap.
De voorzitter:
Was u al aan het eind van uw bijdrage of dat nog niet?
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Nee.
De voorzitter:
Oké. Ik zag u een blaadje omslaan. Dan alsnog de interruptie van de heer
Koops.
De heer Koops (NSC):
Even om enig misverstand te voorkomen, mevrouw de voorzitter. De wet
over de bibliotheken, het behandelingstraject van die wet, gaat pas
leiden tot invoering over een bijzonder lange periode, gewoon omdat het
door de Kamers heen moet. Wat ik hier even zeker wil stellen, is dat een
bescherming van bibliotheken daar niet afhankelijk wordt gesteld. Of is
dat nou juist wat de heer Mohandis wel wil, laat ik zeggen het maken van
beleid tot het moment dat een nieuwe van kracht wordt?
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Dank voor die vraag. Het verzoek vanuit de Kamer is om te komen tot een
wettelijke verankering. Dat is eigenlijk het politieke doel, ervoor
zorgen dat gemeenten verplicht worden in de wet om minimaal één
bibliotheekvoorziening te hebben. Dat even in gewonemensentaal. Daar
kwam het idee van de wettelijke zorgplicht om de hoek kijken. De Kamer
heeft dat in 2022 breed aangenomen en gezegd: die stap moeten we zetten.
Natuurlijk heeft wetgeving tijd nodig, maar in de aanloop daar naartoe
zijn er ook middelen vrijgemaakt. We weten dat er breed draagvlak is
voor die zorgplicht. Ik ben ook rapporteur over die wet, dus ik kijk er
ook vanuit een andere hoek naar. Laten we dan samen als die wet kan
worden behandeld, voor de verkiezingen of misschien na de verkiezingen,
vaart houden, zodat gemeenten weten dat dit een staand feit is. Ik krijg
namelijk terug van gemeenten: "Wij moeten misschien bezuinigen op
cultuur, maar die bibliotheek, die zorgplicht, hangt toch als een zwaard
van Damocles boven ons hoofd. Die komt eraan, dus wij houden daar ook
rekening mee." Dan zie je dat de bieb vaak wordt gezien als een
essentiële voorziening waar niet op bezuinigd mag worden. Dus wat ons
betreft houden we de vaart erin, stralen we uit dat die wet er gewoon
komt. Volgens mij is daar breed draagvlak voor. Dat is mijn pleidooi, om
daarin te versnellen. Daarom is het ook goed dat de bieb op school — dat
is een zijpaadje — structureel wordt gefinancierd. Dat is ook iets wat
een brede meerderheid heeft gevraagd. Als het aan mij ligt, gaat die wet
gewoon in 2026 in. Maar goed, aan ons zal het niet liggen om dat heel
snel te effectueren, zodat iedereen weet waar hij aan toe is.
De voorzitter:
Nog een interruptie van de heer Koops.
De heer Koops (NSC):
Ik wacht op de bel. Dat heb ik geleerd van de voorzitter. Het gaat mij
er gewoon om dat je een begrotingsbehandeling hebt komend najaar, in
september, en dat je een situatie hebt met een demissionair kabinet. Ik
begrijp het betoog wel dat er zo veel mogelijk haast achter moet zitten,
achter het aannemen van die nieuwe wet, maar mijn interruptie was er
echt op gericht hoe de heer Mohandis aankijkt tegen het beschikbaar
houden van budgetten of het creëren van budgetten, zodat die bibliotheek
in de tussentijd niet verdwijnt.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Door in ieder geval herrie te maken als een bibliotheek dreigt te
sluiten terwijl er een politieke meerderheid is voor een zorgplicht. Het
geld daarvoor is vrijgemaakt en het is aan ons, een missionaire Kamer.
Wij zijn aan zet. U ook. Dat is niet onbelangrijk. U heeft twintig
zetels, dus dan komen we al een eind. Het is aan ons om te zeggen: dat
gaan we dus niet doen. Dan stralen we ook iets uit. Als op u op dit punt
met mij optrekt — ik weet ook zeker dat ik voor mevrouw Rooderkerk
spreek en andere partijen; de heer Krul heeft in het verleden in ieder
geval met mevrouw Werner de motie mede met ons ingediend — dan gaan we
hier gewoon een vuist maken. Dan is er de facto een Kamermeerderheid die
een bepaald signaal afgeeft. Ik voel uw interruptie dus als een steun in
de rug. We gaan dit gewoon fiksen, meneer Koops.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik ga er nu iets sneller doorheen. Ik heb nog een paar punten. We hebben
het destijds gehad over de wittevlekkenregeling. Ik ga dat nu niet
helemaal uitleggen. Hoe staat het er nu mee? Wordt dat structureel, ook
gelet op de instellingen die in onzekerheid verkeren in bijvoorbeeld
provincies als Zeeland en Drenthe.
Dan de restauratieopgave. Daar is al het nodige over gezegd. Het gaat om
incidentele middelen. Daar heeft mevrouw Beckerman terecht op gewezen.
Als ik dat dan zie in die brief, dan weet ik nog steeds niet waar
bijvoorbeeld Prinsenhof in Delft of Diergaarde Blijdorp in Rotterdam aan
toe is. Wat betekent dit nou? In welk tempo, op welke snelheid? Graag
een toelichting.
Tot slot fair pay ofwel de eerlijke beloning van makers in de
cultuursector en iedereen die daarin actief en werkzaam is. We weten dat
in ieder geval, als ik het even in mijn eigen woorden zeg, de werkgevers
van tafel zijn. Die sectorale afspraken zijn vooral richtlijnen, maar
geen hard iets. Is de minister bereid om dit weer aan de gang te
krijgen? Is hij ook bereid om hiervoor prikkels in te zetten? Denk
bijvoorbeeld aan subsidieafspraken, om waar echt aan dat fair pay wordt
voldaan dat bijvoorbeeld extra te belonen? De culturele sector verdient
een stevige wettelijke basis, meer financiële zekerheid en ook een
kabinet met meer visie op en liefde voor een sector die niet alleen onze
economie versterkt, maar ook vooral de samenleving bij elkaar houdt in
een tijd waarin we toch in onze eigen bubbels en achter onze schermpjes
leven.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Dan zijn we aan het einde van de termijn van de Kamer gekomen.
Wilt u het voorzitterschap terug om even aan te geven hoelang wij gaan
schorsen?
Voorzitter: Mohandis
De voorzitter:
Ja, en ik dank mevrouw Rooderkerk voor het op zich nemen van het
voorzitterschap gedurende de keren dat ik ook graag mee wilde
doen.
Wij zijn inderdaad aan het einde gekomen van de eerste termijn van de
Kamer. Ik dacht net aan drie kwartier, maar gelet op wat uitloop, stel
ik voor om te schorsen tot 12.15 uur. Ik kijk ook even naar de minister.
We schorsen tot 12.15 uur. Dat is inclusief de lunch, zeg ik ook gelijk.
Het is een vroege lunch. Dan gaan we wel in één keer door, dus we gaan
daarna niet meer schorsen. We gaan in één keer door van 12.15 uur tot
14.00 uur. Ik schors de vergadering tot dan.
De vergadering wordt van 11.38 uur tot 12.17 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. We zijn gekomen bij de eerste termijn van de
zijde van het kabinet. Voordat ik minister Bruins het woord ga geven, is
het nog goed om te zeggen dat we echt tot 14.00 uur hebben. Dat heeft
ook te maken met het feit dat er door een andere commissie een
handdoekje is gelegd om deze zaal om 14.00 uur te gebruiken. Dat
handdoekje ziet u niet, maar dat ligt hier ergens. In alle gekkigheid:
dat betekent dat ik echt ga proberen om om 13.58 uur klaar te
zijn.
We doen maximaal vier interrupties. Het liefst heb ik ook dat we die
even per blokje doen. Ik geef natuurlijk wel ruimte als iemand denkt: ik
wil nu echt iets zeggen. Dat kan altijd. Maar het zou helpen als de
minister ons zo meeneemt door de blokken en als we gewoon per blok onze
interrupties voorbereiden. Dan kan de voorzitter, die ook Kamerlid is
voor GroenLinks-PvdA, ook meedoen aan die blokjes en dan kan dat op een
overzichtelijke manier plaatsvinden. Ik vraag mevrouw Rooderkerk om de
voorzittersrol af en toe waar te nemen en als ze niet komt, vraag ik dat
aan mevrouw Beckerman. Ik geef de minister het woord.
Minister Bruins:
Dank u wel, voorzitter. Voordat ik uw vragen over cultuur beantwoord,
wil ik als minister van Onderwijs even alle leerlingen sterkte wensen de
komende uren. Die worden tussen zo'n beetje 12.00 uur en 17.00 uur wel
of niet gebeld vanwege de examenuitslagen op de middelbare school,
behalve de leerlingen van het vmbo-basisberoepsgericht en
-kaderberoepsgericht, en de leerlingen die de staatsexamens gemaakt
hebben natuurlijk. Maar voor de rest wens ik heel veel
middelbareschoolleerlingen sterkte met wachten. Het is een spannende
dag. Dit is de jaarlijkse spannende dag. Je zou haast zeggen: maak er
immaterieel cultureel erfgoed van. Maar daar ga ik niet over.
Voorzitter. Uw commissievoorzitters hebben mij gevraagd om geen
inleiding te doen. Dat was niet de heer Mohandis, maar dat gebeurde in
een apart gesprek. Zij hebben gevraagd om geen inleiding te doen, om wat
tijd te besparen. Dat is heel erg jammer, juist als het over de
cultuursector gaat, want we weten allemaal hoe belangrijk en hoe mooi
deze sector is. Je kan er niet genoeg warme woorden over spreken. Maar
laat ik, voordat ik mijn blokjes noem, dan toch een antwoord geven op
een vraag van de heer Koops. Laat dat dan mijn niet-bestaande inleiding
zijn. De heer Koops zei: het is zo jammer dat cultuur maar vier keer
wordt genoemd in het hoofdlijnenakkoord en dan eigenlijk in de context
van cultuurlandschap. Nou, ik zou zeggen: hoe minder je in deze tijd
genoemd wordt, hoe meer er misschien wel gebeurt; tel uw
zegeningen.
Als ik even terugkijk op de afgelopen elf maanden, zie ik toch dat mijn
termijn begon met het mogen uitgeven van 2 miljard euro binnen de BIS.
Daar is geen cent op bezuinigd. Er ging meer dan ooit naar de BIS 2025
tot 2028, met meer regionale spreiding dan ooit en meer vernieuwing en
toegankelijkheid dan ooit. Het was een mooie dag toen ik op Prinsjesdag
die 2 miljard mocht bekendmaken.
Maar de afgelopen maanden praat ik als minister van Erfgoed ook volop
mee over de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Ik ben bezig geweest
met de restitutie van Joods erfgoed, maar ook met erfgoed dat teruggaat
naar Nigeria en Indonesië. Ik noem de bibliotheken. We versterken het
bibliothekenstelsel. Er komt ook meer geld.
Ik heb zojuist de brief over de grote monumenten mogen sturen. Ik ben
ontzettend blij dat ik, net als het vorige kabinet, incidenteel geld heb
gevonden om toch iets voor grote monumenten te kunnen betekenen. Dat
stoppen we niet alleen in subsidie, maar ook in het vergroten van een
leningsfaciliteit, zodat er ook een meer structurele component aan zit
en we ook op de langere termijn meer kunnen betekenen voor grote
monumenten. Dat is echt een zeer betekenisvolle stap die ik kan
nemen.
Dankzij een amendement van de oppositie gaat er meer geld naar religieus
erfgoed. Ik kijk naar mevrouw Beckerman: ik heb 6,5 miljoen kunnen
vinden om echt een betekenisvolle stap naar voren te kunnen zetten op
het gebied van maritieme archeologie. Dan hebben we het niet alleen over
wrakken in de Waddenzee, maar ook over verdronken dorpen of Romeinse
bruggen die onder water liggen. Ik noem de talentontwikkeling op het
gebied van klassieke muziek. Ik heb zes orkesten kunnen behouden die
dreigden te verdwijnen. Dat was ook in het najaar. Er is net een
structurele financiering voor de duurzame verankering van de bibliotheek
op school aangekondigd. Er is 50 miljoen per jaar beschikbaar voor de
bibliotheek op school. Dat is haast een verdubbeling van de subsidie. En
zoals de heer Mohandis al zei, gaat de btw-verhoging niet door. Daar
vind ik natuurlijk formeel helemaal niets van, maar ik constateer wel
het feit. De heer Stoffer noemde al de ring die voor Nederland behouden
wordt. Daar zal ik zo meteen op terugkomen. Maar dan wil ik ook de helm
genoemd hebben.
De voorzitter:
Oké, voor zover alsnog de inleiding, begrijp ik?
Minister Bruins:
Nee, de inleiding sla ik over, voorzitter. Maar laten we ook de helm
noemen waar nog steeds een groot rechercheteam naar op zoek is. Die
willen we nog steeds teruggeven aan het Roemeense volk, want dat is
vreselijk belangrijk.
Voorzitter, ik stop hier. Dit was een klein exposé van de eerste elf
maanden. We beginnen nu aan de tweede helft. Ik zie er buitengewoon naar
uit om in demissionaire staat, met uw Kamer nog iets meer aan het roer,
de komende helft, de tweede helft, in te gaan.
Dat gezegd hebbende noem ik u zonder inleiding mijn blokjes. Mijn
blokjes zijn: erfgoed, archeologie, musea, het cultuurbestel inclusief
fair pay, bibliotheek en boeken, en het blokje varia.
De voorzitter:
Ik herhaal het nog even voor de zekerheid. Eén: erfgoed. Twee:
archeologie. Drie: musea. Vier: cultuurbestel plus fair pay. Vijf:
bibliotheekbestel plus boeken. En zes: varia. Ik zou zeggen: laten we
starten met erfgoed. Aan u het woord.
Minister Bruins:
Voorzitter. Erfgoed. De heer Koops vraagt hoe er in de monumentenzorg
rekening wordt gehouden met nieuw te bouwen woningen. Ik begrijp het
dilemma. Het woningtekort is een grote opgave in Nederland en we hebben
erfgoed. Ik ben in goed gesprek met minister Keijzer van VRO om dit goed
gebalanceerd tegen elkaar aan te houden. Ik stimuleer erfgoedinclusief
ontwikkelen. Wanneer je vroegtijdig rekening houdt met erfgoed, kan
erfgoed juist de woningbouwopgave versterken. Het kan ervoor zorgen dat
het soepeler gaat. Juist vanuit erfgoed helpen we om die verschillende
transities soepel te realiseren. Dat geldt dus voor de woningbouwopgave,
maar ook voor de energietransitie.
Daarvoor heb ik onder meer het programma erfgoed en leefomgeving
gestart. Daarmee zorg ik voor duidelijkheid en voorspelbaarheid in de
bestaande regelgeving. Je kunt er bijvoorbeeld ook voor zorgen dat
archeologische opgravingen ingepast worden in de wijk. Dat geeft een
stuk geschiedenis van de grond waarop je woont. Het geeft ook
identiteit, een sense of belonging, een thuisgevoel. Ik stimuleer ook
het gebruik van ontwikkelgerichte gebiedsbiografieën en ontwerpateliers,
zodat de ontstaansgeschiedenis en de cultuurhistorische waarde een rol
spelen bij nieuwe ontwikkelingen. Ik denk dat erfgoed de
woningbouwopgave zo juist kan versterken. Zo zijn we met een groot
aantal ministers in dit kabinet bezig met de ruimtelijke opgave in ons
land.
Als het gaat om de financiering van monumenten werd ik erop gewezen dat
het incidentele middelen zijn. Ik zei al in mijn inleiding die geen
inleiding was dat ik heel blij ben dat een deel van die middelen wordt
gebruikt om een leningsfaciliteit te vergroten. Dat is revolving. Dat
betekent dat je daar dus voor langere tijd gebruik van kunt maken. Ook
vorige kabinetten kwamen eigenlijk niet verder dan een incidentele
impuls voor grote monumenten. Mijn droom is dat we grote monumenten net
zo goed behandelen als andere monumenten. Maar door juist een deel van
het geld dat ik heb kunnen herverdelen in een leningsfaciliteit te
stoppen, denk ik dat we het toch een stukje stabieler en structureler
hebben gemaakt dan onder voorgaande kabinetten mogelijk was. Het is dus
een betekenisvolle stap die ik zet. Voor grote restauraties komt er
eenmalig 100 miljoen beschikbaar. Daarvan is 45 miljoen bestemd voor
subsidie en 55 miljoen voor een leningsfaciliteit via het NRF.
Ik wil de subsidieregeling voor grote restauraties zo inrichten dat er
in de toekomst zonder al te veel moeite ook nieuwe middelen aan kunnen
worden toegevoegd, dus ook door komende kabinetten. Ik leg eigenlijk de
bal op de stip. Ik zet nu één stap, maar de volgende stap kan zomaar
door een volgend kabinet genomen worden. Als ik de warmte voor cultuur,
monumenten en erfgoed in deze commissie proef, denk ik dat dat helemaal
geen gekke gedachte is.
De heer Krul vroeg ook of we de procedures kunnen vereenvoudigen. Als
invulling van de motie-Werner heeft de RCE gekeken naar mogelijkheden om
de zogeheten klantreis — die werd al door u genoemd — voor
subsidieaanvragers te verbeteren. Dat is vooral gericht op het
aanvraagproces en de communicatie daarover. De komende tijd wil ik
doorwerken aan de verdere verbetering en vereenvoudiging van het
financieringsstelsel. Daar zullen ook vrijwilligers van profiteren, zeg
ik tegen de heer Krul, maar ook tegen de heer Stoffer. Het belangrijkste
rijkscultuurfonds voor vrijwilligers is het Fonds voor
Cultuurparticipatie. Dat fonds is op dit moment bezig met een pilot rond
participatief subsidiëren. Dat is specifiek gericht op
vrijwilligersorganisaties.
De heer Stoffer vroeg al welk beeld we nu hebben van grotere monumenten
in de komende jaren, welke aandacht verdienen, en of er snel
duidelijkheid kan komen voor grote monumenten. Ik vind snel
duidelijkheid krijgen ook heel belangrijk, maar ik wil voorkomen dat ik
een minister word die gaat aanwijzen welke gebouwen wel en welke
gebouwen niet worden gerestaureerd. Dat betekent dus dat ik een faire
subsidieregeling wil inrichten waarbij ook experts betrokken zijn, zodat
er expertadvies wordt gegeven en het geen politieke keuze wordt in de
zin van "ik vind dit een mooi gebouw en dit niet". Ik ga die
subsidieregeling dus uitwerken. Ik heb u de brief gestuurd met daarin de
financiële middelen die ik daarvoor heb gevonden. De uitwerking van die
subsidieregeling zal de komende maanden plaatsvinden. Dat doe ik
natuurlijk in samenwerking met de provincies, met de RCE en met het
Nationaal Restauratiefonds.
Daarbij vroeg de heer Stoffer over financiering van monumenten of de
niet-commerciële stadsherstelorganisaties een eerlijkere positie kunnen
krijgen, omdat zij even goed werk doen als andere eigenaren. Dat zou ik
inderdaad niet durven betwisten. Er is nu een beperkte categorie
monumenteneigenaren die geen aanspraak kan maken op
instandhoudingssubsidie, terwijl andere eigenaren dat juist wel kunnen.
Daar zit iets van een kloofje tussen. Dat komt onder meer doordat de Sim
en de woonhuisregeling net niet helemaal goed op elkaar aansluiten. Ik
denk dat de heer Stoffer het daarover heeft. Ik wil dit dus oppakken en
ik wil de komende tijd verder werken aan het vereenvoudigen, maar ook
aan het harmoniseren van de regelingen, om te kijken of we dat kloofje
kunnen wegnemen en dat weeffoutje eruit kunnen halen. Daar ga ik dus mee
aan de slag.
De heer Stoffer vroeg mij ook om zeer restrictief om te gaan met de
aanwijzing van zeer recente monumenten. Het is inderdaad best wel een
diepe vraag: we krijgen steeds meer geschiedenis achter ons, dus krijgen
we dan niet ook steeds meer monumenten die we willen behouden, hoeveel
moeten dat er dan zijn en hoe gaan we dat als land bekostigen? Het
aanwijzingsbeleid dat we hebben is op dit moment inderdaad restrictief.
We gaan inderdaad aan de slag met Post 65-monumenten, om te kijken of
daar gebouwen tussen zitten die het waard zijn om als rijksmonument te
worden aangewezen, maar het zal op beperkte schaal zijn. De maatregelen
die ik aankondig, bieden dus wel ruimte, maar het blijft een restrictief
beleid. Uitstel van verdere aanwijzingen kan natuurlijk wel leiden tot
onherstelbaar verlies, dus het behoud van monumenten is altijd een
belangenafweging. Je kunt niet alles behouden, maar je wilt wel behouden
wat uniek en karakteristiek is, en wat natuurlijk voldoet aan alle
formele eisen die voorafgaan aan het aanwijzen van rijksmonumenten en
gemeentelijke monumenten. Ook in tijden van financiële druk blijft het
beschermen van nationaal erfgoed een verantwoordelijkheid van de
rijksoverheid. Ik ben daar dan ook volop mee bezig.
De heer Stoffer vroeg specifiek naar het programma Toekomst Religieus
Erfgoed. Ik kan hem geruststellen dat alle gemeenten kunnen meedoen met
het programma Toekomst Religieus Erfgoed, ook de gemeenten die eerder
geen subsidie hebben aangevraagd voor het ontwikkelen van een
kerkenvisie. Het programma blijft gemeenten dus faciliteren bij het
maken en uitvoeren van een kerkenvisie. We zetten daar procescoaches
voor in, we bieden informatie en we hebben handreikingen. Dat doen we
via het platform en via bijeenkomsten door het hele land. Daar gaan we
dus mee door, want dat is belangrijk. Er is in het verlengde programma
geen budget via het Gemeentefonds voor het opstellen van nieuwe
kerkenvisies, zoals eerder wel het geval was, maar het programma
Toekomst Religieus Erfgoed gaat wel door en staat ook open voor
gemeenten die tot nu toe nog niet aangehaakt waren.
Een belangrijke vraag van de heer Stoffer was die naar de status van
kerktorens in de structurele regeling voor grote kerken en in de
subsidie grote monumenten, die nu gaat komen. De 5 miljoen uit het
amendement-Bontenbal, waar ook de heer Stoffer onder stond, zal worden
toegevoegd aan de Sim-regeling en specifiek worden ingezet voor grote
kerkgebouwen. Ja, eigenaren van kerktorens die deel uitmaken van die
grote kerkgebouwen kunnen daar ook aanspraak op maken. Ik kan verder dus
nog niet op de inhoud van die regeling ingaan, maar dit wil ik alvast
toezeggen aan de heer Stoffer. Dit werk ik in samenspraak met de
organisaties die ik noemde verder uit. Maar kerktorens horen daar volop
bij.
De heer Krul noemde het Westfries Museum en vertelde zijn
jeugdherinneringen; we hebben ook Blijdorp en Prinsenhof gehoord. Juist
met deze restauratieopgaven in het achterhoofd heb ik nu middelen
vrijgemaakt. Ik ga er dus voor zorgen dat die regeling nu ontworpen
wordt, want dit type gebouwen, wanneer dat rijksmonumenten zijn, valt
precies onder de regeling die ik nu aan het ontwerpen ben, zowel voor
een subsidie als voor een lening. En inderdaad, wanneer ik dan hoor "de
financiering is bijna rond, maar we hebben nog net even de overheid
nodig", word ik daar alleen maar warm van, want ik hoop dat die regeling
een vliegwiel zal zijn. Dan gaan het Westfries Museum of het Prinsenhof
eerst natuurlijk op alle mogelijke manieren proberen om daar geld voor
bij elkaar te krijgen, maar als ze er nog net niet zijn, dan komen ze
bij de rijksoverheid aankloppen. Dat lijkt me de ideale weg om te
bewandelen met deze regeling. Maar zoals gezegd: het precieze ontwerp
van deze regeling zal ik op een later moment met u delen.
Er is ook gepraat over Werelderfgoed. Dat onderwerp heb ik ook in dit
blokje gestopt. Mevrouw Van der Velde sprak met name over artikel 7.3 en
7.4. Ik werk samen met de minister van Klimaat en Groene Groei aan de
zorgvuldige ruimtelijke inpassing van nieuw aan te leggen voorzieningen
in Werelderfgoederen. De insteek waarmee we bezig zijn, is nu juist dat
mogelijke negatieve effecten van nieuw aan te leggen
energievoorzieningen op Werelderfgoed worden vermeden. Ik denk dat ik
daarmee doe wat mevrouw Van der Velde mij vraagt. De effecten van
dergelijke voorzieningen worden gemeten middels zogenaamde Heritage
Impact Assessments van de UNESCO. Dat is een nette methodiek om daar met
elkaar naar te kijken. Er is wel een mogelijkheid voor de provincies,
zeg ik daarbij, om in hun omgevingsverordening een ontheffing toe te
voegen, maar alleen als hun beleid strenger is dan wat het Rijk van hen
vraagt, dus wel in die volgorde. Zo wil ik samen met de minister van KGG
omgaan met de belangenafweging tussen energievoorziening en
Werelderfgoed.
Sommigen van u hadden het ook nog over mobiel erfgoed. Dan denk ik aan
mevrouw Beckerman en de heer Stoffer. Mevrouw Beckerman vroeg aandacht
voor een goede verankering van mobiel erfgoed in de Erfgoedwet. Wel, ik
heb een onderzoek laten uitvoeren door de Universiteit Leiden naar de
mogelijkheden van bescherming. De uitkomst daarvan is dat mobiel erfgoed
op basis van de Erfgoedwet kan worden beschermd door het aan te wijzen
als beschermd cultuurgoed. Op die manier kan mobiel erfgoed goed
verankerd worden in de Erfgoedwet. Verder wijs ik mevrouw Beckerman,
maar vooral ook de bezitters van mobiel erfgoed, graag nog op de
Restauratieregeling Mobiel Erfgoed bij het Mondriaan Fonds. Die is nog
open. Er is nog 1 miljoen beschikbaar, dus gebruik dat geld.
De heer Stoffer vroeg of ik in overleg wil blijven met de branche over
de ontwikkeling van duurzame brandstoffen voor mobiel erfgoed. Dan heeft
hij het specifiek over mobiel erfgoed met een fossielebrandstofmotor
erin, vermoed ik zomaar. Ja, ik blijf daarover in overleg met de branche
en ook met het ministerie van IenW. In het concept-Klimaatplan 2025-2030
is aangegeven dat wordt ingezet op biobrandstoffen en synthetische
brandstoffen. Synthetische brandstoffen zijn natuurlijk een prima manier
om CO2 uit de lucht te halen, al is opschaling van die
techniek nog best wel een ingenieursopgave van jewelste, maar dat hoef
ik de heer Stoffer als ingenieur niet te zeggen.
De voorzitter:
Kan ik concluderen dat we daarmee aan het einde zijn gekomen van dit
blok? Ja. Ik heb wat opgestoken vingers genoteerd en wellicht volgen er
nog. Ik begin bij de heer Krul. We hebben dus maximaal vier
interrupties, zeg ik nog even voor de herhaling. Meneer Krul.
De heer Krul (CDA):
Dat is erg weinig, voorzitter. Ik heb er eigenlijk al twee; ik kijk hoe
ik die slim kan verpakken in één. Een Grinwis, ja! Het is goed om van de
minister te horen dat het geld juist bedoeld is voor het monumentaal
erfgoed, de monumenten die worstelen met het rondkrijgen van
financiering. Het gaat vaak juist om dat kleine laatste beetje om
noodzakelijk restauratiewerk te doen. Het liefst zouden we dat
natuurlijk structureel zien, maar goed, het zij zo. Kan de minister
aangeven wanneer hij daar precies mee komt? Waar ik ook heel benieuwd
naar ben, ook een beetje in reactie op het antwoord aan de heer Stoffer,
is het volgende. Onderdeel daarvan is ook die 6,8 miljoen voor kerken,
die wordt toegevoegd aan de Sim-regeling. Ik ben heel benieuwd: hoe
bakenen we die dan af? De Sim-regeling staat open voor alle beheerders
van monumentaal erfgoed. Dan krijg ik de indruk: wordt het dan op de
hoop gegooid en kan het ook zomaar op zijn voordat de kerken aan de
beurt zijn?
Minister Bruins:
Het wordt toegevoegd aan de Sim-regeling. De kerkgebouwen, de
gebedshuizen lopen daarin mee, maar er staat wel een hekje omheen. Door
dat hekje garanderen we dat in ieder geval die 5 miljoen, ten minste die
5 miljoen wordt besteed aan gebedshuizen.
Dan de timing. Dat ga ik niet redden voor de verkiezingen, vermoed ik.
Voor de verkiezingen, dus voor uw verkiezingsreces, wil ik een brief aan
u sturen met de uitgangspunten van de regeling, zodat we daar met elkaar
over kunnen praten. Het publiceren van de regeling en het volledig
subsidieproof uitwerken daarvan red ik niet voor de verkiezingen, dus
dat komt dan daarna.
De voorzitter:
Oké, dan komen we bij ... Ik had genoteerd mevrouw Van der Velde.
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Ik hoor de minister net iets zeggen over het feit dat provincies en
gemeenten dan daar wel ontheffing aan kunnen verlenen, tenminste
gemeenten via de provincie, om dit te doen, mits zij strenger zijn dan
wat er in zo'n HIA staat. Maar ik heb hier het programma Windenergie
Amsterdam 2030, waarin zij gewoon aangeven: "Vanwege de beperkte hoogte
van de turbines is vermoedelijk geen aanvullend onderzoek nodig naar de
impact op het UNESCO-Werelderfgoed Stelling van Amsterdam/Nieuwe
Hollandse Waterlinie." Maar turbines van 145 meter zijn wel degelijk
zichtbaar. Dat is dus ook de aangezichtslijn waar ze nog zichtbaar zijn.
Hoe kan een gemeente dan zeggen in hun eigen plannen "joh, je gaat dit
niet zien en dat gaat waarschijnlijk het erfgoed niet aantasten",
terwijl er in de HIA's veel strenger gesproken wordt over wat wel voor
die aantasting zorgt? Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat dit soort
plannen geen doorgang vinden als ze wel degelijk dat erfgoed
aantasten?
Minister Bruins:
Ik denk dat we hier ook wel te maken hebben met de definitie van "wat is
aantasten". Inderdaad, windmolens van 145 meter zie je ook 40 kilometer
verderop nog, als ik de kromming van de aarde snel even op de achterkant
van een envelop uitreken. Dat betekent in zekere zin dat je in Utrecht
geen windmolens kunt plaatsen als je erfgoed in Amsterdam hebt. De grote
vraag is inderdaad waar hier sprake is van aantasten. Dat is ook een
belangenafweging. Dat heeft ook te maken met de ruimtelijke inpassing,
waar ook provincies rekening mee moeten houden en waar ik als minister
inderdaad niet per casus een uitspraak over kan doen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag hierop. Kort, want ik ga nu ook een beetje letten op
hoelang de interrupties zijn.
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Dus als ik het goed begrijp, zegt de minister: ik ga niet kijken of dit
wel of geen schade toebrengt aan die waterlinies. U zegt het nu
overigens precies verkeerd om. De gemeente Amsterdam zet dit aan de
grens van het Geingebied, waardoor Utrecht de gevolgen ondervindt en
niet Amsterdam zelf. Zij hebben dus wel de lusten en niet de lasten van
die vreselijke windturbines. Hoe is dat nimbybeleid in vredesnaam
mogelijk? Maar ik hoor het al: wij gaan van de minister geen toezegging
krijgen op dit onderwerp.
De voorzitter:
Toezegging of niet?
Minister Bruins:
Ik ga toch mevrouw Van der Velde een beetje helpen. Zodra er sprake is
van aantasting, en daar kan de overheid op gewezen worden, komen wij als
OCW in beeld met de Heritage Impact Assessments van UNESCO, met de
methodiek van UNESCO. Dan gaan we kijken of er inderdaad sprake is van
aantasting. Afhankelijk van wat daaruit komt, gaan we vervolgens in
gesprek. Die route ligt altijd open. Dat geldt voor alle situaties, dus
ook voor de specifieke situatie waar mevrouw Van der Velde over
spreekt.
De heer Stoffer (SGP):
Een korte vraag. De minister gaf zojuist een positief antwoord op mijn
vraag over monumenteigenaren die een bepaalde omvang van portefeuille
hebben: niet al te veel maar wel een aantal voormalige woonhuizen. Hij
gaat die regeling harmoniseren, zo noemde hij het zelf, en het
weeffoutje eruit halen. Hij komt erop terug. Mijn vraag is heel
concreet: wanneer komt hij erop terug?
Minister Bruins:
Dat doe ik in ieder geval voordat de volgende regeling, de volgende
ronde, opengaat. Ik zorg dat ik dan die weeffout hersteld heb en ik zal
uw Kamer daarover informeren. Dat zal dan … Dan kom ik erop terug of ik
die weeffout kan herstellen, en zo ja, hoe ik dat dan zal doen. Daar
moet ik even heel voorzichtig in zijn, want we moeten die eerst even
bestuderen. Maar ik zal ervoor zorgen dat uw Kamer daar voor de volgende
ronde over geïnformeerd wordt.
De voorzitter:
Dat is na het verkiezingsreces. Ik zoek even; ik probeer het even scherp
te krijgen. Anders blijft het hangen. Voor het verkiezingsreces, eind
september? Of na de verkiezingen?
Minister Bruins:
Dit wordt na de verkiezingen.
De heer Stoffer (SGP):
Dat is prima. Alleen hoor ik de minister nu in antwoord op mijn vraag
iets anders zeggen. Hij zei eerst: ik herstel de weeffout. En nu gaat
hij kijken of het kan. Ik ga ervan uit dat het eerste antwoord toch
geldend is.
Minister Bruins:
Ik werd wat overvallen door de vraag van de heer Stoffer. Daarom wil ik
… Ik zou die met alle liefde herstellen, maar ik wil wel eerst kijken
wat de consequenties zijn als je die zou herstellen, bijvoorbeeld of het
geld zou kosten. Of dat geld er is, ligt dan natuurlijk ook aan een
volgend kabinet of aan uw Kamer. Sowieso staat u als medewetgever flink
aan het roer. Ik zal ernaar kijken wat er nodig is om die weeffout te
herstellen. Als dat mogelijk is binnen budget, dan doe ik dat. Als het
niet mogelijk is binnen budget, dan laat ik u weten of het extra geld
kost en hoeveel.
De voorzitter:
Dank, we hebben het genoteerd. Als andere collega's geen vragen hebben
over dit blokje, dan heb ik als Kamerlid zelf nog een interruptie. Ik
breng die gelijk in als aanvullende interruptie op collega Krul. Het
gaat over wat ik maar even noem de incidentele rijkssubsidieregeling van
45 miljoen en de leenfaciliteit van 45 miljoen. De heer Krul vroeg
terecht: wanneer dan en hoe? Toen heeft u iets gezegd over: voor het
verkiezingsreces de uitgangspunten — ik vat het even samen — en na de
verkiezingen de regeling. Maar er zijn nu instellingen die al in een
nijpende situatie zitten en er is veel onzekerheid. Worden die nog
betrokken bij de uitwerking van de regeling? Hoe gaat het straks? Wie
het eerst komt, wie het eerst maalt? We hebben bij andere regelingen
zoals de DUMAVA en de BOSA, verduurzamingsregelingen voor sportclubs,
gezien dat de regeling open was en het geld weg was. Degenen die zich op
tijd hadden gemeld, hebben achter het net gevist. Kunt u daar iets over
zeggen? Of is het nog allemaal in ontwerp? Ik hoop natuurlijk op het
eerste, dus dat er iets over gezegd kan worden.
Minister Bruins:
Eigenlijk schetst de heer Mohandis precies de reden waarom deze regeling
heel erg goed moet worden doordacht en waarom die uitgangspunten goed
moeten worden vastgeklonken en ook met uw Kamer moeten worden besproken.
Je wil dat die goed gaat werken. Dit is eenmalig geld, net zoals ook
andere kabinetten eenmalig geld hadden begroot voor monumenten. Je moet
dus wel raak schieten. We willen zorgen dat het niet zomaar "wie het
eerst komt, die het eerst maalt" wordt, maar dat er een goede procedure
achter zit, zodat er verstandige keuzes worden gemaakt binnen dat
proces. Ik heb dit geld gevonden in het proces van de Voorjaarsnota,
omdat ik mij zeer bewust was van de nijpende situaties van een aantal
vocale monumenteigenaren. Mijn hart gaat ook uit naar die prachtige
plekken, waarvan ik hoop dat we die kunnen redden met dit geld. Het moet
dus snel komen. Voor het verkiezingsreces vertel ik u wat naar mijn idee
de uitgangspunten voor deze regeling moeten zijn om ervoor te zorgen dat
we raak schieten met dit geld. Als in het gesprek met de Kamer blijkt
dat ook de Kamer die mening is toegedaan, dan gaan we het als zodanig
uitwerken. Dan komen we zo snel mogelijk na het verkiezingsreces met die
regeling, zodat de monumenteigenaren snel zekerheid krijgen over of aan
hen geld zal toevallen of niet.
U vroeg mij ook nog wie er dan bij betrokken worden. We betrekken in
ieder geval de brancheorganisaties en de provincies. Via die gesprekken
hebben de monumenteigenaren natuurlijk ook allerlei mogelijkheden om
daar invloed op uit te oefenen.
De voorzitter:
Dat was de interruptie van het lid Mohandis. We gaan door naar het
tweede blok. Dat is het blok archeologie. Ik wilde bijna mevrouw
Beckerman het woord geven; ik ontregel helemaal. Archeologie; de
minister.
Minister Bruins:
Voorzitter. In het bijzonder ging het vandaag natuurlijk over maritieme
archeologie. Het erfgoed onder onze voeten en dus ook dat onder de
waterspiegel vertelt het verhaal van ons verleden. Maritiem erfgoed is
bijzonder kwetsbaar, zeker ook in de Waddenzee, waar de situatie per
definitie voortdurend in beweging is. Ik heb uw Kamer recent
geïnformeerd over mijn aanpak maritieme archeologie. Ik vind het
belangrijk dat we er zorgvuldig mee omgaan. Ik heb uw Kamer daarom
gemeld dat ik voor de periode 2026 tot en met 2028 6,8 miljoen euro
vrijmaak voor een aantal impulsmaatregelen, waarbij we iedereen goed in
positie willen brengen die betrokken is bij de zorg voor dit erfgoed,
met een speciaal oog voor de vrijwilligers, die zo enorm belangrijk zijn
voor het behoud van dit culturele erfgoed.
Mevrouw Beckerman vroeg of ik de mening deel dat er structurele aandacht
en financiering nodig is voor maritiem erfgoed. Laat ik als eerste
zeggen dat ik het enorm waardeer dat mevrouw Beckerman mij telkens bij
dit onderwerp bepaalt. Ik wil ook mijn waardering uitspreken voor de
RCE, de rijksdienst die werkelijk geweldig werk doet. Echt supermooi. In
de brief die ik uw Kamer stuurde over mijn aanpak benadruk ik ook het
belang van dit veld. En ja, als ik eerlijk ben tegen mevrouw Beckerman
zeg ik dat hier structurele aandacht en financiering voor nodig is.
Eigenlijk ben ik dat gewoon vreselijk eens met mevrouw Beckerman. Met
die 6,8 miljoen zal ik in ieder geval een stevige basis leggen voor de
komende drie jaar. Via die incidentele investering zorg ik ervoor dat de
diverse partijen echt kunnen samenwerken en meer kunnen doen.
Op dit moment ontbreekt het mij aan de middelen om langer vooruit te
kijken. Ik vind dat ook eigenlijk aan een volgend kabinet. Maar binnen
de middelen die ik heb, doe ik wat ik kan. Als u dan allemaal in uw
verkiezingsprogramma's opschrijft dat dit structureel gefinancierd moet
worden, zou dat zomaar kunnen gaan gebeuren. Nogmaals, ik proef zo'n
warm hart voor de maritieme archeologie in deze commissie dat ook dat
geen imaginaire toestand is.
Mevrouw Beckerman vroeg mij ook om extra toezicht en handhaving die
nodig is maar niet in de aanpak lijkt te zitten. Dat komt doordat ik de
afgelopen jaren al extra heb geïnvesteerd in toezicht en handhaving. De
capaciteit van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed is een jaar
of drie terug met 1 fte uitgebreid. Dit jaar is OCW toegetreden tot het
samenwerkingsverband van de Kustwacht, ook een heel mooie samenwerking.
Op deze manier werk ik aan het verbeteren van toezicht en
handhaving.
Ook gemeenten en provincies moeten natuurlijk een rol spelen in die
keten. Ik maak 3 miljoen vrij, die in het bijzonder zal worden ingezet
om in diezelfde periode 2026 tot 2028 de uitvoering bij gemeenten en
provincies te versterken. Daarbij is ook aandacht voor de
handhavingsketen. Ik heb niet alles opgeschreven, maar zoals bleek uit
mijn inleiding die geen inleiding was, is er een hoop gebeurd en ook dit
is gebeurd.
Mevrouw Beckerman vroeg ook of het wel reëel is om gemeenten grote taken
en verantwoordelijkheden te laten dragen met betrekking tot
onderwatererfgoed. Laat ik wel zeggen dat ik hecht aan het wettelijk
stelsel waarbij gemeenten en provincies een belangrijke rol hebben in de
omgang met archeologisch erfgoed. Zij weten toch het beste wat er op
land of onder water zich bevindt. De Waddenzee is natuurlijk wel een
heel grote oppervlakte; ik begrijp dat het een uitdaging is om dat
specifiek op het netvlies te hebben. Zeker voor gemeenten en provincies
die een groot gebied beheren is het best ingewikkeld. Daarom is de
samenwerking van de drie overheidslagen ook essentieel, niet alleen de
samenwerking tussen de drie lagen, het Rijk en de andere overheden, maar
ook tussen gemeenten onderling als het een groter gebied betreft. Daarom
ondersteun ik provincies en gemeenten ook met die 3 miljoen euro die ik
al eerder noemde. Ik ben ervan overtuigd dat samen ons dit gaat
lukken.
Ik ga binnenkort op werkbezoek naar Texel. Daar ga ik op socials en waar
dan ook heel veel aandacht vragen voor de geweldige vondsten die daar
zijn. Alle Kamerleden zijn van harte uitgenodigd; het is in de week van
de NAVO-top. U bent van harte welkom om mee te gaan, dan gaan we met z'n
allen laten zien hoe mooi maritiem erfgoed en maritieme archeologie
is.
Mevrouw Beckerman sprak ook over de arboproblemen waardoor samenwerking
tussen professionele archeologen en studenten ingewikkeld is, terwijl nu
juist studenten zo ontzettend belangrijk zijn voor het veld. Ze kunnen
dan veldervaring opdoen. De huidige regelgeving voor duikwerkzaamheden
beperkt de mogelijkheden om samen te werken met professionals, niet
alleen voor studenten, maar ook voor vrijwilligers. Dat is een bekend
probleem. De regelgeving is al wat verruimd, maar het is nodig om ervoor
te zorgen dat we zo weinig mogelijk blokkades opwerpen. Dit heeft mijn
aandacht en ik ben in gesprek met mijn collega van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid. Binnenkort brengt de Stichting Werken onder OverDruk
een advies uit aan SZW. Dat advies moet leiden tot concrete oplossingen,
die voor alle partijen werkbaar zijn. Dan gaan we daar ook mee aan de
slag. Ik zie er dus naar uit om uw Kamer daarover op een later moment
bij te praten.
Mevrouw Beckerman stelde mij ook een vraag over de ratificatie van het
UNESCO-verdrag. Dat is heel belangrijk en komt al uit 2001, maar het is
wel complexe materie en die vraagt veel juridische capaciteit. Nou is
het zo dat ik 22% moet bezuinigen op mijn ambtenarenapparaat. Dit kunnen
mijn mensen er gewoon niet bij hebben. Ik zou het dus graag oppakken,
maar dit is wel een consequentie van de bezuiniging op ambtenaren. Dit
ga ik niet redden, dus misschien is het dan ook aan een volgend kabinet
om ervoor te zorgen dat ik wat meer juristen in dienst kan nemen, die
hier dan mee aan de slag gaan. Dit is echt een complex stuk wetgeving.
Ik heb de capaciteit niet.
De laatste vraag in dit blokje, van mevrouw Beckerman, ging specifiek
over het Palmhoutwrak. Moeten we nu niet snel gaan starten met nadenken
over het vormgeven van een onderzoeksproject naar het Palmhoutwrak of
naar andere wrakken? Het volledig opgraven van het Palmhoutwrak is een
prachtig scenario dat de RCE schetst — daar kunnen mevrouw Beckerman en
ik heel warm van worden — maar dat vraagt ook wel veel geld. Ik heb nu
anderhalf miljoen euro extra gevonden voor opgravingen onder water, maar
zelfs dat is niet voldoende voor alleen al het Palmhoutwrak. Dit is dus
duur werk.
Uit onderzoek blijkt dat het Palmhoutwrak momenteel veilig onder een dik
zandpakket ligt, dus op dit moment is het nog veilig, maar we moeten dat
wel heel erg goed blijven monitoren, want we weten allemaal dat de
Waddenzee voortdurend in beweging is. Ik heb voor nu aan de RCE gevraagd
om het wrak te monitoren. Dat komt dus eigenlijk neer op scenario één.
Dat is spijtig, maar dat is wat ik op dit moment binnen de financiële
middelen kan doen. Volgende week start de RCE met een duikcampagne,
waarbij de afdekking wordt geïnspecteerd en de nodige reparaties ook
worden uitgevoerd. We zitten er dus wel echt heel serieus bovenop, want
het wrak wordt natuurlijk steeds kwetsbaarder door de bewegingen in de
Waddenzee. Ik heb dus aan de RCE gevraagd om samen met de provincie
Noord-Holland, de gemeente Texel en andere partijen de komende jaren te
onderzoeken welke stappen we verder kunnen zetten. En ja, het is dan aan
mijn ambtsopvolger om daar een heel verstandig, mooi en prachtig besluit
over te nemen. Wellicht is dit ook een mooie tip voor uw
verkiezingsprogramma.
De voorzitter:
U gaat al uit van een ambtsopvolger. We weten niet hoe het gaat lopen,
natuurlijk. De verkiezingsdatum is nog ver weg. Dat terzijde. We zijn
aan het einde gekomen van het tweede blok. Ik kan me voorstellen dat
mevrouw Beckerman wil interrumperen. Anderen zijn natuurlijk ook welkom
om dat te doen.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik wou zeggen: ik kan me voorstellen dat iedereen hierop wil reageren.
Dank aan de minister voor deze eerlijke antwoorden. Er zit best wel wat
eerlijkheid in, namelijk dat de bezuinigingen op ambtenaren — ik kijk
ook even naar links — er gewoon voor zorgen dat erfgoed minder goed
beschermd is en dat we minder te zeggen hebben over Nederlands erfgoed
buiten Nederland omdat we het UNESCO-verdrag niet kunnen tekenen. Ik wil
toch even doorgaan op die opgraving, omdat volgens mij die ene opgraving
— dat lijkt dan één duur project — heel veel impact kan hebben op al die
andere facetten. Onbekend maakt onbemind. Als veel meer mensen hiervan
weten, kunnen we ook beter omgaan met de rest van het erfgoed. Als we
weten hoe we met een wrak op deze locatie moeten omgaan — dat kan dit
wrak, het Palmhoutwrak, zijn — dan weten we ook hoe we dat op andere
plekken moeten doen. Ziet de minister ook die hele grote winst? Ik hoor
namelijk elke keer in het antwoord dat het heel erg duur is, maar niks
doen is toch ook heel erg duur?
Minister Bruins:
Dank aan mevrouw Beckerman voor deze wetenschappelijke benadering. Als
je er eentje heel erg goed doet, weet je beter wat je moet doen met de
rest. Dat is inderdaad wel heel relevant. Het is belangrijk. Het is
natuurlijk ook zeker denkbaar dat andere scenario's omtrent het
Palmhoutwrak werkelijkheid worden, maar daar is wel meer geld voor nodig
dan ik op dit moment heb. Maar ik roep iedereen op om de manier van
denken van mevrouw Beckerman over te nemen, zodat we er eentje heel erg
goed kunnen doen en precies weten wat nou de juiste aanpak is voor
erfgoed dat onder water ligt. Daar ben ik het wel mee eens.
De voorzitter:
U krijgt zo het woord, mevrouw Beckerman, maar even tussendoor: ik vraag
u, en ook de minister, het iets korter te houden, want anders gaan we
14.00 uur niet redden. Mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Kort is bij dit onderwerp voor mij echt heel moeilijk, want ik ben er
erg enthousiast over. Ik wil in mijn tweede interruptie even aandacht
vragen voor het onderwijs in combinatie met de arboregels. Het punt is
dat Nederland altijd heel erg goed was in dit soort onderzoek. Ik lees
in het stuk van de RCE — excuus, voorzitter — het volgende: "In het
onderwijs vormen arboregels een belemmering. Zo wordt aan de
Universiteit Leiden sinds een aantal jaar archeologie onder water en
maritiem erfgoedbeheer onderwezen, maar is men voor veldwerk genoodzaakt
naar Duitsland uit te wijken." Ik snap dat de minister zegt: we zijn dat
aan het onderzoeken; die brief komt van SZW. Maar ik zou als minister
van Onderwijs ook juist op dit punt heel goed nadenken, niet alleen over
het arboaspect, maar ook over het toekomstaspect, want dat hoort er bij.
Zonder goed onderwijs gaan we dit hele erfgoed, dus niet alleen dit
specifieke voorbeeld, niet goed genoeg kunnen beschermen en
onderzoeken.
Minister Bruins:
Specifiek voor maritieme archeologie is dat arboaspect zo belangrijk. Ik
heb ook samen met studenten op de Veluwe in grafheuvels staan boren;
daarbij zijn er een stuk minder arboaspecten. Je moet alleen wel zorgen
dat je op je rug let wanneer je de boor er weer uit trekt. Dat is ook
heel erg mooi werk, trouwens. Maar ik begrijp dit aspect. Als het gaat
om de inrichting van opleidingen moet ik zeggen dat ik als minister van
Onderwijs, zeker in het geval van hoger onderwijs, dus hbo en wo, geen
invloed heb op de curricula. Daar geldt echt de onderwijsvrijheid. Maar
ik besef heel goed het belang van veldwerk. We gunnen iedere student
archeologie mooi veldwerk, waar dan ook, maar de curricula moet ik echt
aan de onderwijsinstellingen overlaten.
De voorzitter:
Tot slot. Uw derde interruptie.
Mevrouw Beckerman (SP):
Wat de minister zegt is helemaal waar, maar zodra grote bezuinigingen
een grote impact hebben en je daardoor niet meer kunt voldoen aan de
wettelijke verplichtingen die zijn opgenomen in de Monumentenwet, in de
Erfgoedwet en in de Omgevingswet, gaat het wringen. Ik denk dat wij
weten met welke moties we gaan komen. We kennen het enthousiasme van
deze minister en ik snap al zijn antwoorden over geld, maar ik zou toch
willen vragen: wat wil hij nou de komende weken of maanden, of misschien
wel het komende jaar, op dit ministerie doen om hiervoor nog meer voor
te bereiden, naast hetgeen dat in die brief al genoemd wordt? Ik denk
namelijk dat hier wel een hele unieke kans ligt.
De voorzitter:
Volgens mij is de vraag helder.
Minister Bruins:
Het eerste punt zijn die arboregels. Daarover ben ik dus in gesprek met
mijn collega van Sociale Zaken. Ik wacht op het advies over specifiek
maritieme archeologie, over het werken onder overdruk, over het duiken.
Dat moet dus tot concrete oplossingen leiden, die voor alle partijen
werkbaar zijn. Dat wil ik in ieder geval nog ter hand nemen. Ik heb ook
het bedrag van 6,8 miljoen euro genoemd dat voor de komende drie jaar
klaarligt voor extra zaken. Dat zijn dus toch een paar dingen die nu
gaan lopen en waar ik ook verder mee aan de slag wil. Dit wil ik nu echt
op de rit zetten om ervoor te zorgen dat het op een goede manier tot
stand komt.
De voorzitter:
Oké, laten we het voor nu daarbij houden. Dan komen we bij het volgende
blok, musea. Ik vraag de minister om, als het even kan, naar een
versnellinkje hoger te schakelen. Dat mag.
Minister Bruins:
Dat is wat. Ik ben al aan het haasten, maar ik ga er in een nog hoger
tempo doorheen, voorzitter. De subinleiding laat ik weer weg.
Velen van u hebben gevraagd naar het Onderwijsmuseum, met name ook naar
de omgang met de collectie. Laat ik eerst de concrete vraag
beantwoorden: ben ik bereid om vanuit OCW samen met de gemeente te
kijken naar een noodfonds of overbruggingsregeling? Het antwoord is:
nee, dat ben ik niet van plan. Het betreft geen rijksmuseum. Ik ben ook
niet verantwoordelijk voor de collectie. Het Onderwijsmuseum valt onder
de staatssecretaris van Onderwijs en zit dus niet in mijn portefeuille
Cultuur. In de onderwijsportefeuille hebben we wel te maken met forse
bezuinigingen. Er zijn dus scherpe keuzes gemaakt tussen wat wel en niet
meer kan. OCW bekostigt ongeveer een derde — tussen een derde en de
helft; iets minder dan de helft — van het Onderwijsmuseum. De gemeente
heeft ook besloten om het niet meer te financieren. We hebben ervoor
gezorgd dat er voldoende tijd is voor een afbouwpad en voor het vinden
van alternatieve financiering. Daarom wordt de instellingssubsidie nog
verstrekt tot januari 2027. Zoals u bekend is, verkeert het
Onderwijsmuseum al langere tijd in financieel zwaar weer. De huidige
situatie was dan ook niet houdbaar.
Dat is het museum zelf, maar daarnaast hebben we natuurlijk de
collectie. Die is wel heel erg belangrijk. Het museum heeft hele mooie
objecten, die deels ook uniek en heel betekenisvol zijn voor het
vertellen van het verhaal van de geschiedenis van ons onderwijs. Daar
moet goed naar gekeken worden. Maar zoals ik al zei, is het geen
rijkscollectie. Het museum is verantwoordelijk voor het behoud van die
collectie en heeft zich daarbij ook te houden aan de Leidraad voor het
afstoten van museale objecten. Mijn Rijksdienst voor het Cultureel
Erfgoed kan hierbij adviseren. Die heeft veel kennis en ervaring
beschikbaar over de omgang met collecties. Maar ik ga niet over welk
object naar welk museum gaat. Ik kan een museum niet verplichten en
zeggen: jij zal objecten van het Onderwijsmuseum overnemen, jij moet dat
doen. Daar gaan musea zelf over en dat is niet mijn mandaat.
Dan de middeleeuwse ring. Ik dank de heer Stoffer voor de positieve
woorden en complimenten. Wat is nu de stand van zaken? Na publicatie van
mijn bedenkingen gold een termijn van zes weken waarin de ring binnen
Nederland verkocht mocht worden. De ring mocht dus niet verkocht worden
naar het buitenland, maar wel binnen Nederland. Conclusie: dat is niet
gebeurd. Als ik dan de Erfgoedwet volg, dan ga ik in onderhandeling met
de eigenaar om de ring aan te kopen voor de rijkscollectie en daarna
publiek toegankelijk te maken. Dat proces van onderhandelen is nu gaande
en ik zie er enorm naar uit om u op de hoogte te houden van het
resultaat van die onderhandeling.
Dan zijn er twee vragen van de heer Van der Burg. De ene ging over
oorlogsmusea, de andere over collecties in depots. De oorlogsmusea
vallen onder mijn collega Karremans van VWS. Net als hij onderschrijf ik
het belang van aandacht voor de Tweede Wereldoorlog en specifiek de
Holocaust. Dat is iets wat nooit mag worden vergeten en die musea en
herinneringscentra zijn buitengewoon belangrijk daarvoor.
Staatssecretaris Karremans heeft inderdaad middelen ter beschikking
gesteld voor de versterking van instellingen die gericht zijn op de
geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog. Dat is structureel geld en dat
loopt de komende jaren op tot 6,5 miljoen in 2029. Vanuit mijn rol voeg
ik daar dan nog aan toe dat musea en herinneringscentra in
rijksmonumenten aanspraak kunnen maken op de instandhoudingssubsidie.
Musea kunnen voor bijvoorbeeld tentoonstellingen ook nog terecht bij de
fondsen, zoals het Mondriaan Fonds. Dat heeft daar regelingen voor. Ik
denk dus dat de oorlogsmusea dankzij collega Karremans op dit moment een
toekomst hebben.
De andere vraag ging over collecties in depots. Dat was ook de vorige
keer een buitengewoon relevante vraag, van mevrouw Van der Wal, dus ik
ben heel blij dat de heer Van der Burg die vragen voortzet. Ik heb in
een brief veel cijfers gegeven over depots en de waardevolle collecties
die zich daar bevinden. We vinden allemaal dat collecties, naast dat ze
beschikbaar kunnen zijn voor wetenschappelijk onderzoek, ook maximaal
publiek toegankelijk moeten zijn. Een museaal object in een la bestaat
eigenlijk niet, totdat je dat waarneemt. We willen het dus publiek
toegankelijk hebben, via tentoonstellingen en bruiklenen. Maar er zijn
ook digitale mogelijkheden om iets publiek toegankelijk te maken.
Daarnaast ondersteunt de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed musea
met kennis bij behoud en beheer van collecties en bij
collectiemobiliteit tussen musea, waarbij sprake is van soms best wel
kwetsbare stukken. Zo worden werken uit depots publiek zichtbaar in de
museumzalen. Er is veel roulatie. Er is ook crosstalk met het
buitenland. Ook al zien we niet alles op één moment in musea — we hebben
meer erfgoed dan dat we in musea kunnen laten zien — er rouleert wel
veel en uiteindelijk is het natuurlijk de bedoeling dat alles een keer
publiek zichtbaar is.
De voorzitter:
Nog even ter verheldering: kan de minister een termijn aangeven waarop
de Kamer iets hoort over het vervolg van de middeleeuwse gouden
ring?
Minister Bruins:
Hoelang duurt die onderhandeling? Dat is natuurlijk de vraag. Ik denk
niet dat daar een termijn voor staat.
De voorzitter:
Onderhandelen kan eeuwig duren, dat klopt.
Minister Bruins:
Dit kan lang duren, maar we zetten er haast achter. Zullen we het zo
zeggen? Het zou mijn onderhandelingspositie schaden als ik nu een datum
zeg.
De voorzitter:
Nee, nee, dat begrijp ik. Maar ik dacht: ik check het even. Ik ken uw
onderhandelingskwaliteiten niet, maar ik wacht het af. We gaan het
gewoon afwachten.
Wij zijn aan het einde gekomen van het blok musea. We doen de
interrupties per blok, vandaar dat ik eerst even het blokje afwacht.
Mevrouw Rooderkerk is als eerste.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dat was toch wel een zeer teleurstellend antwoord van de minister. Hij
zegt ten aanzien van het Onderwijsmuseum eigenlijk dat hij er niet
helemaal over gaat en als er iemand over gaat, dat de staatssecretaris
van Onderwijs is. Die valt dan weer onder de minister, zeg ik daarbij.
De financiering valt weg. Dat is voor de musea een grote klap. Maar zij
zijn meteen gaan zoeken naar andere oplossingen om dat belangrijke
erfgoed, de geschiedenis van het onderwijs, te laten bewaren. Dan kan de
minister natuurlijk zeggen: nou, ik zit hier nog een paar maanden, dus
kijk maar even hoe ze het zelf oplossen en waar ze dat dan achterlaten.
Maar ik zou zo hopen dat hij nu zegt: ik zit hier nog een paar maanden,
dus laat ik mijn best doen om deze mensen te helpen. Het kan namelijk
zeker helpen als de minister van Onderwijs en de ambtenaren met het
museum in gesprek gaan en zeggen: goh, waar zien wij mogelijkheden? Zij
hebben zelf aangegeven bijvoorbeeld wat te zien in het onderbrengen van
de collectie bij het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek. In een
soort Naturalismodel kun je dan zowel onderzoek als een collectie bij
elkaar brengen. Het zou natuurlijk prachtig zijn als dat kan. Daar
liggen wellicht wel koppelkansen die te pakken zijn. Mijn vraag aan de
minister is: wil hij zich hiervoor inzetten? Ik heb hier namelijk ook
echt een Kamermeerderheid voor gehoord.
De voorzitter:
Inzet.
Minister Bruins:
Dank voor deze aanvulling, mevrouw Rooderkerk. Zoals ik heb gezegd, weet
ik dat er belangrijke museale objecten zijn in het Onderwijsmuseum, die
je niet verloren wilt laten gaan. Daarom is het nodig dat het museum de
tijd heeft om zorgvuldig te kijken welke objecten het betreft en of het
daar een goede plek voor kan vinden. Het heeft daar ook een jaar extra
voor gekregen. Het wordt dus 1 januari 2027, niet 2026. Ik kan daarbij
aan hulp aanbieden dat onze Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heel
veel kennis en ervaring beschikbaar heeft over de omgang met collecties
en over hoe je op een zorgvuldige wijze kunt ontzamelen, zoals dat heet.
Dat is een vak apart. De rijksdienst kan het Onderwijsmuseum daarbij
helpen. Dat is wat ik als inzet kan bieden. Ik kan daar inderdaad
blijvend advies bij bieden, zodat we ervoor kunnen zorgen dat dat wat
echt waardevol is en niet verloren mag gaan, voor het publiek
beschikbaar en zichtbaar blijft.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank daarvoor. Dat is vast van waarde. Maar waar ik ook een beetje naar
zoek, is het meedenken met de organisatie achter dit museum om dan echt
een nieuwe plaats voor de objecten te vinden. Het gaat dan niet alleen
om een advies van "je moet de collectie op deze manier bewaren of
ontzamelen", maar ook om de vraag hoe we er nou voor zorgen dat we deze
belangrijke geschiedenis van het onderwijs toegankelijk houden voor
leerlingen en leraren. Ik spreek hierbij ook het onderwijshart van de
minister aan. Laten we daarvoor zorgen. Laten we gewoon de hulp die we
kunnen bieden ook bieden, als het geld er dus nu niet is omdat de
minister dat niet heeft kunnen regelen. Laten we dat dan doen.
Minister Bruins:
Dan moet ik mezelf toch even splitsen in de "O" en de "C". Ik antwoord
even als Cultuurminister en dan moet ik er toch wel bij zeggen dat er in
Nederland heel veel musea zijn waar ik niet over ga. Sterker nog, ik ga
niet over de overgrote meerderheid van musea. Er zijn musea in Nederland
die geregeld worden door de samenleving. Met allerlei sponsoracties en
toegangsprijzen zorgen die musea ervoor dat ze rond kunnen komen. Ik ben
verantwoordelijk voor de rijksmusea. Dat zijn de musea met een
rijkscollectie of waarvan een deel van de collectie rijkscollectie is.
Maar ik kan niet alle musea in Nederland redden. Dit is er een die
inderdaad specifiek ligt bij de staatssecretaris van Onderwijs, die in
deze tijd van bezuinigen op onderwijs scherpe keuzes heeft moeten maken.
Dit is een gemaakte keuze die wat ons betreft onontkoombaar is en een
onderdeel is van de bezuiniging, van de taakstelling die we hebben
moeten verwerken in onze begroting.
De voorzitter:
Oké. Het punt is gemaakt.
De heer Koops (NSC):
Nog steeds over ditzelfde punt. De Leidraad afstoting museale objecten
is een indrukwekkend document waarin allerlei verschillende situaties
worden beschreven waarin een museum afstand doet van een gedeelte, dus
het ontzamelen dat de minister zojuist noemde. Ik zie die leidraad
alleen nergens ingaan op de situatie van een daadwerkelijk
faillissement. Ik wil helemaal geen faillissement, hè. Maar stel nou dat
niks lukt, dan is dat een van de manieren waarop zo'n museum kan
eindigen. Ik zie niet hoe die leidraad dan nog van toepassing is, want
dan is het niet langer een museum. Je hebt dan gewoon te maken met een
curator. Wat ik niet wil en wat volgens mij niemand wil, is dat er dan
opeens een handige opkoper is die de waardevolle objecten uit de
collectie pikt — pardon: betaalt aan de curator, die dan zijn eigen loon
heeft.
De voorzitter:
En uw vraag?
De heer Koops (NSC):
De vraag is dus: wil de minister toezeggen dat die situatie wordt
voorkomen en dat de afstoting inderdaad op deze ordentelijke wijze gaat,
ongeacht of er sprake is van een faillissement?
De voorzitter:
Kunt u die situatie voorkomen?
Minister Bruins:
Dit is precies de reden waarom de RCE op dit moment al betrokken is en
waarom we een extra jaar de tijd hebben gegeven om dit op een
ordentelijke wijze uit te voeren. Dat is juist om ervoor te zorgen dat
het museum wordt geholpen om een goede plek te vinden voor de
betekenisvolle museale objecten.
De heer Koops (NSC):
Meneer de voorzitter, ik heb nog een korte vraag.
De voorzitter:
De heer Koops nog tot slot.
De heer Koops (NSC):
Echt kort. Maar dat is nog niet de situatie van een faillissement, want
een faillissement kan ook op een onverwacht moment ontstaan. De vraag is
dus of de begeleiding dan als het ware over het graf, over het
faillissementsmoment heen doorloopt. Kan dat toegezegd worden?
De voorzitter:
Kunt u dat toezeggen? Anders heeft u nog een vervolg.
Minister Bruins:
Kijkend naar de financiële jaarverslagen verwacht ik geen faillissement
voor 1 januari 2027, dus de komende anderhalf jaar is er tijd om hier
goed mee om te gaan. De RCE begeleidt dat en is ervoor aan het zorgen
dat de objecten een goede plek vinden. Ik vind dat ook heel erg
belangrijk. Ik heb er erg veel vertrouwen in dat de Rijksdienst voor het
Cultureel Erfgoed daarvoor gaat zorgen.
De voorzitter:
Oké, helder. Dan komen we bij het volgende blok, cultuurbestel en fair
pay. Ik dank de minister alvast voor het versnellen in het vorige blok.
Bij dezen.
Minister Bruins:
Dank u wel. Het cultuurbestel, met name het cultuurbestel vanaf 2029,
dus de nieuwe BIS-periode, is door uw Kamerleden genoemd. Uw Kamer heeft
een motie van mevrouw Van der Wal aangenomen om de subsidieperiode aan
te passen naar zes jaar, maar ik hoorde al brede instemming met de
gedachte dat acht jaar ook kan. Dat hoorde ik overigens niet bij
iedereen, wel breed, maar niet bij iedereen. Daarbij moet ik wel zeggen
dat zo'n verlenging van acht jaar natuurlijk voor een beperkte groep
instellingen geldt. Het is bedoeld om ervoor te zorgen dat er minder
administratieve last is, minder rompslomp, minder circus. Er is gewoon
een beperkt aantal instellingen waarvan je eigenlijk al kunt aantonen
dat ze er iedere vier jaar weer binnen vallen. Daar kan je dus iets voor
betekenen. Dan is het bieden van een achtjarige subsidie een goede
mogelijkheid, maar er moet natuurlijk ook een mogelijkheid blijven voor
korter lopende subsidies. Als je meer stabiliteit levert, moet je ook
nadenken over waar in het systeem je dan flexibiliteit, vernieuwing en
innovatie gaat invoeren. Daar zal ik in mijn brief aandacht aan
besteden.
Ik heb gemerkt dat als ik alleen maar praat over de verlenging van vier
naar acht jaar, ik een te eenzijdig beeld van het nieuwe stelsel geef.
Daar is nu het punt: als ik van vier naar acht wil gaan, heb ik daar een
wetswijziging voor nodig. Daar moet ik nu heel snel mee aan de slag,
anders red ik het niet eens voor 2029. In 2027 moet ik namelijk uit
kunnen leggen hoe de nieuwe ronde in 2028 gaat lopen. Die wetswijziging
moet nu dus snel starten. Daarnaast heb je het ontwerpen van de nieuwe
subsidieregeling. Daar heb ik meer tijd voor nodig. Daar is geen
wetswijziging voor nodig, maar daar zitten al die nuances in, zoals meer
flexibiliteit en wat dan de rol van de fondsen wordt in de grotere BIS.
Kortom, dat schetsen heeft wat meer tijd nodig.
Ik wil de heer Van der Burg toezeggen dat ik u inderdaad uiterlijk in
september meld hoe ik om wil gaan met die langere subsidieperiode. Dat
moet in deze situatie inderdaad via de mr, de ministerraad. Als dat
allemaal lukt binnen de ministerraad, krijgt u nog voordat u met reces
gaat van mij zicht op hoe ik die periode wil verlengen.
We hebben gehoord dat die verlenging positieve effecten heeft, maar ook
negatieve effecten kan hebben, zoals mevrouw Van der Velde al zei. Een
subsidieregeling van acht jaar is in de rijksbegroting ongebruikelijk en
zet de zaken natuurlijk ook wel heel erg lang vast. Daarom moet je goed
kijken naar punten als: zit er nog een tussentijdse evaluatie in? Ik
denk zelfs dat dat wettelijk verplicht is bij subsidies langer dan vijf
jaar. Maar je moet dus ook kijken waar je dan de flexibiliteit gaat
vinden om ervoor te zorgen dat niet allerlei organisaties acht jaar lang
buiten de boot vallen, organisaties die ons ook zo waardevol zijn. Het
is dus een systeem als geheel. Daar moeten we heel goed over nadenken.
In 2026 zal ik komen met een breder plaatje van hoe dat stelsel eruit
gaat zien. Dat is even los van de wetswijziging die nodig is voor een
langere periode, die ik in september met u wil delen. Er is ook
gesproken over spreiding, onder andere door de BBB, maar ook door de
heer Mohandis van de GroenLinks-PvdA en door de VVD. Ik noem ook de
verankering in de regio.
De motie op stuk nr. 22 van de leden Van der Velde en Van Zanten vraagt
om een betere verdeling van cultuurmiddelen. Ik wil wel gezegd hebben
dat er juist in deze BIS-periode, de periode van 2025 tot 2028, al meer
regionale spreiding te zien is dan ooit tevoren. Dat is supermooi. Ik
kan niet meer ingrijpen in de huidige BIS-periode. Dat is het fijne van
een subsidieregeling: dat is een juridische verplichting, waar ik niets
meer aan kan doen. Dit geldt niet voor bestuurlijke afspraken, zeg ik
met een knipoog naar sommigen van uw leden die onderwijs in het pakket
hebben; dat is met mij. Subsidies liggen vast. Die zijn via een
zorgvuldig proces tot stand gekomen. Toen er over de motie werd gestemd,
heb ik al aangegeven dat ik de vraag over een betere verdeling zal
betrekken bij de inrichting van een nieuwe periode. Daar ga ik dus met
uw Kamer over praten op basis van de brief die in 2026 gaat komen. Dat
geeft mij ook voldoende tijd om hierover af te stemmen met
medeoverheden.
Enige leden vroegen ook wat ik ga doen ten aanzien van structurele
verbeteringen voor de cultuursector. Dat aspect neem ik ook mee in
diezelfde brief. Dan gaat het dus echt over de periode van 2029 tot
voorbij een horizon die u en ik ons nog kunnen voorstellen.
Er is ook gepraat over lokale bezuinigingen, over gemeenten die
bezuinigen op cultuur. De heer Mohandis sprak daarover, net als de heer
Koops. Het is belangrijk dat provincies, gemeenten en Rijk afstemmen.
Cultuur is namelijk één geheel, één systeem. Die drie overheidslagen
moeten het goed doen. Maar gemeenten voeren hun eigen beleid. Ik heb
veel overleg met ze. We hebben ook convenanten. Daarin spreken we af hoe
we met cultuur en cultuurbeoefening willen omgaan. Ik vind het wel
belangrijk om vertrouwen te hebben in de keuzes die gemeenten maken,
want zij hebben het meeste zicht op wat er lokaal leeft. Ik blijf dus
goed in gesprek met de bestuurlijke partners in onze reguliere
overleggen. Ik spreek ze meermaals per jaar, het liefst ook nog op
locatie, zodat we met elkaar ook nog kunnen genieten van mooie vormen
van cultuur. Dat blijven we dus vooral doen. We blijven heel goed
afstemmen op basis van convenanten. Ik denk dat dat voor de
verschillende overheidslagen ook de juiste manier is.
Mevrouw Rooderkerk sprak nog over een zorgplicht voor cultuur. Ook de
heer Koops sprak daarover. De originele motie sprak over een zorgplicht.
Het dictum van de aangenomen gewijzigde motie vraagt mij om goed overleg
te voeren met de medeoverheden. Ik heb in een eerder debat gezegd dat op
het moment dat we een wettelijke zorgplicht op het gebied van cultuur
zouden gaan invoeren, ik daar ook middelen bij wil leveren. Dat doen we
ook op andere plekken binnen de culturele sector: als we een zorgplicht
eisen of wettelijk vastleggen, dan moet je dat als Rijk financieel
gezien gemeenten ook compenseren. Dat geld heb ik op dit moment niet.
Daarom wil ik op dit moment ook geen wettelijke zorgplicht invoeren. Dat
vind ik geen realistisch scenario; IPO en VNG geven hetzelfde aan.
Zoals de motie mij vraagt, ben ik wel in gesprek met de medeoverheden om
ervoor te zorgen dat er zo veel mogelijk afstemming is. Ik zie ook dat
er bij mijn medebestuurders in andere overheidslagen verschillende
ideeën zijn over de vraag of een zorgplicht een goed idee is of niet. Ik
wil daar in ieder geval met ze over in gesprek blijven, zoals de
aangenomen motie mij vraagt.
Dan het laatste punt. Verschillende leden, zoals mevrouw Beckerman en de
heer Mohandis, hebben gevraagd naar fair pay. Daarbij kan ik als eerste
zeggen dat er in de huidige BIS-periode 36 miljoen is toegevoegd aan de
BIS voor fair pay. We hebben dus een grote stap gezet wat betreft fair
pay. Je kunt je altijd afvragen of het genoeg is. Er mag altijd meer
geld naar de cultuursector, zeg ik als cultuurminister. Maar er is wel
36 miljoen bij gekomen, omdat dat belangrijk is.
Er werd specifiek gevraagd naar de makers versus de instellingen. Waar
moet het geld nou naartoe? Makers zijn belangrijk, want zonder makers
heb je geen culturele sector. Via de instellingen gaat er ook veel geld
naar de makers. Denk maar aan de orkestleden van welk orkest dan ook, of
aan andere makers die in dienst zijn bij instellingen of op een andere
manier bij instellingen betrokken zijn.
Binnen het huidige stelsel zijn er vanuit het Rijk veel mogelijkheden
voor makers. Dan noem ik ook nog de rijkscultuurfondsen, waar de makers
natuurlijk heel direct naartoe kunnen stappen. Er is ook een belangrijke
rol voor gemeenten als het gaat om makers binnen het eigen lokale
domein. Ik denk dus dat er een goed evenwicht is.
Er is ook gepraat over het sectoraal convenant en werkgevers. Dit vergt
een beetje uitleg. Een aantal jaren geleden is vastgesteld dat de
arbeidsmarkt in de culturele sector behoorlijke problemen kende. Toen is
de sector zelf tot een code gekomen: de Fair Practice Code. Er is in dat
kader geprobeerd om afspraken te maken tussen werkgevers en werknemers
over een aantal zaken. Dat is helaas niet gelukt. Ik vind dat jammer.
Maar ik ga ook niet over de gesprekken tussen werkgevers en werknemers.
De sector is verantwoordelijk om daar afspraken over te maken. Als het
gaat over een cao, kunnen die afspraken ook algemeen verbindend worden
verklaard. Er is al gepraat over de ketentafels. Kortom, het is een
proces. Ik ga daar niet over. Het voortouw ligt echt bij de
sector.
Als het gaat over monitoring, verantwoording en naleving van de fair
pay, van de eerlijke beloning, voor de BIS-gesubsidieerde instellingen,
dan geldt nu dat zij zich moeten verbinden aan de collectieve
tariefafspraken. Daar hebben we 26 miljoen extra voor toegevoegd aan de
BIS. In 2026-2027 wordt fair pay geëvalueerd. Dit komt ook weer bij uw
Kamer terecht. Op basis van die uitkomsten kan ik, of mijn
ambtsopvolger, samen met uw Kamer bepalen of eventuele vervolgstappen
nodig zijn.
Voorzitter. Dat was mijn blokje fair pay en cultuurbestel.
De voorzitter:
Als eerste ga ik naar mevrouw Rooderkerk.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Als er een aangenomen Kamermotie ligt, dan verwacht de Kamer dat de
minister daar wat mee doet en niet dat hij alleen in gesprek gaat en
lekker een beetje gaat zitten praten. Sorry, maar dit is wel wat er nu
gezegd wordt, namelijk: goed, ik ga wel met de mensen praten. Maar dat
is niet wat die motie vraagt. Die vraagt natuurlijk om daar dan ook wat
mee te doen, om dit terug te koppelen naar de Kamer en het culturele
veld. Ik word een beetje boos, omdat ik me niet serieus genomen voel als
Kamerlid. Ik vind dat echt vervelend. We weten namelijk dat er een hele
grote wens vanuit de cultuursector ligt om dit te gaan regelen. Nee, ik
vraag de minister niet om dit per direct in te voeren. Dat zou wel van
daadkracht getuigen, maar dat vraag ik hem niet. Ik vraag hem: wil hij
dit verkennen en beleidsneutraal opleveren? Wil hij een brief sturen aan
de Kamer waarin hij aangeeft: dit is hoe je het zou kunnen doen, dit
zijn de opties, zo zou het kunnen? Dan hebben wij namelijk iets waarmee
wij de volgende periode verder kunnen. Dan helpen we het veld verder.
Dan helpt de minister de cultuursector verder. Dat zou mijn verzoek
zijn.
Minister Bruins:
Fair. Ik begrijp mevrouw Rooderkerk. Het dictum van de motie verzoekt de
regering in gesprek te gaan met de medeoverheden, maatschappelijke
organisaties en belangenbehartigers, en te onderzoeken hoe een bloeiende
culturele sector in heel Nederland beter geborgd kan worden. Dat is een
belangrijke motie. Ik doe dit. Ik voer die ook uit. De vraag is: hoe
informeer ik de Kamer daarover? Ik heb de Kamer in ieder geval
geïnformeerd over de bestuurlijke convenanten die ik heb gesloten.
Daarin wordt beschreven hoe ik in gesprek ben met de medeoverheden en
hoe we een gezamenlijke verantwoordelijkheid voelen voor de culturele
sector. De eerstvolgende stap is — dat hoor ik mevrouw Rooderkerk ook
vragen — om na te denken over die nieuwe periode. Als ik kom met een
voorstel hoe dat nieuwe stelsel wordt ingericht vanaf 2029, dan is dat
weer het moment dat ik mevrouw Rooderkerk en haar collega's zal
informeren over mijn ideeën over hoe de gezamenlijke
verantwoordelijkheid met de medeoverheden ligt en hoe we ervoor gaan
zorgen dat de bloeiende culturele sector, zoals dit in de motie wordt
genoemd, beter geborgd kan worden.
De voorzitter:
Wanneer komt die brief? Is dat voor de verkiezingen?
Minister Bruins:
Nee, dat wordt volgend jaar. Ik zal het nog even herhalen. Eerst moet ik
de wetswijziging, nog voor het verkiezingsreces, erdoorheen zien te
krijgen, zodat we de periode voor de BIS kunnen verlengen. Dat is in
lijn met de aangenomen motie-Van der Wal. Daar zit haast achter, omdat
een wetswijziging tijd kost. Daarna volgt het ontwerpen van de
subsidieregeling. Dat is geen wetswijziging. Daar heb ik dus meer tijd
voor. Dat wil ik samen met de sector en de medeoverheden doen. Daar ben
ik op dit moment over in gesprek. Volgend jaar kom ik met een voorstel
voor de gewijzigde regeling. Dan ben ik nog ruim op tijd, dus voordat de
regeling open moet, in 2028. De regeling is voor 2029, maar moet open in
2028.
De voorzitter:
Oke, duidelijk. We waren aan het einde gekomen van het blok
cultuurbestel en fair pay. Als niemand nog een vraag heeft, heb ik nog
één korte interruptie vanuit mijn fractie. Die gaat over fair pay. De
vorige keer dat we hierover spraken, zei u: ik ga me hard maken om te
komen tot een sectoraal convenant, want het moet duidelijk zijn dat fair
pay meer is dan iets op papier en dat het meer is dan "er is extra geld
voor uitgetrokken". Toen proefde ik bereidheid. En nu zegt u: ik ben
daar geen partij in. Als er niet wordt geduwd richting werkgevers, dan
gaat dit gewoon niet echt van de grond komen. Dan blijft het bij goede
voornemens. Mijn vraag is dus toch: bent u nog bereid om iets te doen om
dit weer op gang te brengen? Daarmee bent u geen directe partij, maar
kunt u wel een aanjagende rol vervullen. Graag een reactie.
Minister Bruins:
Ik wil daar wel op blijven duwen. Het eerste is inderdaad dat ik die
ketentafels organiseer. Er worden, kan ik wel zeggen, wel degelijk goede
stappen gezet. Het proces loopt dus en ik volg dat ook goed. Maar ik zeg
nog wel een keer: het voortouw ligt in de sector, want het is iets
tussen werkgevers en werknemers. Wel verplicht ik, want dat ligt echt
bij mij, de instellingen die BIS-subsidie ontvangen om zich te verbinden
aan de collectieve afspraken. Daarmee geef ik het goede voorbeeld.
Daarmee geef ik aan hoe het hoort te gaan in de sector. Daarmee ben ik
voortrekker en voorloper, en wil ik ook een gids zijn voor hoe dit hoort
te gaan, zodat er een eerlijke beloning is in de culturele sector, zodat
ook medeoverheden en andere financiers dat volgen. Ik denk dat ik op dit
moment het beste het voortouw kan nemen en een gids kan zijn, naast dat
ik de werkgevers en werknemers aan de ketentafels blijf brengen.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Ik kan mij voorstellen dat mijn fractie daar toch net
iets anders naar kijkt en dat dit een vervolg krijgt in een mogelijk
tweeminutendebat later.
Dan zijn we aan het einde gekomen van dit blok. Ik kijk nog even naar de
leden, maar er zijn geen interrupties meer. Dan komen we bij blok vijf,
bibliotheekbestel plus boeken.
Minister Bruins:
Ja, bibliotheek en boeken. Hoe zorgt de minister dat het recht op een
bibliotheek niet afhangt van je postcode? Ja, dat is heel belangrijk.
Wij wijzigen de Bibliotheekwet. Er komt — daar hebben we er één — een
zorgplicht voor gemeenten en daar zit extra geld bij. Wij zorgen voor
die zorgplicht, zodat iedereen straks toegang heeft tot een volwaardige
bibliotheek. Om zich hierop voor te bereiden krijgen gemeenten in 2025
en 2026 extra budget, afhankelijk van het aantal inwoners, met een
minimum van €100.000 voor kleine gemeenten. Dat gebeurt via de
zogenaamde decentralisatie-uitkering in het Gemeentefonds. Dat is een
manier waarop je een zorgplicht op een zorgvuldige manier in het veld
kunt zetten. Vanuit het uitgangspunt van goed en behoorlijk bestuur is
het dan wel van belang dat gemeenten geen extra plichten krijgen zonder
dat er een fatsoenlijke voorbereidingstijd is. Het is de
verantwoordelijkheid van de lokale politiek om het gemeentebestuur aan
te spreken op de besteding van die middelen. Ik heb op 18 maart
jongstleden alle gemeenten een brief gestuurd om hen te wijzen op deze
decentralisatiemiddelen, bedoeld voor bibliotheken. Het geld is er, de
zorgplicht komt er en men heeft de tijd om dit nu goed in te
regelen.
Daarbij vroeg de heer Mohandis of ik de Bibliotheekwet zo snel mogelijk
zou kunnen laten behandelen. Wel, het wetsvoorstel ligt momenteel in de
internetconsultatie. Die is eind december afgerond. De afgelopen maanden
heb ik de verschillende uitvoerings- en handhaafbaarheidstoetsen
ontvangen. Op basis van die ontvangen reacties en toetsen wordt
momenteel in kaart gebracht hoe we dit dan naar uw Kamer krijgen. Gelet
op het belang van het zorgvuldig afronden van de consultatiefase is er
nog wel enige tijd nodig. En voordat ik het wetsvoorstel naar uw Kamer
kan sturen, moet het eerst via de ministerraad en langs de Raad van
State. Daarna komt het wetsvoorstel zo snel mogelijk naar uw Kamer. Ik
zie geen mogelijkheid om dat proces zodanig te versnellen dat het nog
voor uw verkiezingsreces in uw Kamer zou liggen. Ik denk wel, als ik een
voorzichtige uitspraak mag doen, dat het wetsvoorstel in september naar
de Raad van State kan, als het allemaal lukt in de ministerraad.
De heer Stoffer vroeg naar de vergoedingen voor luisterboeken.
Luisterboeken worden door commerciële streamdiensten aangeboden en in
het publieke domein door de online Bibliotheek. In de online Bibliotheek
wordt voor elk gebruik van een luisterboek een vergoeding betaald die
vergelijkbaar is met het lenen van een e-boek. Daar is het dus zoals de
heer Stoffer wil. In het commerciële domein is de uitlening van
luisterboeken opgenomen in het modelcontract tussen de organisaties van
uitgevers en auteurs. Het gebruik van een luisterboek wordt daarin
gelijkgesteld aan het gebruik van een e-boek. Op die manier is er naar
mijn idee een goede regeling voor zowel het publieke als het commerciële
domein. Wellicht heeft de heer Stoffer meer specifieke informatie over
de situatie die hij dan bedoelt, maar die hoor ik dan wellicht bij
interruptie, want dit is het einde van mijn blokje, voorzitter.
De voorzitter:
Collega's op de bieb? Dan had ik een hele korte interruptie. U zegt
"september" … Nee, excuses, u zegt "na de verkiezingen", maar u hoopt
dat er in september iets naar de Raad van State kan. Het gaat hier over
de zorgplicht voor de bibliotheek. Er is eerder ook een discussie
geweest over een bredere zorgplicht voor de cultuursector. Toen zei u
dat dat u heel ingewikkeld leek. Bent u wel bereid om alle plussen en
minnen die u heeft opgedaan bij dit traject voor de Bibliotheekwet toch
breder te bekijken en de Kamer in ieder geval te informeren over de
plussen en minnen van een zorgplicht voor de brede cultuursector? Dan
zegt u nog steeds niet "ik wil het" of "ik wil het niet", maar wel
"Kamer, dit zijn de financiële complicaties." Dan kunnen we ook leren
van een zorgplicht wellicht in andere cultuurdomeinen, -sectoren et
cetera.
Minister Bruins:
Kijk, de belangrijkste voor- en nadelen heb ik eigenlijk net wel genoemd
bij de behandeling van de zorgplicht voor de bibliotheken. Als je een
zorgplicht oplegt — iets waar ik overigens zeer terughoudend in ben,
want ik vind dat in de overheidslagen ieder zijn verantwoordelijkheid
heeft — moet je dat doen met een financiële impuls, zodat gemeenten die
plicht ook kunnen dragen. Mijn voorkeur gaat uit naar bestuurlijke
convenanten, zoals op dit moment, om zo in gezamenlijk gesprek dit te
doen. Ik kan me op dit moment ook niet voorstellen wat een zorgplicht
cultuur zou moeten kosten. Ik wil dat echt aan een ambtsopvolger laten.
Ik vind de manier waarop we nu met elkaar omgaan in de cultuur, dus als
drie overheidslagen, als gelijkwaardige partners die beseffen dat men
lokaal het beste weet wat er nodig is voor cultuur en met een
rijksoverheid zich dienend opstelt aan dat proces, een heel mooie
manier. IPO en VNG zijn ook niet zomaar voorstander van een zorgplicht
cultuur.
De voorzitter:
Dat kan ook fantastisch met een zorgplicht, maar ik denk dat dit een
punt is dat in een mogelijk vervolgdebat aan de orde kan komen. De heer
Stoffer?
De heer Stoffer (SGP):
Ja, ik heb nog een punt in reactie op het antwoord dat de minister mij
gaf over de vergoeding van luisterboeken. Ik heb een brief gekregen van
een auteur. Ik zal zorgen dat de minister die brief van mij
krijgt.
Minister Bruins:
Heel fijn, dank u wel. Op het punt van auteurs en auteursrecht is het
wetsvoorstel Wet versterking auteurscontractenrecht door de Tweede Kamer
gegaan en ligt nu bij de Eerste Kamer. Dit is een wetsvoorstel van de
minister voor Rechtsbescherming van het vorige kabinet, zeg ik uit mijn
hoofd.
De voorzitter:
De heer Weerwind.
Minister Bruins:
Dus als het daarover gaat: dat ligt in de Eerste Kamer. Maar ik heb
graag nog even contact over de vraag waar het over gaat.
De voorzitter:
Dat is een iets andere reikwijdte, maar goed. Oké. Helder. Dan zijn we
aan het einde gekomen van het blok over het bibliotheekbestel en boeken
en gaan we heel snel door naar de varia. Daarna bekijk ik even met de
collega's hoe we de tweede termijn doen, c.q. een mogelijk
tweeminutendebat — ik weet dat mevrouw Beckerman dat voornemens
is.
Minister Bruins:
Voorzitter. Er liggen nog een aantal vragen in het blok over varia. De
heer Krul sprak over het plan van de gebarentaalorganisatie. Een
toegankelijke culturele sector is belangrijk. We hebben ook het
VN-verdrag voor mensen met een handicap. Ik heb het advies gelezen van
het Adviescollege Nederlandse Gebarentaal. Ik heb hier schriftelijk op
gereageerd. In mijn reactie kunt u lezen dat ik met een aantal zaken
echt aan de slag ga, zoals dat kennispunt toegankelijkheid, waar ook
informatie over gebarentaal in terecht zal komen. Ook onderzoek ik
momenteel of een subsidieregeling kan worden opgesteld die
toegankelijkheid en inclusie in de cultuursector en de mediasector kan
stimuleren.
De heer Koops vroeg mij naar het RAAP-arrest. In mijn brief van 11 maart
jongstleden heb ik u geïnformeerd over een brief van een aantal
lidstaten van de Europese Unie aan de EU-Commissaris. Ook Nederland
heeft deze brief gesteund middels een ondertekening door de
staatssecretaris Rechtsbescherming. In deze brief spreken de lidstaten
hun zorgen uit over de gevolgen van het RAAP-arrest. Dit loopt via JenV.
Het vindt dus plaats op EU-niveau. De reactie van Commissaris Virkkunen
op deze brief hebben we nog niet ontvangen. Ik heb er vertrouwen in dat
er spoedig een positieve reactie zal komen. Zodra die er is, zal ik uw
Kamer een afschrift doen toekomen.
Het laatste punt gaat nog over het punt van groepsidentiteit van mevrouw
Van der Velde. Ik begrijp haar punt. We willen mensen niet indelen in
hokjes en we willen mensen niet indelen op basis van een groepskenmerk.
Dat moeten we niet willen in dit land. Het is belangrijk voor de
diversiteit dat iedereen kan zijn wie die wil zijn, maar ook dat
iedereen wordt gezien als een persoon en niet als onderdeel van een
groep. De sector is van en voor iedereen. Als we het hebben over
toegankelijkheid, is het wel belangrijk dat we inzicht hebben in wie er
werken en hoe zich dat ontwikkelt. Is er voor iedereen een gelijke kans
om mee te doen in de culturele sector of te genieten van cultuur? Ik
denk dat het voor mevrouw Van der Velde belangrijk is dat ik aan haar
kan bevestigen dat het kabinet niets oplegt aan de sector. Dat doen we
niet. Ik denk dat dat belangrijk is.
Dat was het laatste uit mijn blokje varia, voorzitter.
De voorzitter:
Dan zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van
het kabinet. Wellicht zijn er nog interrupties over het blokje varia.
Dat mag, heel kort. Maar voor ik dat doe, wil ik even bij de leden
checken of we een tweede termijn doen. We kunnen nog een heel snelle,
korte tweede termijn doen. We moeten 14.15 uur de zaal uit. Dan worden
we eruit gebonjourd, want dan komen onze collega's. Ja? Oké. We hebben
ook nog een tweeminutendebat. We hoeven het nu niet helemaal af te
ronden. U heeft ook gewoon de mogelijkheid om in een mogelijk
tweeminutendebat nog iets te willen van het demissionaire kabinet.
Mevrouw Van der Velde heeft een interruptie.
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Ik vind het fijn om te horen dat de minister zegt: wij willen niks
opleggen. Maar toch gebeurt dat wel, want er wordt ook gewoon aan
positieve discriminatie gedaan. Er wordt gezegd dat er meer vrouwen
moeten komen en dat meer mensen met een migratieachtergrond iets moeten
of niet moeten. Dat is gewoon wel positieve discriminatie. Dat is wel
hokjesdenken. Spreekt dat niet gewoon tegen wat de minister net gezegd
heeft?
Minister Bruins:
Het is belangrijk om nogmaals te zeggen dat ik de sector niets opleg. Ik
vind het wel belangrijk om te weten wie er werkzaam zijn in de culturele
sector. Een van de uitkomsten van het onderzoek waar mevrouw Van der
Velde ook aan refereerde, is bijvoorbeeld dat er in het meerjarig
gesubsidieerde deel van de culturele sector relatief weinig jonge mensen
werken. Daar werken relatief weinig mensen jonger dan 35. Ik vind het
best belangrijk om je de vragen te kunnen stellen: hoe komt dat nou en
zou je daar als sector wat aan willen doen? In de rest van de sector
werken wel jonge mensen. Die werken ook in andere sectoren. Maar daar
niet, dus blijkbaar is het meerjarig gesubsidieerde deel minder
toegankelijk voor jonge makers en jonge kunstenaars.
De voorzitter:
Oké. Volgens mij is het antwoord helder.
Minister Bruins:
Ik leg niks op, maar als de sector aan de slag wil met die resultaten,
dan wil ik dat graag aanmoedigen.
De voorzitter:
Oké, punt gemaakt. Dan komen we echt bij de tweede termijn. Ik ga het
niet klokken, maar probeer het even snel te doen. We hebben 1 minuut en
20 seconden. Gaat uw gang. Dat is een derde van de spreektijd van de
eerste termijn.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank, voorzitter. Ik wil natuurlijk graag een tweeminutendebat
aanvragen. Volgens mij hebben we ook al wel aangekondigd waar we moties
over willen indienen. Dat zit 'm natuurlijk op het stappen zetten om een
opgraving van het Palmhoutwrak of een van die wrakken bij de Rede van
Texel voor te bereiden. We denken namelijk dat dat echt een fantastische
kans is om te beschermen, om heel veel wetenschappelijke kennis toe te
voegen, om heel veel mensen te enthousiasmeren en om heel veel kennis op
te doen over hoe je dit soort onderzoek nou precies doet. Het is ook een
fantastische kans vanwege de internationale allure. Nederland is gewoon
echt uniek als het gaat om dit type erfgoed en we weten het bijna niet.
Ik heb dat heel vaak gezegd. Nou ben ik geen onderwaterarcheoloog, maar
als je archeoloog bent, vragen mensen vaak: "Archeoloog? Werk je dan in
het buitenland?" Dat vroegen ze vroeger altijd aan mij. Het is eigenlijk
zo jammer dat mensen die vraag stellen, want ze zouden eigenlijk in het
buitenland aan misschien wel Griekse collega's moeten vragen: "O,
archeoloog! Werk je dan in Nederland? Werk je dan in de Waddenzee?" Dat
lijkt me fantastisch. Dat lijkt me ook een motie waard, dus daar gaan we
op inzetten.
Voorzitter. Ik denk ook — dat is een wat heftiger punt — dat de
bezuinigingen die deze minister in de O van zijn ministerschap heeft
aangekondigd, ook een grote impact kunnen gaan hebben op cultuur,
erfgoed en archeologie. Dat is een grote zorg, waar we ook op terug
zullen komen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Beckerman. Dan komen we bij de volgende 1 minuut 20,
van D66.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank, voorzitter. We hebben veel besproken met elkaar. Ik zoek nog wel
naar wat we de komende maanden nog kunnen doen en waar we nog wel voor
kunnen strijden. Ik spoor de minister en de collega's nogmaals aan om
ons daar samen voor in te blijven zetten, want nog meer stilstand is
slecht voor de cultuursector. De cultuursector verdient structurele
steun en waardering, en een duidelijke toekomst.
We hebben ook veel gewisseld over het recht op cultuur. Het is goed dat
de minister nu ook aangeeft dat hij de stappen daarnaartoe zeker gaat
zetten. Hopelijk kunnen we daar in de volgende periode daadwerkelijk
voor gaan zorgen. Ten aanzien voor de langere termijn voor
cultuurinstellingen, om die vier jaar te verlengen naar acht jaar, hoor
ik hem zeggen dat hij deze periode nog een wet in gang wil zetten. Dat
is goed om te horen. Ik neem aan dat het dus naar die acht jaar gaat. Ik
check het even voor de zekerheid. Ik ben zo benieuwd wanneer de brief
komt die eerst nog in de ministerraad lag. Kunnen we die dan ook nog
verwachten? Er zijn namelijk nog veel meer zaken waar ik ook aandacht
voor heb gevraagd. De cultuursector zit daar met smart op te wachten.
Het gaat dan om aandacht voor makers, fair pay en cultuureducatie. Daar
zie ik nog wel heel graag naar uit.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Krul, CDA.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter, goed nieuws. Het is goed nieuws voor heel veel musea en
beheerders van monumentaal erfgoed dat de minister aan de slag gaat met
de nieuwe regeling. Wat ons betreft gaat dat iets te traag, maar we
hebben het er maar mee te doen. Zo is het ook wel weer. Voor de
verkiezingen een contourenbrief, bouwstenen of hoe de minister het ook
noemde; ik hoop dat we daar spoedig over geïnformeerd worden, en dan
volgt na de verkiezingen zo ongeveer die regeling. Dat is goed nieuws
voor heel veel instellingen.
Voorzitter. Ik heb een uitnodiging gehoord van de minister. Die wil ik
bij dezen accepteren, en ik ga ook gelijk een uitnodiging teruggeven aan
deze minister. Als hij dan toch in de Noordkop is, bezoek dan ook dat
prachtige stukje cultureel erfgoed, dat maritiem, nautisch erfgoed, in
Den Helder, het gebied Willemsoord. Dat is een prachtig, prachtig
stukje. Bezoek het Reddingmuseum of het Marinemuseum. Daar neem ik hem
graag mee naartoe op die dag. De uitnodiging is dus aanvaard, en ik geef
die ook graag weer terug.
Dank u wel.
De voorzitter:
De heer Koops.
De heer Koops (NSC):
Voorzitter, ik heb een vraag, en die is eigenlijk niet aan de minister,
namelijk of ik mee mag naar het Marinemuseum. Dat is namelijk een
schitterend museum, en die onderzeeboot daar, de Tonijn, daar wil ik
in!
Voorzitter, in werkelijkheid. Ik zit hier heel goed te luisteren. Het is
natuurlijk hartstikke prettig en fijn hoe de minister zijn best heeft
gedaan om dit debat voor te bereiden en ons zo veel mogelijk stukken te
geven. Dit geldt a fortiori voor de begrotingsonderhandelingen en de
begroting van het najaar. Ik heb dus de indringende oproep, die ik vast
ten overvloede doe, om ons voorafgaand zo veel mogelijk informatie en
voortgangsrapportages te verstrekken, zodat we als het ware zo goed
mogelijk beslissingen kunnen nemen in september.
De voorzitter:
Dank u. Mevrouw Van der Velde voor haar tweede termijn.
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Het enige wat ik eigenlijk kwijt wil is dat wij
de antwoorden van de minister niet echt afdoende vonden. Dus ja,
verwacht maar weer een aantal moties.
De voorzitter:
Mooi. Oostenbrink.
De heer Oostenbrink (BBB):
Dank, voorzitter. Natuurlijk ook bedankt aan de minister voor de
beantwoording. Ik hoor de minister hier zeggen dat er in de periode van
2025 tot 2029 meer sprake is van regionale spreiding dan ooit tevoren.
Dat is op zich goed nieuws, en daar zijn wij natuurlijk blij mee. Dat
sluit ook aan bij eerdere moties die we hebben genoemd. Tegelijkertijd
willen we wel blijven benadrukken dat wij ons zorgen maken over hoe die
spreiding uitpakt, ook vanaf 2029. We snappen dat dit niet gelijk nu
allemaal mogelijk is, maar het laat wel echt zien dat de noodzaak daarin
vanuit ons echt ligt bij het na 2029 echt goed spreiden ervan over het
hele land. Het is daarom ook goed om te horen dat de minister daar in
zijn brief op vooruitblikt. Wat ons betreft is het echt tijd om een
einde te maken aan het feit dat bepaalde provincies zijn uitgesloten en
buiten de BIS-boot vallen, als het ware. BBB zal zich dan ook blijven
inzetten voor eerlijke kansen in de regio en voor een betere en
evenwichtige spreiding van cultuur door het hele land.
De voorzitter:
De heer Van der Burg.
De heer Van der Burg (VVD):
Voorzitter. Een aangename kennismaking met de minister. Een
bewindspersoon die niet voorleest, maar wat vindt, dat vind ik sowieso
wel prettig en een verademing. Dat gezegd hebbende, gaf ik in mijn
bijdrage aan voor de verlenging van vier naar acht jaar te zijn, maar
ook uit te kijken naar de brief van de minister. Op basis van wat de
minister heeft gezegd, zeg ik, via de voorzitter, tegen de woordvoerder
van de PvdA dat dit dus ook betekent dat ik in het tweeminutendebat nog
niet zal kiezen voor de acht jaar, omdat ik de brief van de minister in
september afwacht. Fijn dat die in september komt, voordat het
verkiezingsreces begint.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan GroenLinks-PvdA.
De heer Van der Burg (VVD):
Excuus.
De voorzitter:
Het maakt niet uit. Ik ben van origine van de PvdA, dus in dat opzicht
heeft u het goed ingeschat. Dat heb je bij ons, hè? "Van origine" ben je
dan van een bepaalde partij. Nou ja, goed.
Voorzitter. Ja, "voorzitter", via mezelf! Deze dubbele rol is heel gek;
dat moeten we niet te vaak doen. Er zijn een paar punten wat
uitgebreider aangestipt. Ik wilde toch nog even doorgaan op fair pay en
de sectorale afspraken. Het moet iets bindender worden dan nu. Daar
blijf ik wel bij. We geven ook geld uit. Het gaat vaak om publieke
instellingen. Ik ga er nog eens op kauwen hoe we kunnen proberen u te
blijven aanmoedigen en werkgevers hun rol te laten pakken. Het gaat hier
niet alleen om werkgevers die geld uit de markt halen, maar ook om hen
die publiek worden gefinancierd. Daar kom ik dan nog op terug.
Er is al het nodige gezegd over de bibliotheken en de vier en acht jaar.
We gaan eens kijken wat het tweeminutendebat brengt. Ik wens u in ieder
geval veel succes de komende maanden in deze rol. We gaan eens kijken
wat we nog in gang kunnen blijven zetten zodat de culturele sector meer
krijgt dan een debat van elf maanden over iets wat er nooit is gekomen,
zoals de btw-verhoging. Laten we het nu gaan hebben over dingen die wel
nodig zijn om echt iets te doen voor een robuuster stelsel dan we nu
hebben.
Dank u wel.
Dan zijn we ook aan het einde gekomen van de tweede termijn van de zijde
van de Kamer. Ik kijk naar de minister. Wil de minister antwoorden op de
punten die gemaakt zijn?
Minister Bruins:
Voorzitter. Ik wil de commissie bedanken voor dit prettige debat. Het is
mooi om te zien hoe we allemaal een warm hart voor de cultuursector
hebben. We beseffen dat het niet alleen maar een belangrijk deel van ons
bbp is, maar ook een sector die bepaalt wie we zijn. Het is een sector
die verbindend kan werken en die het waard maakt ons land te
verdedigen.
Er is al een aantal moties aangekondigd op onderwerpen die buitengewoon
relevant zijn. Daar zie ik naar uit bij het tweeminutendebat.
Mevrouw Rooderkerk vroeg nog: wat kunnen we wel doen? Meneer Mohandis
sprak ook de wens uit om ook in de komende tijd, in de tweede helft,
echt nog stappen vooruit te zetten. Ik hoop van harte dat een boel zaken
niet controversieel zullen worden verklaard in uw Kamer, zodat we ook
echt stappen kunnen zetten, zoals bijvoorbeeld de brief over de langere
BIS-periode. Ik proef inderdaad brede steun ervoor, zeg ik tegen mevrouw
Rooderkerk, dat dat acht jaar moet zijn. Dat zeg ik ook tegen de heer
Van der Burg.
Ik ga met mensen op reis. Dat is ontzettend leuk. Op weg naar Texel kom
ik het Westfries Museum tegen. Ik kom Den Helder tegen. Dat gaat
allemaal heel erg mooi worden. We gaan zien hoe dat past in één dag. Ik
ga vragen om mijn agenda daar goed op in te vullen. We gaan zien wat we
met elkaar kunnen. We gaan met z'n allen carpoolen omwille van het
klimaat. Ja, we moeten de boottijden ook nog bekijken.
De heer Koops vraagt mij om zo veel mogelijk rapportages en brieven naar
de Kamer te sturen. Ik zou zeggen: in volle vaart vooruit op weg naar de
begroting voor 2026.
Meneer Oostenbrink noemt nog een keer de spreiding. Ik wil graag met hem
delen dat ik een overzicht aan het maken ben van hoe de spreiding
eruitziet als je alle vormen van cultuur meeneemt, niet alleen de BIS,
de kleine BIS of de grote BIS. Er gebeurt zo veel in Nederland, zo veel
moois. Hoe ziet het er nou eigenlijk uit als je dat totaalplaatje
bekijkt? Dat wil ik graag doen. Dat is een mooie basis voor een
onderbouwd debat over de spreiding van cultuur over het land.
Dat waren zomaar een aantal dingen. Ik vond de kennismaking met de heer
Van der Burg ook buitengewoon prettig.
Dank u wel en graag tot een volgende keer.
De voorzitter:
Een bijzondere bromance ontstaat hier. Wie weet wat dat nog gaat brengen
in de toekomst — in deze commissie bedoel ik dan, uiteraard.
We zijn aan het einde gekomen van de termijn van de zijde van het
kabinet. Ik dank de minister en alle ondersteuning voor de beantwoording
en alle voorbereiding daarvoor. Ik dank ook iedereen die hier is of dit
op afstand met geduld en passie heeft gevolgd. Ik dank alle Kamerleden,
ook alle nieuwe leden in deze commissie; nog een extra welkom, zeg ik
dan maar even tegen de heer Van der Burg. Maar volgens mij is het ook
het eerste Cultuurdebat van de heer Koops, als ik het goed heb. De
Archiefwet heeft u al gehad, dus het is uw semi-eerste keer.
Voordat ik de toezeggingen ga voorlezen — het zijn er wat, dus luistert
u goed mee straks — wil ik nog even iets uitleggen. Er is net een
tweeminutendebat aangevraagd door mevrouw Beckerman. Normaal gesproken
geleiden we dat door en vindt dat plaats. Dat is nog steeds het geval,
maar het gaat eerst op de lijst staan van de komende
procedurevergadering. Daarin moet de OCW-commissie besluiten of het
doorgaat. Bij tweeminutendebatten is dat meestal het geval.
Maar nu komt het. Dit vraagt wel even alle aandacht van alle leden die
dit voor het eerst meemaken en van alle aanwezigen. Onder dit debat
vallen allerlei zaken, allerlei brieven. Die heeft u op de convocatie
kunnen lezen. Ik kan mij voorstellen — ik noem even een voorbeeld — dat
mevrouw Beckerman iets wil met het onderwerp archeologie. Als die brief
op de convocatie controversieel wordt verklaard, dan is die
controversieel. Dan kan mevrouw Beckerman natuurlijk een motie indienen,
maar dan krijgen we een heel gekke situatie. Dan kan ik me voorstellen
dat de minister zegt: ik wil wel, maar uw Kamer wil het niet. Dus het
vraagt wat van de Kamerleden.
Ik leg het even uit. Als u iets van plan bent bij het tweeminutendebat,
is het belangrijk dat de zaken, de brieven, die daaronder liggen, niet
controversieel worden verklaard. Ik geef het even mee, zodat u daar
extra alert op bent en niet straks denkt: ik had een mooie motie, maar
de brief is in de ijskast gezet door diezelfde Tweede Kamer. Dat vraagt
dus even ons aller aandacht. Ik kijk naar de leden, maar ook naar hen
die zich afvragen: hoe gaat dat nou met het controversieel verklaren?
Sommigen van u vroegen dat aan mij. Ik dacht: ik leg het in één keer
uit.
Mevrouw Beckerman mag daar zeker op reageren. Uw tweeminutendebat wordt
bij dezen doorgeleid naar de Griffie plenair, maar ook naar de
procedurevergadering.
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter. Dat was ook de reden dat ik even opnoemde waar mijn motie
over ging. Ik zou collega's willen oproepen om datzelfde buiten de
vergadering om naar elkaar te doen. Dan weten we wat bij de
procedurevergadering de wensen van anderen zijn.
De voorzitter:
Ik vind dat een goede oproep. In het kader van collegialiteit zullen wij
dat tijdig doen bij u, zodat u weet waar we nog wat mee willen. Dat
geldt ook voor u.
Dan komen we bij de toezeggingen.
Ik hoor nu de stemmingsbel. Die duurt een minuut, dus ik wacht even, nog
45 seconden. Daarna ga ik toezeggingen voorlezen. Dan komen we bij het
einde van de vergadering. Moeten er leden per se nu gaan stemmen? Dan
dank ik de heer Koops voor zijn aanwezigheid. De stemming is niet
hoofdelijk, maar per fractie. De meesten zullen dan daar
vertegenwoordigd zijn. Ik wacht even, want ik weet dat er ook volgers
van dit debat op afstand zijn die willen meeschrijven als we de
toezeggingen voorlezen.
De minister stuurt voor de verkiezingen de uitgangspuntenbrief inzake de incidentele middelen voor de restauratieregeling. Na de verkiezingen volgt de publicatie van de regeling zelf.
Ik kijk even naar de minister. Check.
De minister zal de Kamer na de verkiezingen (maar voordat de regeling opengaat) informeren over de weeffout die tussen de Sim en de woonhuisregeling zit. In diezelfde brief gaat de minister ook in op de vraag of en, zo ja, hoe deze weeffout kan worden hersteld. Dat was volgens mij een toezegging aan de heer Stoffer en aan andere fracties.
De minister zegt toe de Kamer zo snel mogelijk te informeren over het vervolg van de middeleeuwse gouden ring. Omdat daar een onderhandeling aan ten grondslag ligt, houd ik het bij "zo snel mogelijk".
De minister zal de Kamer uiterlijk in september 2025 de wetswijziging ten behoeve van de langere subsidieperiode van de BIS doen toekomen.
Minister Bruins:
Het gaat om de brief.
De voorzitter:
Ja, ik ga hem even opnieuw doen.
De minister zal de Kamer uiterlijk in september 2025 de brief ten behoeve van de langere subsidieperiode van de BIS doen toekomen.
Check. Daarop volgt de vijfde toezegging.
Volgend jaar zal de Kamer het voorstel voor de gewijzigde regeling ontvangen. Hierin wordt ook ingegaan op de gezamenlijke verantwoordelijkheid met medeoverheden et cetera, et cetera.
Wilt u nog wat aanvullen?
Minister Bruins:
Het gaat dus niet om de regeling zelf, maar om de uitgangspunten van die
regeling, zodat ik die met uw Kamer kan bespreken.
De voorzitter:
De uitgangspunten van die regeling, dus nog niet de regeling.
Minister Bruins:
Nee, de regeling zelf wordt gepubliceerd in 2028.
De voorzitter:
Check, dan hebben we dat even aangevuld. Dank.
Dan de zesde en laatste toezegging die we hebben genoteerd.
De Kamer wordt in 2026/2027 geïnformeerd over de evaluatie van de Fair Practice Code.
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit debat. Ik wil nog even excuses aanbieden. Ik zit altijd voor in de commissie VWS, maar dan doe ik niet mee aan het debat. Dat is veel overzichtelijker. Het was even improviseren met het woordvoerder- en voorzitterschap tegelijk. Ik dank u allemaal voor uw geduld. Het is exact 14.00 uur. Ik sluit de vergadering.
Sluiting 14.01 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: [email protected] |
---|